Het compendium – hoofdstuk 20 van ‘De universele gnosis’ – J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

 

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

Het taalgebruik in het boek De universele gnosis van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri is onmiskenbaar van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar de boodschap is nu misschien wel actueler dan ooit. Hieronder volgt het slot van het boek:, hoofdstuk 20 met de titel ‘Het compendium’.

Het heeft de mensheid nimmer ontbroken aan figuren die haar het grootse, bevrijdende, transfiguristische leven op realistische wijze kwamen verbeelden. In een onophoudelijke reeks verheven demonstraties zag de mensheid, van de dagen van Adams val tot op dit uur, dat de fundamentele en structurele wedergeboorte niet slechts mogelijk was, doch tevens op een zeer redelijke basis berustte.

Tal van verlichte leraren, die wel ín, maar niet meer ván deze natuur waren, hebben aan de mensheid een universele, transfiguristische wijsbegeerte geschonken, waarin zij alles kan vinden met betrekking tot het pad en het ware leven zelf. Het is zo dicht bij haar gebracht en men heeft dermate alle geoorloofde redelijke en zedelijke middelen te baat genomen, dat het onbegrijpelijk is hoe weinigen enig besef van de transfiguristische wijsbegeerte in het bewustzijn omdragen.

Wel leeft er in het onderbewuste van velen een zekere mate van herinnering. Geen herinnering aan oorspronkelijk, goddelijk leven, doch overblijfselen van contacten die men in vorige bestaanstoestanden gehad heeft met de werkgemeenschappen van de universele Broederschap, die in het verglommen verleden het transfigurisme als ‘het ene nodige’ leraarden. Die herinnering is een bewijs dat zij voor zichzelf in de pre-tijd het pad van wedergeboorte hebben afgewezen. Daarom bleven zij aan het rad van leven en dood gebonden. Door die herinnering, zo deze bij u aanwezig is, wordt dus in de tempel van het moderne Rozenkruis, waar diezelfde eonenoude boodschap weerklinkt, een oude wonde opengereten en wordt u opnieuw in de wentelingen van het wiel voor hetzelfde conflict geplaatst.

Wij denken hier aan het bekende woord: ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, doch het zwaard.’ Dit woord heeft niets te maken met de opeenvolgende grote wereldconflicten, doch met de strijd in het eigen zelf, die onmiddellijk tot stand komt zodra men met de unversele wijsbegeerte geconfronteerd wordt.

Het is wonderlijk gade te slaan, hoe het woord des levens het conflict in de mensenziel baart. Hoe het veld van dienst van de Geestesschool soms veel weg heeft van een slagveld. Sommigen, bij wie geen psychologische reactie vanwege de herinnering wordt gewekt, zijn zeer verbaasd: ‘Waar praten die mensen over? Wat bedoelen zij ? Men heeft er geen enkel intellectueel of mystiek houvast aan. Wordt hier niet de exaltatie en de dwaasheid ten top gevoerd ?’

Anderen, bij wie de oude wonden worden opengereten, kunnen wild worden van kwaadheid, of uitermate nerveus, of zeer beangst, althans somber gestemd. Beschuldigingen aan het adres van de werkers zijn dan ook van tijd tot tijd aan de orde van de dag: ‘Is dát de liefdeleer van Christus die u brengt? Is dát de praktijk van “Kom allen tot mij die vermoeid en beladen zijt”? U maakt van uw School een strafkolonie voor gedoemden, die straks tot zelfmoord komen. Uw tempel is geen tempel van rust, maar keer op keer een plaats van hevige bewogenheid.’

Wat men burgerlijk verwacht van een Geestesschool is dit: men wenst te horen van een ethisch systeem van hogere bewustwording, van een cultuurmethode tengevolge waarvan lichaam, ziel en geest oprijzen als een god. Men wil daarbij wel wat beproevingen doorstaan, zich diverse opofferingen getroosten. Het mag ook wel wat kosten. Maar alles bijeen genomen moet er dan toch op verschillende spiralen van leven ‘winst’ in zitten.

U is daarbij vast niet zo dwaas over ijs van één nacht te gaan, want u bent zeer zakelijk. U neemt kennis van verschillende geestelijk-culturele stromingen. U is zeer welwillend, zoals het een be- schaafd mens past. U luistert scherp, want alle bieden u iets aan. Tenslotte neemt u uw besluit. U zet uw zinnen op het voor u voordeligste en, zakelijk als u bent, laat u zich niet van de wijs brengen als een ander u zegt nog voordeliger te zijn.

In de School van het Rozenkruis wordt u echter niets aangeboden, doch men wil u iets afnemen. Immers, de grondslagen van het transfigurisme berusten op het feit dat de fundamentele en structurele wezenswerkelijkheid van de dialectische mens niet in de godsnatuur begrepen is en dat deze dialectische wezenswerkelijkheid dus moet worden afgelegd, om het ware leven te vinden.

Dat nu is de oorzaak van alle strijd die door de Geestesschool ontketend wordt: de leerling dringt door tot de essentiële bedoeling en omvang van deze fundamentele dood der natuur en de- sondanks wenst hij deze weg nadrukkelijk niét te gaan.

Er zijn zeer weinigen die, als zij kennis nemen van de universele wijsbegeerte, niet begrijpen welke eisen door het transfigurisme worden gesteld. Er zijn ook zeer velen die eveneens volledig begrijpen waarom deze eisen worden gesteld en die tevens de enorme logica daarvan ontdekken.
Dat is het nu wat de mensen wild maakt. U moet enig verstand hebben van psychologie om dit in te zien. De logica, de onweerstandelijkheid van iets te beseffen en toch pertinent te weigeren de consequenties daarvan te aanvaarden!

Iedere mens heeft zich een zekere sfeer van gearriveerdheid geschapen, een waan van inzicht en levensbevrediging. De Bijbel noemt dat ‘de mantel’ die zij hebben aangetrokken. Velen zijn een lange weg gegaan van ethische en burgerlijke cultuur. De mantel die zij bezitten is prachtig geweven en van uitzonderlijke kleur. En nu is het bijzonder lastig deze mantel te moeten uittrekken en het woord in toe passing te brengen, eenmaal gesproken tot de rijke jongeling, die rijk aan burgerlijke, ethische, humanistische, natuurreligieuze en wettische gearriveerdheid was: ‘Ga heen, verlaat al wat ge hebt en volg mij.’

Er staat dan verder: ‘De rijke jongeling keerde zich bedroefd af.’ Dat is meestal de eerste reactie: teleurstelling. Doch dan komt de wrevel, de geprikkeldheid. Tenslotte de vijandschap, met alle gevolgen van dien. Een mens die zich ontmaskerd weet, is meestal nietsontziend, buitengewoon fors in zijn toepassing van de wet van het zijn of het niet-zijn.

Het transfigurisme betekent de magische inzet van een zuiver geweldloze wereldrevolutie. Het transfigurisme tast alle grondslagen van de dialectiek aan. Daarom is het, in welke vorm het ook verscheen, steeds in grote boosheid bestreden. Bestreden door hen die wisten, doch niet wilden.

Toch wist het transfigurisme, door niet te strijden, altijd te winnen. Een winst die, naarmate de eeuwen zich aaneenrijgen, steeds duidelijker zichtbaar zal worden. De wereld ijlt haar einde tegemoet en in de nieuwe mensheidsperiode, die aanstaande is, zal een enorme transfiguristische winst dit absolute einde nader accentueren.

Overal in deze wereld zijn, of worden, kleine en grote groepen gereedgemaakt in het daadwerkelijk beoefenen van verschillende transfiguristische aspecten of levensaanzichten, die uiteindelijk hiertoe moeten voeren. Op een gegeven moment zullen al deze groepen zich openlijk aaneensluiten, om aan de wereld te schenken, zoals de Fama Fraternitatis R.C. zegt, een instroming van genade en goedheid, waardoor het inzicht van de mens, zowel aangaande Jezus Christus, als met betrekking tot de oorspronkelijke natuur, zich meer en meer zal verdiepen. Dan zal het woord in vervulling gaan van Johannes 10: ‘Het zal worden één kudde en één herder.’

Aan deze gedachte ligt niet een idealistische hersenschim ten grondslag, waarvan de nevelrijkdom het meest essentiële is, doch het is een feit dat momenteel al de zoëven aangeduide groepen zich zeer opmerkelijk in de richting van een gemeenschappelijk optreden voortbewegen.

Een dergelijke neiging had in het verleden steeds begeleidende verschijnselen. Zo is het ook nu. Dialectisch zijn er stromingen tot wereldeenheid in beweging gezet. Zij imiteren de opdracht van de Broederschap aan de verschillende Scholen, het meer nationale aspect te verwisselen voor het internationale.

Wilt u nu in deze komende arbeid mee optrekken naar het grote doel, dan dient u het compendium van alle transfigurisme niet slechts volledig te beseffen, doch het ook in toepassing te brengen. En aangezien het klare weten voor de handeling moet uitgaan, wil de Gnosis u nog eens bepalen bij de meest kenmerkende aanzichten van het pad. Wij willen dat doen aan de hand van Johannes 10, het hoofdstuk dat wij zoëven citeerden:

‘Daarom heeft mij de Vader lief, aangezien ik mijn leven afleg, opdat ik het wederom ontvange. Niemand neemt het van mij, doch ik leg het uit mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen, en heb macht het wederom te nemen. Deze opdracht heb ik van de Vaderontvangen.’

U bemerkt dat het Evangelie van Johannes in ronde woorden hier het endura stelt. De praktijk, waarvoor men de Katharen in staat van beschuldiging stelde, hun het volgen van de meest duivelse leringen verweet en hen dientengevolge met vuur, honger, zwaard en marteling aangreep, vindt haar grond in de Bijbel en evangelisch in de woorden van Jezus de Heer.

‘Daarom heeft de Vader u lief’, wil zeggen, eerst dan is de binding tussen uw mikrokosmos en het universele licht hersteld, wanneer u uw leven aflegt, opdat u het wederom ontvange.

Op allerlei wijzen zijn deze woorden uitgelegd en in de praktijk getoetst. In de eerste plaats in de zin van het wonder. Jezus spreekt hier, zo zegt men, over zijn aanstaande dood aan het kruis en zijn opstanding ten derde dage.

De theoloog meent dat men door geloof in natuurreligieuze zin deel krijgt aan de dood des Heren en dus ook aan zijn opstanding. Immers, Christus ging die weg voor óns, in eenmalige offerande, en aan de overzijde van het graf zullen wij dus de opstandingsheerlijkheid binnengaan.

Anderen gaan van de veronderstelling uit dat men door een goed leven, volgens burgerlijke normatuur, een weg van ontwikkeling gaat die uiteindelijk tot de volkomenheid moet voeren.

De transfigurist evenwel ziet deze woorden in het licht van de universele wijsbegeerte. De eenmalige dood en opstanding Christi heeft betrekking op het feit, dat wie de weg van het endura gaat, definitief van het rad van geboorte en dood bevrijd is. Deze weg is duizenden malen heerlijker, goddelijker en wonderlijker dan de stoutste fantasie kon bedenken, omdat deze weg van werkelijke verlossing nog iedere dag wordt bewandeld door de leerlingen van de Gnosis, in praktisch, daadwerkelijk beleven.

U weet dat het hier gaat om een totale denaturatie van de gehele dialectische natuur, zowel naar bewustzijn als naar ziel en lichaam. En niet incidenteel, doch procesmatig, terwijl tegelijkertijd een andere wezenswerkelijkheid naar bewustzijn, ziel en lichaam uit de as van het oude zelf oprijst. De universele wijsbegeerte maakt duidelijk op welke wijze dit proces voltrokken wordt, uit welke elementen het bestaat en hoedanig de uitkomsten zijn.

Men zal zich nu kunnen voorstellen dat er mensen zijn die als volgt redeneren: ‘Kijk eens, als ik de lange rij transfiguristische getuigen overzie en hun levensstaat bestudeer, dan zit er in die vreemde leer toch wel iets dat voor mij van belang kan zijn. Laat ik mij allereerst eens goed oriënteren en dat pad enigermate beproeven, tot aan een zekere grens natuurlijk, om te zijner tijd definitief te besluiten of het mij bevalt.’ Dergelijke speculanten zullen zonder enige twijfel een negatief resultaat verkrijgen en het kamp der tegenoverwegers versterken.

Om het pad van transfiguratie te kunnen gaan, dient u macht te bezitten. Daarom sprak Jezus: ‘Ik heb macht het af te leggen, en heb macht het wederom te nemen.’ Als u deze macht mist, moet alle pogen tevergeefs zijn. Het is zelfs zo dat iemand die deze macht bezit, tot transfiguristische resultaten móet komen.

Sommige leerlingen van de School van het Rozenkruis zijn van de veronderstelling uitgegaan dat het ik der natuur tot wilswerking moest overgaan en dat in ikcentraliteit de macht verkregen kon worden. Anderen zijn het slachtoffer geworden van overschaduwing, met alle gevolgen van dien. Doch het bezitten van deze macht is de sleutel tot het pad. Alle negentien voorgaande brieven over de Gnosis hadden de bedoeling u duidelijk te maken op welke wijze een leerling de vleugelen en de macht ontvangt het pad te gaan. De Bijbel noemt deze macht: het bezit van de Heilige Geest. In het kort gedefinieerd gaat het hier om een andere bewust wording, namelijk een mikrokosmische bewustwording.

Zodra uw mikrokosmos iets van die andere bewustwording verkrijgt, wordt een andere geest, een andere macht over u vaardig. In en met deze macht bezit u het vermogen het ik der natuur met zijn wezenswerkelijkheid af te leggen en de oorspronkelijke staat van de mikrokosmos procesmatig te herstellen. Deze op- dracht hebt u van het oerpranische licht ontvangen.

Tot de kern van het probleem doordringend gaat het dus om het bezit van de vleugelen en de macht van de Heilige Geest. Zonder deze is er onkunde en bedrog, leed en droefenis, een voortdurende strijd, het elkaar wederstaan in bittere vijandschap, tot aan de laatste snik. Zonder deze Heilige Geest duikt u steeds opnieuw in uw oude bloedsstaat, en zijn het altijd de stemmen van de voorvaderen die in u spreken en hoort u steeds ‘hetzelfde zingen van de eeuwenoude dingen’.

Daarom gaat het in de Geestesschool om dit ene essentiële bezit: de straling in het eigen wezen van het oerpranische licht. Wie deze Geest bezit vaart onvermijdelijk voort tot wedergeboorte. Wie hem nog niet bezit is even onvermijdelijk vooralsnog een vreemdeling.

INHOUDSOPGAVE DE UNIVERSELE GNOSIS

Woord vooraf

  1. De ware en de valse Gnosis
  2. Paulus en de Gnosis
  3. De Heilige Geest en de Gnosis
  4. Het slangenvuur en de Gnosis
  5. De Gnosis van de Pistis Sophia
  6. De Gnosis en de Kerk
  7. De Gnosis en dichters en denkers
  8. De Gnosis als het oerprana
  9. De Gnosis en de regeneratie van de gehele natuur
  10. De neerdaling van de zeven stralen van het oerpranische licht
  11. De zeven bevrijdende handelingen (i)
  12. De zeven bevrijdende handelingen (ii)
  13. De zeven bevrijdende handelingen (iii)
  14. De zeven bevrijdende handelingen (iv)
  15. De wondere hof van Gethsémané
  16. Het mysterie van het endura
  17. De glorievolle opstanding
  18. De wonderbare visvangst
  19. Het net van de visser
  20. Het compendium

Bron: ‘De universele gnosis’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 4

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

LEES MEER OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE