Het net van de visser – hoofdstuk 19 van ‘De universele gnosis’ – J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

 

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

Het taalgebruik in het boek De universele gnosis van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri is onmiskenbaar van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar de boodschap is nu misschien wel actueler dan ooit. Hieronder volgt hoofdstuk 19 over ‘Het net van de visser’. 

In onze vorige brief over de Gnosis hadden wij de gelegenheid uw aandacht te vestigen op het heilige ambacht dat de leerling uitoefent, namelijk het vissersberoep, het vissen van mensen. Thans is het onze taak het werktuig van de ware werker, het vissersnet, voor uw bezinning te plaatsen, opdat het heilige ambacht duidelijker dan ooit voor u zal gaan lichten.

Het net verzinnebeeldt in de persoonlijkheid het aurische veld of ademveld; in de Geestesschool verzinnebeeldt het net het krachtveld; in de universele Broederschap het totale Onbeweeglijke Koninkrijk. Het Christuswezen is het net waardoor de universele Broederschap uitgaat om de gevallen wereld en de gevallen mensheid te omvatten.

Het zal u bekend zijn dat ieder menselijk ademveld een magnetisch vermogen bezit dat twee aanzichten heeft, namelijk het aanzicht van aantrekking en dat van afstoting. De aard en de kwaliteit van dit magnetische vermogen houden geheel en al verband met het bloed, het zenuwfluïde en de interne secretie. Men kan dus zeggen dat het net waar over de mens de beschikking heeft op een bepaalde wijze geweven of geknoopt is.

Men kan in het menselijke aurische net slechts datgene vangen wat kwalitatief met het net in overeenstemming is. Het natuurlijke, aantrekkende, magnetische vermogen van de aura zal daar steeds voor zorgen. Zo is het duidelijk dat niets de aura binnen zal kunnen komen dat niet met haar in harmonie is. Het natuurlijke, afstotende vermogen van de aura zal daar onherroepelijk voor zorgen.

Nu weet u dat binnen het menselijke bewustzijn een zekere wil besloten ligt. Deze wil wordt aangedreven door het verstand, door het begeren, of door beide. Daarom kan het gebeuren dat een mens op zeker moment iets wil afstoten dat door de aura op volkomen natuurlijke wijze wordt aangetrokken, of iets wil aantrekken dat niet in overeenstemming is met de aurische kwaliteit. In het eerste geval ontwikkelt er zich een wanhopige strijd, die altijd door de mens verloren wordt. In het tweede geval ontstaat er een aurische en dus lichamelijke destructie, dat wil zeggen het net scheurt, met alle eventueel fatale gevolgen daarvan.

Het is dan ook niet voor niets dat men de wil een martiale kracht noemt. Met het vuur van de wil kunnen grote ongelukken worden veroorzaakt. Iedere leerling moet verstaan dat, alvorens hij de wil mag gebruiken, er heel wat voorbereidende maatregelen nodig zijn.

De wil is een magisch vermogen, de wil is een scheppend vermogen. Het is volkomen redelijk te verstaan dat eerst het scheppingsveld volkomen in overeenstemming moet zijn met de ge- aardheid van de wil, alvorens deze mag worden ingezet. De aurische sfeer moet dus machtig zijn af te stoten hetgeen de wil af wil stoten en zij moet in staat zijn, krachtens haar wezen, aan te trekken hetgeen zij binnen het stelsel wenst te halen.

Daarom is het duidelijk dat een totale levensomzetting, een totale ommekeer noodzakelijk is, om de aura steeds te doen functioneren in overeenstemming met de martiale wil. Daarom is het ook duidelijk dat vrijwel alle mensen dagelijks bezig zijn allerlei gevolgen van de vurige wilsactiviteit in hun stelsel tot ontwikkeling te brengen.

Als het net gescheurd is, anders gezegd, als u op de geschetste wijze onjuist leeft en dientengevolge de natuurlijke toestand van de aura totaal verstoord is, dan wordt de mens voor lange of korte tijd een speelbal van allerlei krachten die bij zijn staat-van-zijn aanknopen en daarvan misbruik maken. In de gescheurde netten kan hij niets meer vast houden, wat voorheen nog wel mogelijk was, en kan hij niets meer weren, waartoe hij in normale omstandigheden eveneens in staat was. De levenszee voert het drab naar binnen dat op haar oppervlakte drijft. De oorzaak is altijd: misbruik van de wil, misbruik van het scheppende ver mogen en dus destructie, vernieling van het aurische net.

Let er daarom steeds op u zelf af te vragen – als uw begeren of uw verstand de wil tot handelen aandrijft – of uw oogmerken wel in overeenstemming zijn met de natuurlijke vermogens van uw persoonlijkheid. De natuurlijke vermogens van het aurische net zijn slechts te wijzigen door een radicale wijziging van uw totale levenshouding.

Het zal u duidelijk zijn dat met deze woorden een intens ernstige waarschuwing van de Gnosis tot u wordt overgedragen. Uw aandacht, als leerling van de Geestesschool, wordt al jarenlang gevestigd op het nieuwe leven, op de roep van het Onbeweeglijk Koninkrijk, en op alle mogelijke wijzen wordt uw gehele bewustzijn op het ware pad afgestemd.

Zodra u zich alleen en direct met de wil, met het martiale vuur van uw dialectische staat, op de dingen van het hogere leven richt, zonder meer, gebeuren er onherroepelijk ongelukken. Als uw aurische vermogen niet in staat is de nieuwe etherkrachten op te nemen en u daar toch met uw wil achterheen jaagt, scheurt het aurische net. In plaats van nieuwe etherkracht komt dan het vuil van de levenszee met golven naar binnen.

Let erop dat onder alle omstandigheden de totale verandering van uw levenshouding, in de zin van het bevrijdende leven, primair is. Als uw verstandelijke belangstelling voor het hogere leven gewekt wordt en uw gevoelens in enthousiasme zijn ontstoken, volg dan niet de gewone dialectische weg, door uw wil als een brander op het doel te plaatsen. De fatale gevolgen daarvan zijn dikwijls niet te overzien. U kunt de deur der deuren niet openbranden. Alleen als de leerling klaar is, volkomen gereed, is de Meester daar.

Zo moge het u nu voorts duidelijk worden dat de bekende wet die zegt: ‘gelijk trekt gelijk aan’, hiermee volkomen verband houdt. Velen verwonderen zich erover dat bepaalde levenskrachten en bepaalde mensen die deze levenskrachten dragen, krachten die men vanwege bittere ondervinding heeft leren haten, zich toch steeds weer aan de mens opdringen en binnen het gezichtsveld verschijnen. De dingen die u niet wilt, komen steeds weer terug. Begrijpt u dat deze verschijnselen alleen te wijten zijn aan de kwaliteit van het aurische net? U vangt altijd in uw net die vissen waartoe u zelf geadeld bent.

Bepaalde soorten mensen zoeken elkaar altijd weer op vanwege de polariteit van hun netten. Deze polariteit kan verheffend werken, doch in vele gevallen ook vernielend. Als ettelijke mensen te zamen zijn in burgerlijke onbenulligheid en lagere gerichtheid, dan halen zij elkaar diep naar beneden. De oorzaak ligt voor de hand. De gelijke gerichtheid versterkt het collectieve, aantrekkende vermogen, met alle gevolgen daarvan.

De Italiaanse filosoof Scipio Sighele heeft een boek geschreven, ‘De menigte als misdadiger’. Hij toont daarin aan dat mensen van gewone, normale geaardheid tot een loeiende hel kunnen ontbranden als zij te zamen zijn. De geschiedenis heeft ons daarvan meer dan overvloedige bewijzen gegeven.

Geheel in dezelfde idee moet u ook de ‘netten der boosheid’ begrijpen. Er worden in de wereld der dialectiek talloze netten gespannen om argelozen te vangen. En velen worden in netten verstrikt waaruit zij eerst na veel lijden en de bitterste ervaringen kunnen worden verlost. Wat is daarvan de oorzaak ? De oorzaak hebben wij u uiteengezet en met enig redeneren kunt u zelf de oplossing altijd vinden.

Stel u voor dat uw belangstelling en uw enthousiasme voor het nieuwe en oorspronkelijke leven gewekt zijn. En dat u onze waarschuwing, niet met het vuur van de wil achter het voorwerp van uw belangstelling aan te jagen, ter harte neemt. U ziet volkomen in dat eerst van-binnenuit het aurische net dienovereenkomstig geweven zal moeten worden, door bevrijdende leven.

Maar nu komen de verzoekers met hun netten, die op listige wijze gespannen worden. Zij trachten, door allerlei imitaties, u de suggestie van gearriveerdheid bij te brengen. Als u daarop ingaat, met uw natuurlijke, aantrekkende aurische vermogen, haalt u vernielend gif naar binnen, dat uw persoonlijkheid omlaag sleurt en uw bloed vernielt. En de boze, die u zo in zijn netten verstrikte, bereikt zijn doel, namelijk u voor lange tijd onvatbaar te maken voor de Gnosis.

Velen vinden het ontzettend moeilijk terzake van deze dingen waarheid van leugen te onderscheiden. Toch moet u verstaan dat er niets gemakkelijker is. Alles wat aanknoopt bij uw belangstelling, bij uw verlangen, bij uw verborgen en ingehouden wil, kortom, alles wat aansluit bij uw natuurlijke geloof, hoop en liefde, en dus bij de werkingen van het ikbewustzijn, is onder alle omstandigheden mis.

Ook al bezit u niet het vermogen de verzoeker te ontmaskeren, ook al doet de aanraking zich aan uw bewustzijn voor als stralend licht, heb toch de moed haar volledig en radicaal af te wijzen. De Gnosis, het oerpranische licht, manifesteert zich nimmer voor het dialectische bewustzijn, ook al zou dat bewustzijn nog zo gecultiveerd zijn. Als u zich aan deze gulden regel houdt, kan u op deze wijze geen enkel leed overkomen.

De Gnosis werkt onafhankelijk van uw bewustzijn, van uw gedachten, uw gevoelens en uw wil. Misschien is het moeilijk voor u dit in te zien. U weet dat de zon schijnt, geheel onafhankelijk van uw gedachten, uw begeerten en uw wil. De zon komt op de gestelde tijd op en zij gaat op de aangegeven tijd onder, vanwege de wetmatigheid van de aswentelingen van onze planeet. Het zou onzinnig zijn midden in de nacht de zonnestraling te willen; en indien enig wezen in het holst van de nacht de zonnestraling voor u zou imiteren, zou uw rede u zeggen dat men tracht u beet te nemen.

Als de zon ‘s morgens opgaat en haar stralen werpt op de ontwakende landouwen, zal niemand kunnen zeggen: ‘Ik heb de zon gewild, en ziedaar, nu gaat zij op.’ Zo is het nu ook met het gnostieke licht. U kunt het niet willen, niet begeren of verstandelijk aantrekken. De zon des geestes zal zich daarvan niets aantrekken. Als enig wezen u de zonnestraling des geestes komt geven, dan is er geen sprake van realiteit. De zon des geestes straalt niet over een dialetische mensheid in bindingmakende zin. Zij gaat niet op, zij is! Zij is alleen te ondergaan door een mikrokosmos die door de verbreking van de dialectische natuur is heen gegaan.

De Bijbel maakt op onderscheidene plaatsen overduidelijk dat de indaling van het oerpranische licht in de van het ik ledig geworden dialectische bol altijd geschiedt op een wijze die door het ik niet werd voorzien en zich geheel buiten het bewustzijn om openbaart. Er is daarbij geen sprake van mediamieke overschaduwing.

De levensomzetting die de Gnosis van haar leerlingen wenst, heeft zeer wonderbaarlijke gevolgen. Als het ik, dat is het bewustzijn, zijn natuurdrijven opgeeft en, zoals de psalmist het zo kernachtig zegt, ‘stil wordt voor God’, veranderen het bloed en de interne secretie. De wil, het begeren en het verstandelijke jagen hebben deel aan deze stilte, die zo betekenisvol is. En u begrijpt, de twee aanzichten van het aurische magnetisme wijzigen zich totaal. Feitelijk komen zij tot neutralisatie. Wat zou de leerling nog willen aantrekken, of afstoten? Hij is stil geworden voor het licht van de Gnosis.

In deze wonderlijke stilte kan op een gegeven moment geen enkele gewone natuurkracht meer macht over het stelsel verkrijgen. Er is slechts een biologische wisselwerking tussen de persoonlijkheid en verschillende etherkrachten, om de persoonlijkheid in stand te kunnen houden. En zie, in deze toestand wordt de dialectische bol in haar geheel opgenomen in en vatbaar voor het licht des geestes. Er ontstaat een zekere gevoeligheid voor de gnostieke straling en in deze binding zet de transmutatie zich in, met al de u bekende gevolgen. Dan is de leerling in het net van de Gnosis opgenomen en kan hij visser van mensen worden.

Als de dialectische bol door zelfversterving gevoelig wordt voor de Gnosis, zien wij namelijk een zekere weerspiegelingswerkzaamheid tot ontwikkeling komen. De stralingen van de Gnosis worden in zekere mate weerkaatst in het duistere aardediep en aldus kan de leerling, in dienst van de Broederschap, arbeiden voor het vissen van mensen. Zijn net zal niet meer kunnen scheuren. Want niet hij is het die doet, doch de Christus in hem. Zijn ademveld ademt in de radiatie van de Gnosis, en in deze adem ontwaakt een nieuw wezen – de wedergeboren mens.

INHOUDSOPGAVE DE UNIVERSELE GNOSIS

Woord vooraf

  1. De ware en de valse Gnosis
  2. Paulus en de Gnosis
  3. De Heilige Geest en de Gnosis
  4. Het slangenvuur en de Gnosis
  5. De Gnosis van de Pistis Sophia
  6. De Gnosis en de Kerk
  7. De Gnosis en dichters en denkers
  8. De Gnosis als het oerprana
  9. De Gnosis en de regeneratie van de gehele natuur
  10. De neerdaling van de zeven stralen van het oerpranische licht
  11. De zeven bevrijdende handelingen (i)
  12. De zeven bevrijdende handelingen (ii)
  13. De zeven bevrijdende handelingen (iii)
  14. De zeven bevrijdende handelingen (iv)
  15. De wondere hof van Gethsémané
  16. Het mysterie van het endura
  17. De glorievolle opstanding
  18. De wonderbare visvangst
  19. Het net van de visser
  20. Het compendium

Bron: ‘De universele gnosis’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 4

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

LEES MEER OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE