GESPREKSRONDE 1 – GESPREKSRONDE 2 – GESPREKSRONDE 3 – GESPREKSRONDE 5
BESTEL DE DERTIENDE – OVERWEGINGEN OP EEN GNOSTIEKE ERVARINGSREIS
De bovenstaande video toont de vierde gespreksronde met psycholoog Arnold Stevelink . Daarin beantwoordt hij vragen over bewustzijn die worden gesteld door Hannie te Grotenhuis. Zijn boek De dertiende, overwegingen op een gnostieke ervaringsreis vormt daarvoor het uitgangspunt. In hoofdstuk 21 van zijn boek De dertiende, ervaringen op een gnostieke ervaringsreis, dat verscheen in oktober 2021, gaat Stevelink dieper in op het thema. Hieronder volgen de integrale tekst van hoofdstuk 21 met de titel ‘bewustzijn en werkelijkheid’ en de inhoudsopgave van ‘De Dertiende’.
21 BEWUSTZIJN EN WERKELIJKHEID
Onze echte werkelijkheid is alleen bewustzijn. Na een nieuwe geboorte worden we ons als bewustzijn bewust van een lichaam, in een omgeving. Dat zelf, dat bewustzijn, ervaren we als vanzelfsprekend, alsof het er eigenlijk altijd al was. Kijk maar eens naar kinderen, hoe vanzelfsprekend ze het vinden dat ze er zijn. En misschien is het ook wel zo dat ze er altijd al waren.
Als een licht nergens op schijnt, blijft het duister. Als het buiten de dampkring van de aarde zwart is, als het zonlicht nergens op kan reflecteren, kan het bewustzijn, dat nergens op kan schijnen, nergens op kan reflecteren, zich dan wel bewust worden? Kan het dan wel wakker worden? Bewustzijn heeft een lichaam en een omgeving nodig om bewust te worden, om wakker te worden, om te kunnen bestaan. Inhoud heeft een vorm nodig om zich te kunnen uitdrukken.
Je kunt het lichaam vergelijken met een gloeilamp. De stroom die erdoorheen gaat, vormt het leven en het bewustzijn. Zonder dat is het lichaam lichtloze materie. Het bewustzijn zelf kun je zien als een spiegel waar zich een werkelijkheid in weerkaatst.
Maar zou je je niet moeten verbazen, je verwonderen over dát je bent, dát je leeft, dát je bestaat als bewustzijn? Want waar is de bron van je bewustzijn? De bron van dat licht, van dat leven? Denk je dat je dat óók zelf bent? Heb je jezelf dan gemaakt? Heb je je bewustzijn zelf gecreëerd? Kun je het zelf in stand houden? Ja, er bestaat wel een wetenschappelijke visie over het ontstaan van ons bewustzijn, namelijk dat het volkomen toeval is dat het er allemaal is, zomaar voortkomend vanuit het niets of, zo je wilt, vanuit ‘de oerknal’. Maar wat was er dan vóór de oerknal? Dit is eens gevraagd aan een wetenschapper. ‘Helemaal niets,’ was het antwoord, ‘want er was ook nog geen tijd en zonder tijd kan er niets bestaan.’
Over de (on)waarschijnlijkheid van zulk een toeval zal ik het hier nu maar niet hebben. En dan nog, wat is toeval? Geen bewustzijn? Geen plan? Geen intelligentie? Alleen maar dat alles er gewoon zo ineens is of desnoods geleidelijk aan, toeval op toeval zo is ontstaan?
Na de oerknal ontstond, in een bepaalde wetenschappelijke visie, een geleidelijk proces: van energie naar atomen, sterren, zonnen, planeten, planten, dieren en mensen. Volkomen toevallig en onbewust is het hele complete heelal ontstaan vanuit één punt? Vanuit het niets? Kun je je een groter wonder voorstellen? ‘Ja,’ zei Einstein ooit, ‘je kunt alles zien alsof er nergens een wonder is, maar je zou het ook zo kunnen bezien dat álles een wonder is!’
Maar volgens de visie van een vooraanstaand topwetenschapper (onlangs in een populaire tv-documentaire over het ontstaan van het heelal): ‘Ons bewustzijn als mens hier op deze planeet is het eerste bewustzijn dat wij kunnen vaststellen. Daarvoor was er waarschijnlijk nooit ergens bewustzijn. Door toeval ontstaan en ook door toeval verdwijnend.’ Waarschijnlijk is dit idee ontstaan omdat ons bewustzijn, gezien als bewustzijn op basis van onze zintuigen, alleen (‘dode’) materie gewaar kan worden, zichzelf beperkt tot alleen dat, wat we zintuiglijk gewaar kunnen worden.
Wetenschappelijk denken komt voort uit zintuiglijk bewustzijn. De materie vormt dan dé werkelijkheid want aldus doet die zich zo aan ons voor. En tegelijkertijd is het dan de enige werkelijkheid die ons zintuiglijk bewustzijn, ons lichamelijk bewustzijn, gewaarwordt. Van nature is deze werkelijkheid een werkelijkheid buiten het bewustzijn zelf, een werkelijkheid waarvan we ons bewust worden, die ons als het ware overkomt en waar we ook weinig controle over hebben.
Ik beschouw deze visie als een visie vanuit het beneden. Ook koud, omdat het ontstaan is vanuit het denken, dat losgeslagen is van het hart. Veel mensen hebben echter in meer of mindere mate een religieus besef. Er moet iets zijn, God heeft alles gemaakt, is dan hun conclusie. Maar wie of wat heeft dan God gemaakt, zou je je dan kunnen afvragen. Kun je je daar wel een voorstelling van maken? En die voorstelling, die je dan gemaakt hebt, is dát dan God? Of is dat jouw god, jouw voorstelling ervan?
We hebben gezien dat in het Judasevangelie een passage voorkomt waarin de discipelen een dankgebed uitspreken over het brood. Jezus lacht hierom en verklaart, dat de discipelen zich een voorstelling maken van God. Wij mensen kunnen God niet kennen. Wij mensen kennen alleen wat wij ons voorstellen, we kennen alleen onze eigen voorstellingen. Kan ons ik-bewustzijn zich een voorstelling maken van iets wat groter is dan zichzelf? Want wie maakt die voorstellingen?
Ons ik-bewustzijn, als verstandelijk vermogen, is in eerste instantie een zintuiglijk bewustzijn. Dat bewustzijn komt nooit verder dan werken met de brokjes informatie die de zintuigen aanleveren, die we interpreteren en proberen te ordenen om zo een voorstelling te vormen van dé werkelijkheid, ónze werkelijkheid dus. Er bestaat een distinctie tussen ons ik-bewustzijn en de werkelijkheid. Het zijn twee heel verschillende zaken, de spiegel en datgene wat erin weerkaatst wordt. En dat contrast creëert het ik-bewustzijn en is dus eigenlijk een contrastbewustzijn: ‘ik’ en de werkelijkheid, ‘ik’ en de wereld’ en ook ‘ik’ en de ander.
Elk mens heeft een ineigen vóórstelling van de werkelijkheid. Maar dan volgt onmiddellijk de vraag: bestaat er wel zoiets als dé werkelijkheid? Wij mensen hebben werkelijk geen idee! Er overkomen ons dingen waar we totaal geen vat op hebben. We hebben nauwelijks controle over onze ‘eigen’ werkelijkheid. Dit is een voor ons bedreigende situatie en de angst daarvoor laat in ons de dierlijke zelfhandhaving ontsnappen. Zelfhandhavingsacties nemen ons dagelijks bijna geheel in beslag en er blijft daardoor weinig ruimte over in ons bewustzijn. Weinig ruimte voor het bewustzijn zelf, weinig ruimte om ons te verwonderen, weinig ruimte om ons bewust te worden van onze bron.
We hebben gezien dat de fysica keiharde natuurwetten ontdekt heeft met betrekking tot dode, emotieloze materie, wetten beperkt tot en uitsluitend geldend binnen het kader van zintuiglijke gewaarwording. Zo bezien krijgt een toch al koud en eenzaam makend heelal ook nog een willekeurig karakter en zijn wij daarin een gevolg van die wetten, een gevolg van stofjes in ons brein. Deze visie komen we tegen in het boek van Dick Swaab: Wij zijn ons brein, koud, eenzaam, doelloos en toevallig. En als er iets fout gaat met ons gedrag, dan komt dat door een verkeerd stofje in dat brein: foutje, jammer! Misschien vinden we er nog wel eens wat op. We zullen dan nog meer onderzoek moeten doen, wetenschappelijk onderzoek.
Natuurlijk is er ook wel een andere visie op bewustzijn en hersens. Dat lezen we in: Mijn brein denkt niet, ik wel door Arie Bos. Eigenlijk gaat het erom van welke visie of paradigma je uitgaat. Dat bepaalt je werkelijkheid. Discussies erover zijn vruchteloos. Je verstand is eigenlijk te zien als een neutraal soort instrument. Het hangt ervan af welk motief je hebt om het te gebruiken. Welk verlangen of welke bewustzijnsstaat het verstand aanstuurt. Zelfhandhaving is de echter de motor, de drijfveer achter veel toepassingen van wetenschap en van alles wat eruit is voortgekomen. Over de gevolgen van deze toepassingen en de bedreigingen ervan lezen we dagelijks in de media. We staan vlak voor de afgrond, wordt wel gezegd.
Onze concrete zintuiglijke werkelijkheid is het gevolg van de scheiding die ons bewustzijn aanbrengt in het geheel, ik zei het al eerder. Het is een afgescheiden werkelijkheid als afsplitsing van het geheel. Vormen in ruimte en tijd en omstandigheden zijn daarvan het gevolg en ons bewustzijn is daarin gaan wonen. Afgescheiden van het geheel, veroorzaakt dit werkelijkheidsbeleven dat al wat daarbuiten valt, wordt ervaren als bedreigend en vijandig, als het kwaad. Zo ontstaan strijd, dualiteit en dood.
Binnen de wetenschap zijn de conclusies in de kwantumfysica echter uitzonderlijk. Toen men binnen deze wetenschap de materie in gigantische deeltjesversnellers probeerde uiteen te rafelen, waarbij atomen met bijna de lichtsnelheid op elkaar knallen, is een bijzonder wereldbeeld ontstaan. Alles blijkt straling, energie te zijn. En als we het ‘beet willen pakken’, dat wil zeggen concreet willen maken, komen we een grens tegen: de onzekerheidsrelatie van Heisenberg. Die zegt dat we bijvoorbeeld de plaats en de snelheid van een deeltje nooit tegelijkertijd exact kunnen vaststellen.
De werkelijkheid blijkt zich voor te doen als een oneindig aantal, min of meer waarschijnlijke mogelijkheden. In laatste instantie bepaalt dan de waarnemer, diens bewustzijn, welke concrete vorm (voor hem) de werkelijkheid aanneemt. Zo blijkt er een oneindige hoeveelheid werkelijkheden mogelijk te zijn op basis van een veld van nulpuntenergie, een veld achter alle materie. Als wij mensen daarnaar kijken, als ons bewustzijn ernaar kijkt, pas dan wordt het een afgebakende concrete toestand. Wij zijn nog steeds scheppers! Dus zelfs vanuit de wetenschappelijke hoek zijn er aanwijzingen dat bewustzijn de werkelijkheid schept.
Wij zijn scheppers van onze werkelijkheid. Wat is ons motief? Ons verlangen? Wat willen we? Dat is bepalend voor wat er gebeurt. Bewustzijn creëert de werkelijkheid! En dus niet omgekeerd, zoals de materiële visie aangeeft, namelijk dat bewustzijn ontstaat door de materiële werkelijkheid, door de stof, hetgeen cumuleert in de uitspraak: wij zijn ons brein. Nee, andersom! Het bewustzijn gaat vooraf aan de werkelijkheid, die daarvan het gevolg is. De werkelijkheid – welke werkelijkheid dan ook – is een schepping van ons bewustzijn. Velen zullen zeggen: ‘Ja natuurlijk creëren wij een werkelijkheid!’ Zo is bijvoorbeeld de klimaatverandering het gevolg van het gedrag van de mensheid. Ik zal dat hier niet tegenspreken, maar ik doel met mijn uitspraak op een diepere laag. Een diepere, onderliggende laag.
De werkelijkheid die zich aan ons voordoet, is uiteindelijk het gevolg van het totaal van het menselijk bewustzijn in denken, voelen en handelen, vanaf de zogenaamde ‘val’. Onze bekende ‘wereld’ is al eerder een ‘noodorde’ genoemd. Onze hele werkelijkheid en de bijbehorende lichamelijkheid zijn een gevolg van die ‘val’. De van oorsprong goddelijke mens is terechtgekomen in een steeds dichtere stoffelijke werkelijkheid met een steeds andere lichamelijkheid. Totdat uiteindelijk nog maar een glimp, een godsvonk over is gebleven van het oorspronkelijke bewustzijn, en ook van de oorspronkelijke goddelijke vermogens. Waarom? Om hem te beschermen.
Bewustzijn creëert de werkelijkheid
Hoe is onze wereld, deze schepping ontstaan? Het Johannesevangelie spreekt: In den beginne was het Woord. God is liefde, God creëert uit zichzelf. De Mens is een schepping, het evenbeeld van God, begiftigd met goddelijke vermogens. De Mens had ook liefde mogen blijven, één met zijn bron, met zijn schepper. Maar deze schepping kende, kent ook vrijheid. Vrijheid om te geven en te nemen, maar ook om alleen te nemen zonder te geven. Vrijheid om zich af te scheiden van de bron. Zich afscheiden van de bron schiep en schept muren, grenzen, afscheidingen, afgescheiden werelden en uiteindelijk dit, ons ik-bewustzijn, hier en nu, in deze stof. Het nemen van die vrijheid in bewustzijn begrenst aldus zichzelf. Alleen nemen, zonder te geven, dan stagneert er toch duidelijk iets? En wat is het resultaat ervan, wat is het gevolg?
Er is nog een glimp over van dit oorspronkelijke goddelijke vermogen. Door anders te denken, kunnen we zelfs onze gezondheid beïnvloeden. Proeven hebben bijvoorbeeld aangetoond dat het positieve placebo-effect dertig procent is. Dertig procent van de patiënten wordt beter, puur en alleen door te dénken dat ze beter worden van een bepaald medicijn of behandeling. Waarom is dit eigenlijk niet honderd procent? Wat zou er gebeuren als het placebo-effect honderd procent was, dus dat we met onze gedachten en wensen de concrete fysieke werkelijkheid direct konden aantasten, bijstellen of veranderen? Zou dat het geval zijn, dan zouden we Harry Potter-achtige toestanden te zien krijgen. Wel leuk natuurlijk, dat bijvoorbeeld door eraan te denken onmiddellijk je tafel gedekt wordt.
Er wordt nog steeds veel gebeden. Zo wordt verandering van de werkelijkheid afgesmeekt als die werkelijkheid ons minder bevalt. Zo wordt er bij ziektes en natuurrampen veel meer gebeden dan anders. En zo vroeg bijvoorbeeld mijn vader als boer om regen en kon een strandtenthouder even verderop voor mooi weer bidden. Wat kan die aanbeden godheid dan doen? En wat als de wapens aan beide zijden van het front gezegend worden? Wij verlangen van alles dwars door elkaar heen en dat heeft de werkelijkheid gecreëerd zoals deze zich nu zo aan ons voordoet. Wat een onoverzienbare chaos! Een vreselijke chaos, ja, maar toch beschermd door begrenzende wetten, wetten zoals de wet van karma.
Er bestaat een beweging, waarin men zegt: Als je maar lang genoeg iets bedenkt, verlangt, dan zal het gebeuren. ‘Positief denken’ noemt men dat. Moet je eens voorstellen wat er zou gebeuren als mensen dat weer zouden kunnen, vanuit hun ik-bewustzijn dan. Het zou een ongelooflijke chaos worden als het placebo-effect honderd procent zou zijn. De puinhoop die wij nu al in de stofsfeer maken met onze fysieke kracht zou dan vele malen desastreuzer zijn.
Als ons bewustzijn weer in harmonie met het goddelijke denken zou zijn, zouden we die goddelijke vermogens ook onmiddellijk opnieuw verkrijgen. Het bewustzijn van het verstandelijke denken van de ik-mens heeft dit vermogen echter niet. Dit is een beperkt, ingeperkt bewustzijn, een ‘gevallen’ bewustzijn, en het heeft daarom ook nog maar een fractie van het oorspronkelijke goddelijke vermogen in zich. Hieraan zien we ook dat het ik-bewustzijn geen werkelijk oorspronkelijk goddelijk bewustzijn meer is. Het is gespleten, gespleten in ‘goed en kwaad’. Dit is juist wat gnostici bedoelen met ‘de val’ en de noodzaak van de weg terug.
Aldus creëren wij onze eigen werkelijkheid in ruimte en tijd. De ‘val’ bestond niet alleen in het verleden, nee, zij gaat nog steeds door. Wij ‘vallen’ nog steeds door, steeds verder verwijderd van de bron (zie hoofdstuk 18). Onze werkelijkheid is een werkelijkheid die in zijn reactie uiteindelijk steeds weer op onszelf terugslaat – oorzaak en gevolg! Zodat wij uiteindelijk zijn gaan denken, ja zijn gaan geloven, dat de werkelijkheid ons bewustzijn vormt: wij zijn materie, wij zijn ons brein.
Maar er was ooit, nee, er is nog steeds die heel andere werkelijkheid. Die oorspronkelijke werkelijkheid waarvan we nog een vonkje meedragen in het bewustzijn van ons hart. Dat vonkje schenkt ons een weg, een uitweg. De weg terug naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. (De openbaring van Johannes, Nieuwe Testament)
Het begint in het bewustzijn van ons hart. De Christuskracht raakt ons aan in het hart. Er wordt een weg voor ons vrijgemaakt. Natuurwetten passen zich dan aan – of beter gezegd: er gelden dan andere wetten. Er zijn veel uitspraken in de Bijbel die dit verwoorden zoals: Zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. Karma wijkt voor een hogere wet die dat karma overstijgt.
We kunnen nu dwars door deze zozeer vertrapte woorden heen een werkelijkheid ontdekken. Een oneindig hoge, niet-begrepen werkelijkheid waar we als ik volkomen buiten staan. ‘Het Woord straalt in de duisternis, maar de duisternis begrijpt het niet.’ (Johannes 1)
De schepping wacht op ons: God is liefde! God roept ons, raakt ons aan. Het Woord moet weer in ons gesproken worden, het Woord dat dan vlees wordt. De goddelijke vonk in het hart, de eniggeboren zoon van de Vader, is dan ontwaakt.
Welke opdracht voor ons klinkt daar doorheen? We dienen als ‘ik’ opzij te stappen en als ‘ik’ die Ander te dopen. We dienen die andere kracht in ons te laten doorwerken en ons er geheel en al aan over te geven. Het ‘ik’, dat gewend was om alleen te nemen, gaat dan de opdracht van het ‘geven’ begrijpen. Het leidt tot ultiem geluk van de liefde, die geeft, die schenkt. De Mens als evenbeeld van God. Ons ik dient daar zodanig aan mee te werken, dat die kracht in ons een omwandeling kan maken, zodat die zich in ons gevangen kan geven en ons ‘ik’ aan Hem. Zo worden de twee weer één, er is dan geen contrast meer tussen ons bewustzijn en de werkelijkheid.
In Ramana Upanishad wordt hetzelfde als volgt verwoord: ‘Het denken moet naar binnen worden gericht en in het hart vastgehouden worden totdat het ik-gevoel, dat in de vorm van niet- beseffend denken en voelen oprijst, daarin vernietigd is. Dit is meditatie en wijsheid. Al het andere is theoretiseren en geleerddoenerij.’ Ramana vervolgt: ‘In overeenstemming hiermee moet je je aandacht op Hem richten, Hem beseffen, en alles eraan doen om Hem te verwezenlijken.’
Bewustzijn creëert de werkelijkheid. Vanuit een nieuw bewustzijn ontstaat nu ook een nieuwe lichamelijkheid: een nieuw bruiloftskleed (Nieuwe Testament). Een nieuwe inhoud heeft een nieuwe vorm nodig om zich te kunnen uitdrukken. Geen nieuwe wijn in oude zakken (Nieuwe Testament). De mens gaat van transfiguratie naar transfiguratie, een steeds andere vormopenbaring zonder het incident dat wij de dood noemen. Dood kan alleen ontstaan vanuit een gespleten ik-bewustzijn.
Het oude ik-bewustzijn was een spiegel die een (minuscuul) deel van het al, weerkaatste. Maar het nieuwe bewustzijn is nu geleidelijk aan in staat het geheel, het heelal te weerkaatsen. Er is nu eenheid zonder scheiding of contrast tussen binnen en buiten, tussen de waarnemer en hetgeen hij waarneemt. Het contrastbewustzijn, het ik, is opgeheven, is niet meer. De ziel is nu verbonden met de geest, met God. Het van het ‘ik’ ontledigde bewustzijn schept een nieuwe werkelijkheid, ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’.
En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan. (De openbaring van Johannes 21) Het nieuwe bewustzijn neemt de werkelijkheid waar van het nieuwe levensveld. Het proeft de liefde van een ‘onaardse’ werkelijkheid. En als je iets van die liefde hebt geproefd, ontstaat een machtig diep verlangen. Dit wordt beantwoord en deze nieuwe opgeroepen astrale kracht zet zich om in etherkrachten. Dit zijn heilige spijzen, heilige ethers, de ethers van de goddelijke werkelijkheid, de nieuwe aarde. Dit vormt een nieuwe lichamelijkheid. In het nieuwe levensveld vormt dit etherische lichaam de laagste openbaringsvorm. Een soort verfijnd stoffelijk lichaam. Dit is het geheim van de opstandingsmorgen.
De zoon en de Vader zijn één, God en schepping zijn verenigd, zijn één. Een nieuw bewustzijn in een nieuwe werkelijkheid. Over deze werkelijkheid spreekt Catharose de Petri, een van de oprichters van de geestesschool van het Gouden Rozenkruis in het hoofdstuk De vierde dimensie in het boek Het Levende Woord: ‘Die vierde afmeting is er. Het is de afmeting die men wel eens heeft aangeduid als de absolute doorgankelijkheid. Wij zouden haar willen aanduiden als de werkelijkheid van de alomtegenwoordigheid. Het is de afmeting die tijd, afstand en verleden, heden en toekomst, het nu en straks, volledig opheft.’
Bewustzijn en werkelijkheid. Je kunt in plaats van de vraag te stellen: wat is waar, wat is de werkelijkheid, wat is de waarheid, het ook heel anders gaan zien. Veel eenvoudiger, vanuit je hart. Er zijn veel werkelijkheden, je bewustzijn heeft een keuze. Dat is je vrijheid. Welke werkelijkheid kies je? Je kunt de werkelijkheid kiezen van de liefde.
Jezus zei: word als kinderen. Er is al eerder gesproken in dit boek over de overgang naar een ander soort bewustzijn. Over een soort kwantumsprong. Maar hoe is het voor ons, aan deze kant van de grens, als grensbewoner, als Johannes? Veel geleidelijker misschien. In de eerste hoofdstukken over de psychologie van de ik-mens heb ik het gehad over bewustzijn dat waarneemt met als klankbord het eigen door het verleden ingekleurde ademveld en geheugen. Dat is onze bril van de werkelijkheid, fors ingekleurd dus door de wolken om ons heen. Een dik wolkendek, onze aura of hoe je dit ook maar noemen wilt. En stel nu, dat dat wolkendek wat begint te wijken, zodat het zonlicht erdoorheen kan breken en je geleidelijk aan alles waarneemt zonder die wolken. Alleen puur bewustzijn en gewaarwording. Vanuit een ‘leeg hoofd’. Ontledigd. Hoe zou je dan waarnemen? Hoe wordt dan alles ervaren?
Bewustzijn is niet synoniem met ik-bewustzijn. Dan neem je waar, zonder te denken, zonder te interpreteren. Gewoon zien dat het is wat het is. Een natuurorde, twee natuurorden? Geen interpretatie, geen model of theorie. Zien zoals het is. Het boven en het beneden. Helder, scherp en ongefilterd. Meer kun je hier niet van zeggen. Wat aanvankelijk een soort ‘gnostiek verhaal’ is, verandert geleidelijk aan in: dat het zo is. Je ziet dan ook helderder, concreter voor je wat je taak en opdracht kan zijn. J. van Rijckenborgh in De komende nieuwe mens:
‘Wat wil dat zeggen: leerling-tempelbouwer zijn? Het wil zeggen dat je de eerste steen gaat leggen voor een nieuwe tempelbouw, en dat je die eerste steen op de juiste wijze zult gereedmaken.
Mogen we je leren op welke wijze je dit moet doen? Welnu, neem een stuk hard steen, dat wil zeggen, stel voor je keiharde basalten werkelijkheid van je dialectisch doelloos bestaan. Plaats je nu met de scherpe beitel van je juiste gerichtheid en onwrikbare vastbeslotenheid voor dit stuk werkelijkheid en kerf daarin met al je kracht de gestileerde roos van de kosmische zevenheid. Deze gestileerde roos is dan als een venster in je gevangenis, waardoor je naar buiten kunt zien… Door dit venster heen breekt en beitelt en houwt de leerling nu het kruis. Hij houwt zijn pad, zijn bevrijdingsweg. In dit teken zal hij overwinnen, evenals Christiaan Rozenkruis.’
Al eerder heb ik gesproken over het gebruik van citaten uit het recente en het verre verleden, en over een bijzonder doel. Het doel is verbinding en dankbaarheid. Het verleden heb ik altijd gezien als iets dat ‘ver’ weg is. Steeds verder op een soort lijn, een tijdslijn. Ook onbereikbaar. Dat lijkt voor ons driedimensionale bewustzijn zo. Dit is een soort illusie.
Het nieuwe bewustzijn overstijgt de tijd. Allen die ons zijn voorgegaan, de oprichters van de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis en alle voorgaande gnostieke broeder- en zusterschappen zijn één met ons in een levend heden. Energetisch gezien dragen zij ons, vanuit die dimensie bóven de tijd. Alles tegelijkertijd. Je kunt de verbinding met hen ervaren in het nu, vandaar de citaten. En dankbaarheid, want al onze voorgangers vormen de poort, de poort naar het boven, de goddelijke dimensie. Zij houden voor ons de poort wijd open. Al de voorgaande gnostieke broederschappen kunnen we zien als bolvorming, concentrisch verenigd in één middelpunt. Het middelpunt dat God is.
BESTEL DE DERTIENDE – OVERWEGINGEN OP EEN GNOSTIEKE ERVARINGSREIS
INHOUDSOPGAVE
Woord vooraf
Inleiding
- Hoe het begon
- Transfiguristische psychologie
- Wie of wat ben ik?
- Lichtverlangen
- Herkenning van God in mijzelf
- Non-dualiteit en de gnostieke mogelijkheid
- De overwinning op het kwaad
- Geluk
- Bevrijd van angst en depressie
- De strijd tegen het onderbewuste
- Slingerbeweging
- Slapen en wakker zijn
- De kritische Johannes
- Het evangelie van Judas
- Van de gnosis voel je niets
- De boom van het leven
- Egypte
- Uit elkaar spattend heelal
- En geen God die iets doet
- Symmetrisch gedrag
- Bewustzijn en werkelijkheid
- Zien wij onze dierbaren terug?
- Het offer van de liefde
Dankwoord
Bibliografie
Arnold Stevelink is bereikbaar via ajtstevelink@gmail.com
LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER BEWUSTZIJN