Gnosis (of innerlijk weten, kennis van het hart, de kennis van het goddelijke) begeleidt de mensheid al gedurende haar hele ontwikkelingsweg op aarde. Gnosis wekt een nieuw bewustzijn dat leidt tot het ontwaken van de geest. Na lange voorbereiding wordt de mens ontvankelijk om deze oorspronkelijke energie van het leven op te nemen. De andere onderwerpen in dit boek dat J. van Rijckenborgh publiceerde in 1950 zijn onder andere de zeven chakra’s en gnosis, het slangenvuur en gnosis, kerk en gnosis, het mysterie van het endura. Het taalgebruik is onmiskenbaar van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar de boodschap is nu misschien wel actueler dan ooit.
WOORD VOORAF
Bijgaande twintig brieven, gericht aan al onze bekende en onbekende geestverwanten, bieden wij u hierbij aan, in de hoop dat velen het pad tot de Universele Gnosis mogen vinden.
Er is door de Universele Broederschap een activiteit ingezet om over de gehele wereld de belangstelling voor deze eonenoude, alomvattende wijsheid te wekken. Aan deze activiteit ligt de bedoeling ten grondslag de eeuwige waarheid met grote kracht de duisternis van deze wereld in te zenden, alvorens de huidige mensheidsperiode een wetmatig einde zal nemen.
Opgravingen en andere ontdekkingen zullen de stem van de wereldwerkers vergezellen. Vele publicaties over de Gnosis zullen het licht zien. De gehele mensheid zal in de gelegenheid worden gesteld haar houding ten opzichte van de onvergankelijke waarheid nadrukkelijk te bepalen, zoals het in de gang der dingen is vastgelegd, en opdat vervuld zou worden al hetgeen in de heilige taal van alle tijden gesproken werd.
Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri
1 DE WARE EN DE VALSE GNOSIS
Wanneer men leest, of hoort spreken over de Gnosis – een begrip dat in de letterlijke betekenis op kennis wijst – dan associeert men dit begrip over het algemeen met ‘verborgen kennis’ en verstaat men onder de benaming ‘gnostiek’ al het mysterieuze en dus voor de grove natuurmens ‘verborgen’.
Oorspronkelijk was de Gnosis evenwel de samenvatting van de oerwijsheid, de samenbundeling van alle kennis die direct heenwees naar het oorspronkelijke, goddelijke leven van een werkelijk onaards-goddelijk menselijke levensgolf.
De hiërofanten van de Gnosis waren de afgezanten – en zij zijn het nog – van het Onbeweeglijk Koninkrijk, die de goddelijke wijsheid aan een verloren mensheid brachten en de ene weg wezen aan hen die als verloren zonen terug wilden keren tot het oorspronkelijke Vaderland.
Deze Gnosis, zoals die door de hiërofantale boodschappers gebracht werd, werd nimmer te boek gesteld. Zij werd slechts mondeling overgedragen van leraar tot leerling. Niemand mag veronderstellen dat deze mondelinge doorgave van de Gnosis volledig was. Er was een groepscontact en een contact met de kandidaat zelf. In beide contacten werd geheel en al rekening gehouden met de staat-van-zijn van de betrokkenen, en van de Gnosis werd slechts datgene geopenbaard wat voor de kandidaat nuttig en noodzakelijk kon worden genoemd.
Zo kan men met zekerheid zeggen dat er niemand is in de dialectische dreven die de Gnosis in haar volledigheid heeft geopenbaard. Wie zegt te kennen, weet het niet – en wie de Gnosis kent, spreekt niet. Dat is een wet van de universele mysteriën; een wet die zeer streng wordt nageleefd sedert er sprake is van een dialectische natuurorde.
De dialectische mens heeft namelijk tengevolge van zijn ikcentraliteit, tengevolge van zijn geest-verloren-bewustzijn, de eigenschap alles wat hij grijpen en assimileren kan, op hoger of lager niveau, aan te wenden tot versteviging van de eigen staat. Dientengevolge zou de openbaring van de Gnosis aan dergelijke entiteiten niet tot hun heil, doch tot hun eeuwige verderf leiden.
Daarom wordt de Gnosis in haar volheid nimmer te boek gesteld en wordt zij ook nimmer in haar volheid mondeling doorgegeven, omdat velen zeer vlot en gemakkelijk mentaal opnemen en dus zichzelf en anderen dezelfde schade zouden kunnen toebrengen.
Aldus mogen wij inzien dat de openbaring van de Gnosis een proces is dat zich ontwikkelt met dezelfde snelheid als waarmee de leerling het pad gaat. De dialectische wet ‘eerst weten en dan doen’ is hier dus slechts zeer gedeeltelijk van toepassing. Om de Gnosis te mogen bezitten, om de hemelse bruid te mogen naderen, dient de leerling eerst te doen.
Dit doen is een bij iedere stap verantwoorde, intelligente handeling. Deze intelligente handeling wordt nauwgezet gadegeslagen. De hiërofanten kunnen nimmer worden misleid. Een pseudo-intelligente handeling is zuiver speculatie, waarbij het ik verdoken in een hoek ligt te loeren. Een pseudo-intelligente handeling is een pose, toneelmatig dus – en zulk een handeling wordt steeds doorzien.
Hoe kan een in nacht en donkerte ploeterende mens tot intelligente handeling komen, die de weg tot de Gnosis openbreekt? Om een mens daarin en daartoe te helpen zijn de hiërofanten onder ons gekomen. Al wordt de Gnosis niet geopenbaard, er wordt wel over haar gesproken en geschreven.
‘Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga, doch het eeuwige leven hebbe’. De Zoon des Lichts is er, en nu gaat het erom of u iets van Hem bemerkt. Iets van Hem bemerken wil zeggen, door Hem worden aangeraakt. Door Hem aangeraakt worden wil zeggen, de mogelijkheid bezitten tot intelligente handeling. Dat is geloven! Geloven wil dus nimmer zeggen: een stelsel aanhangen.
De hiërofanten van de Gnosis vertellen u bijvoorbeeld van de woestijn Gobi en van het wondere leven in Shamballa. Nu kan het zijn dat u onmiddellijk naar een bibliotheek snelt, in een poging wat meer van de Gobi en Shamballa te weten te komen, teneinde u zo volledig op de hoogte te stellen van wat daar allemaal gaande is. De signatuur van een dergelijke handeling is, hoe kan het anders, ikcentraal grijpen. Het mentale prepareren sluit alle aanraking van de Gnosis af.
Het zou ook kunnen zijn dat u, bij het horen of lezen van De Broederschap van Shamballa , ‘de stem’ innerlijk verneemt. Dan wordt u door de Gnosis genaderd in overeenstemming met de zuiverheid van uw gehoor en van de spontane handeling die daarvan het gevolg kan zijn.
Er wordt van de zijde der Broederschap geen onsje energie vermorst. Stel u voor dat u een onbekende leraar hoort zeggen: De weg tot het licht is een weg van gezondheid, vrijheid en vreugde. Stel u voor dat dit woord in een voorhoftempel van het Rozenkruis wordt geponeerd. Dan ligt er in dit woord een diamant verborgen. En nauwgezet wordt gadegeslagen of u de straling van het edelgesteente opmerkt en wat deze radiatie bij u doet.
U kunt bijvoorbeeld ziek zijn – en dus zal een weg tot gezondheid zeer aantrekkelijk voor u zijn. U kunt zich, door welke omstandigheid ook, zeer onvrij voelen, zodat de weg tot vrijheid voor u een grote bekoring heeft. Of u kent veel smart en moeilijkheden en u hebt dan vanzelfsprekend belangstelling voor ware en eeuwige vreugde. Zou u op deze wijze de verborgen diamant zien en haar flonkering ondergaan? Is het niet zo dat u veeleer dialectisch reageert? Waar u naar hongert, wat u mist, dat pakt u.
Wie mist echter het licht? Wie hunkert naar het universele licht, als een intens hunkerende, straatarme, dodelijk ver laten ziel ? Wie bemint tot in iedere vezel van zijn wezen de oerbron van het licht? Wie heeft nog dat oerverlangen naar de eenheid met God ? Wie beleeft innerlijk de kreet van de psalmist (Psalm 42): ‘Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar u, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God. Wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’ Wie heeft die primaire dorst naar God, terwijl hij gezondheid, vrijheid en vreugde mist?
Toch is het dat wat de Gnosis eist. In deze dorst naar hetlicht is de flonkerende diamant verborgen. Met deze primaire eis vangt de Gnosis, vangt de Bergrede aan: Zalig zijn de armen van geest, dat wil zeggen, zalig zijn de hunkerenden naar de geest, naar het licht. Wie in deze hunkering, in deze liefde, geheel en al opgaat, wie in déze liefde als wegtuimelt, wie daarin zijn gehele rijkdom stelt, hem zal al het andere geworden.
Als de Heilige Geest tot Maria komt om haar, de omgekeerde, de tot het licht gekeerde ziel, de heilbrengende synthese te reiken, dan staat er: Maria bewaarde al deze woorden in haar hart. Iets in het hart bewaren duidt op een toestand van volstrekte liefde tot God; het is het flonkerende edelgesteente als een hartstraling bezitten, een straling die uitgaat tot alles en allen. De vrouw die zulk een stralingskracht in onpersoonlijkheid kan doen uitgaan van het hartheiligdom, is een Moeder Gods, een Maria, een Isis. Immers, zij is de bezitster van het heilbrengende licht en zij brengt dit licht te gestelder tijd voort voor wereld en mensheid. Zij draagt de Gnosis uit tot een ieder die hunkerende is naar dat licht.
Als de oude Simeon dit licht des harten waarneemt in de tempel van het diepste innerlijk, spreekt hij: ‘Voorwaar, deze is gekomen tot een val en een opstanding van velen.’ De man die zulk een stralingskracht van het hartheiligdom in onpersoonlijkheid kan doen uitgaan, hij is Jozef de timmerman, hij is de metselaar die stuwt en roept en wekt. Hij is de hellebreker, die niet met laaiende drift zichzelf en anderen forceert, doch die in volmaakt evenwicht al zijn werktuigen hanteert om de Gnosis, of de eeuwigheid, ingang te doen vinden in de tijd.
Hij schaamt zich niet Maria tot zich te nemen als zijn vrouw, als zijn gezellin voor tijd en eeuwigheid, want dat wat in haar is verwekt, is niet uit de wil des mans, doch uit de Heilige Geest. De eigen zucht en de eigen wil glijden hier weg en het is de liefde Gods, die alle verstand te boven gaat, die Jozef vormt en Maria overschaduwt.
Kan de dialectische mens aldus nog iets bewaren in het hart? Is het bezit des harten voor hem niet meestal mysticisme, sentimentaliteit en emotie?
De hiërofanten van de Gnosis letten daarop en om die reden schrijven wij u. U kunt nu weten hoe zij werken. Zij spreken over de universele wijsheid, doch zij brengen u die niet als op een presenteerblaadje. Zij weven in hun woorden allerlei verborgen reactieprikkels, of zij trachten u door hun handeling tot reactie te bewegen. Zij slaan nauwlettend gade hoe en van welke geaardheid deze reactie is. Naarmate de ziel, dat is het bewustzijn, zichzelf verliest en zich aan de Eeuwige overgeeft, wordt de Gnosis geopenbaard. Deze weg gaat het Rozenkruis, als dienaar van de Gnosis, met u. Daarom is het uitgesloten dat de Gnosis als een zekere volledigheid, als een stelsel, kan worden geopenbaard en uitgegeven.
Wel kan, zoals wij reeds schreven, over de Gnosis worden gesproken en geschreven en het pad erheen worden aangeduid. Alles wat terzake door de hiërofanten wordt gedaan, is ruimschoots voldoende om de adspirant tot de primaire intelligente handeling te voeren.
Wij menen dat het noodzakelijk is nog een misverstand weg te nemen. Tallozen veronderstellen dat de Bijbel de taal van de Gnosis zou zijn, geopenbaarde Gnosis. Niets is minder waar! Ook de Bijbel getuigt van en over de Gnosis, hij wijst heen naar God. Evenmin kan men door allerlei occulte en kabbalistische methoden en sleutels de Bijbel op een andere wijze, op een meer verdiepende wijze, leren lezen. De kabbalistiek en dergelijke wetenschappen, zoals astrologie, behoren tot de valse gnosis, waarbij u het begrip ‘vals’ niet direct behoeft te verstaan als slecht, misdadig, doch als zuiver dialectisch, als tot deze natuur behorend.
U moet dit goed begrijpen. De taal is een middel waarmee de mens zijn gedachten, zijn gevoelens, zijn bedoelingen tot uitdrukking brengt. De taal heeft een klankbeeld en een schriftbeeld. Wanneer u nu de klank niet verstaat, of het schriftbeeld geen begrip in u kan opwekken, dan is het taalwetenschappelijk mogelijk met behulp van de verschillende methoden die er zijn, of die nog zullen worden uitgevonden, het klankbeeld of het schriftbeeld te analyseren en tot het begrip ervan door te breken. Maar als het klankbeeld u niets zegt en het schriftbeeld u niets doet, dan heeft u ook aan een kabbalistische of andere analyse niets.
Neem bijvoorbeeld het woord Jezus. Als wij dat woord kabbalistisch analyseren, krijgen wij Heilbrenger of Verlosser. Voor een mens die potdicht zit heeft noch de naam, noch de betekenis, de innerlijke diepte, enige zin. Voor iemand die openstaat voor de Gnosis heeft het woord- en klankbeeld geen enkel geheim dat nog ontsluierd zou moeten worden. Wie eraan toe is, wéét. Wie er nog niet aan toe is, behoeft niet te weten. Hij zou niet weten wat ermee te doen. Behalve ikcentrale blufmakerij.
Staat er dan niet veel verborgens in de Bijbel ? Natuurlijk wel, doch niemand kan het verborgene gebruiken als hij niet in het innerlijke ontsluierd is. Veel in de Bijbel is optekening van gesprekken tussen leraren en leerlingen. Als u zelf volgens de eis van de wet werkelijk leerling wordt, zult u geen neiging hebben verborgen diepte kabbalistisch te stelen. Alle kennis die aldus verzameld wordt, is geen kennis die vrijmaakt en geen wijsheid die alle verstand te boven gaat. Als u het pad gaat, wordt u alles om niet geschonken en zult u hoogstens in klankbeeld en schriftbeeld bevestigd vinden wat u reeds om niet ontvangen heeft.
U kunt dan ook vragen: ‘Heeft de Bijbel wel enige zin?’ De Bijbel heeft alleen dan zin als hij zijn roeping, zijn taak, vervult, vervullen kan. De auteurs van de Bijbel hebben de roeping direct te wekken en te stuwen tot de Gnosis, door de dialectische mens, zonder omhaal van woorden, direct aan te grijpen in zijn naakte werkelijkheid.
Wanneer dat geschiedt – zoals in de Bergrede en bij monde van Paulus – heeft niemand de behoefte aan kabbalistische analyse. Als Jezus de Heer spreekt van witgepleisterde graven, van buiten wit doch van binnen vol doodsbeenderen en venijn, verstaat de grootste domoor dit woord opperbest, zo best, dat het niet beter kan.
Wij hebben de plicht u op nog een misverstand te wijzen, een misverstand dat geheel en al verband houdt met het vorige. De boodschappers van de Gnosis richten zich met hetzelfde klank- en schriftbeeld tegelijkertijd tot verschillende groepen mensen. Dat wil niet zeggen tot verschillende groepen die vanwege landsaard en bloedstoestand een verschillend bewustzijnspeil hebben, doch tot groepen die zich op verschillende spiralen van zoekend leven bevinden. Elk van deze groepen puurt uit het klank- en woordbeeld hetgeen voor haar bestemd is.
Daarom is het in hoge mate verkeerd te noemen, iemand die tot een andere groep behoort lastig te vallen met een roepstem die niet voor hem of haar bestemd is en die onmogelijk voor de betrokkene helpend kan zijn.
Wat voor u niet bestemd is, doet zich aan u voor als gesluierd: u begrijpt er niets van en u behoeft het ook niet te begrijpen. Zorg ervoor dat u dit gesluierde niet mentaal steelt, of mystiek parodieert, of occultistisch tracht vast te grijpen. Zulk een Gnosis is voor u niet bestemd. Grijpt u haar toch, dan wordt zij voor u een loden last en onverteerbare kost.
De Gnosis komt tot een ieder in voor hem of haar verstaanbare taal, wijst een ieder het pad en kan door een ieder in primaire intelligente handeling worden benaderd.
INHOUDSOPGAVE DE UNIVERSELE GNOSIS
Woord vooraf
- De ware en de valse Gnosis
- Paulus en de Gnosis
- De Heilige Geest en de Gnosis
- Het slangenvuur en de Gnosis
- De Gnosis van de Pistis Sophia
- De Gnosis en de Kerk
- De Gnosis en dichters en denkers
- De Gnosis als het oerprana
- De Gnosis en de regeneratie van de gehele natuur
- De neerdaling van de zeven stralen van het oerpranische licht
- De zeven bevrijdende handelingen (i)
- De zeven bevrijdende handelingen (ii)
- De zeven bevrijdende handelingen (iii)
- De zeven bevrijdende handelingen (iv)
- De wondere hof van Gethsémané
- Het mysterie van het endura
- De glorievolle opstanding
- De wonderbare visvangst
- Het net van de visser
- Het compendium
Bron: ‘De universele gnosis’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 4
LEES OVER 5 BOEKEN VAN J. VAN RIJCKENBORGH OVER CHRISTELIJKE TEKSTEN UIT DE OUDHEID