Nieuw licht op Jezus – prof. Gilles Quispel over het Evangelie van Thomas, de Heliand en het Evangelie der Waarheid

BESTEL TERUG NAAR DE BRON: VALENTINUS, INAYAT KHAN EN HERMES TRISMEGISTUS

Professor Gilles  Quispel (1916-2006) wordt gezien als de nestor van het wetenschappelijke onderzoek naar de gnosis in de oudheid. Hij was nauw betrokken bij het onderzoek en de publicatie van de vondst van de unieke en authentieke gnostiek-hermetische bibliotheek in 1945 te Nag Hammadi in Egypte. Ook heeft hij  een belangrijke bijdrage geleverd om het gedachtegoed van Valentinus wederom de plaats te geven die het toekomt. Op het eerste symposion in de serie ‘Terug naar de bron’ sprak hij over drie geschriften die een nieuw licht werpen op Jezus: het Evangelie van Thomas, de Heliand en het Evangelie der Waarheid.

I Het evangelie Thomas

Eerst bespreken wij het Evangelie van Thomas. Dat is een verzameling van 114 Woorden van Jezus, in 1945 bij Nag Hammadi in Opper Egypte gevonden. Geen kruis, geen opstanding, geen hemelvaart, alleen spreuken. Het werd voor 140 na Christus geschreven in de Syrische stad Edessa in Mesopotamië buiten het Romeinse rijk. Daar waren destijds de kerkelijke evangeliën, Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes nog niet bekend. Het Evangelie van Thomas berust op tenminste twee geschreven bronnen.

De ene bron bevat de traditie van de oergemeente van Jeruzalem en zal omstreeks 50 na Christus op schrift zijn gesteld. Dat is het oudste ons bekende christelijke geschrift. De kerkelijke evangeliën zijn later. De andere bron is sterk ascetisch en zal omstreeks 100 na Christus geschreven zijn. Zij is afkomstig uit Alexandrië en bevat hier en daar vage toespelingen op Mattheüs, Marcus en Lucas, maar niet op Johannes. Ad fontes. Laten wij nu het oudste christelijke geschrift raadplegen.

Kenmerkend voor het Evangelie van Thomas is de visie, dat het Koninkrijk van God, rijk van gerechtigheid en puur geluk, er al is hier op aarde:

‘Zijn leerlingen vroegen hem: Wanneer komt het Koninkrijk?
Toen antwoordde Jezus: De komst van het Koninkrijk is niet in de toekomst te verwachten. Niemand zal zeggen: ‘Kijk, hier is het’ of ‘Kijk, daar is het. Nee, het Koninkrijk is al uitgebreid op de aarde en de mensen zien het niet’.
(Logion 113)

Dat wordt elders in het geschrift nader toegelicht:

Jezus zeide: ‘Kloof een stuk hout, ik ben daar. Licht een steen op en jullie zult mij daar vinden
(Logion 77)

Voor de Jezus van het Evangelie van Thomas heeft het Koninkrijk van God kosmische betekenis. Dat heeft het ook voor de apostel Paulus, volgens wie de hele schepping kreunt en in baringsnood is om de wille van de uiteindelijke openbaarwording van de zonen Gods. (Romeinen 8:23)

Het latere manicheïsme heeft op zijn manier deze kosmische betekenis bewaard. Dat spreekt van Jezus patibilis, de lijdende Jezus, die hangt aan iedere boom. En een geniale enkeling als de romantische dichter Novalis, jonkheer Friedrich, Freiherr von Harderberg (1772-1801) heeft dat ook zo ervaren:

‘Er ist der Stern, er ist die Sonne,
er ist des ewigen Lebens Bron,
aus Kraut und Stein und Meer und Licht
schimmert sein holdes Angesicht.’

Maar sinds Augustinus is de kerk dat vergeten. Hij en allen na hem waren zo gespitst op het eeuwige heil van de uitverkoren enkeling, dat zij de kosmische betekenis van de Christus uit het oog verloren.

THEMA BRON – LEES MEER OVER DE CD’S EN SYMPOSIONBOEKJES

II De Heliand

Pas kort gelden is ontdekt, dat het gedicht de Heliand opvattingen van het oerchristendom heeft bewaard. Wat is de Heliand? De Heliand is een heldendicht, dat het leven van Jezus uitbeeldt. Zijn 5983 bewaarde verzen zijn geschreven in stafrijm. Dat is ook de stijl van andere Oud-germaanse en Oudengelse epen. De dichter beheerst die techniek volledig: hij moet een bard geweest zijn, die in de herenhuizen van de adel ook andere heldendichten voordroeg. De taal van de Heliand wordt Oudsaksisch genoemd, de moedertaal van het Twents, Achterhoeks en Plat Duits. Maar in werkelijkheid is het een dichterlijke kunsttaal met Oudengelse, Oudfriese en Oudsaksische elementen. Zo dicht ook Homerus zijn Ilias en Odyssee in een epische mengvorm van Griekse dialecten.

De dichter is er volkomen in geslaagd het evangelie, dat de Germanen wezensvreemd was, zo te transformeren dat het voor zijn adellijke toehoorders aannemelijk werd. Volgens hen was Jezus een hertog, die zich offert voor zijn volk; zijn discipelen zijn houwdegens, die hem volgen door dik en door dun. De dichter van de Heliand was een groot kunstenaar. Meesterlijk en vakkundig beschrijft hij een storm op de Noordzee (2231-2283). Met een zekere wellust schildert hij hoe de apostel Petrus in Gethsemane zijn tegenstander een oor afslaat. Maar in strijd met het adellijke ethos van die tijd keurt hij dit geweld af (4810-4923). Een godgeleerde monnik moet de dichter geadviseerd hebben. Desalniettemin behoort zijn gedicht tot de wereldliteratuur.

Men neemt tegenwoordig aan, dat de Heliand omstreeks 830 na Christus in het klooster Werden bij Essen tot stand is gekomen. Dat was gesticht door de Friese edelman Lundger, de heilige Lundgerus, die in Loenen aan de Vecht geboren was en de belangrijkste student van Utrecht ooit is geweest. Men vermoedt dat de Friese dichter Bernlef, een kennis van Lundger, de auteur is van de Heliand. Dan zou de Heliand de oudste bron van de Nederlandse letterkunde zijn. En inderdaad begint Frits van Oostrom zijn Nederlandse letterkunde in het Frans met de Heliand. Het zijn mijn studenten geweest, die ontdekt hebben, dat de Heliand mutatis mutandis zowel de oudste tekst van de kerkelijke evangeliën alsook een apocriefe, in oorsprong Aramese traditie bevatten.

Nu wordt het even technisch. In 1956 had ik op mijn vlucht uit Egypte een foto van het Evangelie van Thomas meegebracht. Wij bevonden, dat veel lezingen van dit geschrift ook te vinden waren in het Diatessaron van Tatianus. Dat was een Evangelieharmonie van de vier kerkelijke evangeliën, die een zekere Tatianus uit Rome had meegebracht, alsmede van een judees-christelijke evangelietraditie, toen hij in 140 na Christus ergens in het Oosten zijn eigen evangelie schreef. Dus: overeenstemmingen tussen Tatianus en Thomas, dat staat vast.

Dat vertelde ik ook mijn studenten op college. Toen vertelde mij Frits Broeyer, dat hij in een boek over de kerkgeschiedenis had gelezen dat ook de Heliand op het Diatessaron van Tatianus berustte. Ik wist dat niet. Korte tijd later meldde een andere student, J. van Kooy, dat in de Heliand ook lezingen stonden, die met het Evangelie van Thomas overeenstemden. In de gelijkenis van de zaaier viel het zaad niet naast de weg, maar op de weg. Dat was een betere vertaling van het Aramese voorzetsel ‘al’, dat Jezus eens gebruikt moet hebben toen hij de gelijkenis uitsprak. Dat stond ook in de Heliand.

William Petersen, hoogleraar aan de Universiteit van Pennsylvania, sprak het beslissende woord. Hij deed dat in zijn meesterwerk Tatian’s Diatessaron. Leiden, 1994. Hij toont dat de Diatessaron, die Tatianus omstreeks 170 na Christus ergens in het gebied van het Aramese christendom rond Edessa schreef, het eerste evangelie was dat daar bekend was. Daarbij heeft Tatianus een zekere judees-christelijke evangelietraditie verwerkt, dezelfde als in het Evangelie van Thomas.

Hij wijst erop dat een meerderheid van geleerden, die het Evangelie van Thomas serieus bestudeerd hebben – ook zeer conservatieve -, erkennen dat dit ook onafhankelijke traditie bevat. Gereformeerde theologen, in tegenstelling tot katholieke, klampen zich vast aan de letter van de Schrift. Eigenlijk menen zij, dat je niet mag zeggen dat een woord van Jezus buiten de Bijbel duidelijker kan zijn dan hetzelfde woord ín de Bijbel. Maar dat durven zij niet openlijk te erkennen, omdat zij weten dat zij dan op een universiteit uitgelachen worden. Daarom verhullen zij zich in een wetenschappelijkheid die niet opgaat. Dat geldt ook voor de Heliand. Dit geschrift kan zeer wel betere overleveringen bevatten dan de kerkelijke evangeliën. Tot zover mijn leerling William Petersen.

Laat mij dit met een voorbeeld toelichten. De Heliand levert de gelijkenis van de visserman aldus over:

‘Men kan het Koninkrijk der hemelen vergelijken met een man,
die een net in zee, een visnet in de vloed werpt
en vangt beide, slechte en goede en trekt hen op het strand,
brengt hen op het land;
daarna verzamelt hij de goede op het zand
en laat de andere weer naar de bodem,
in de wijde golven gaan.’
(2621-2634)

Dat stemt in menig opzicht overeen met het Evangelie van Thomas:

‘En hij (Jezus) zegt:
De mens is als een slimme visser:
die werpt zijn net uit in zee
en haalt het op uit de zee vol kleine vissen;
tussen hen vindt hij een mooie, grote vis,
die slimme visser: hij gooit alle kleine vissen weg in zee,
hij kiest de grote vis zonder aarzeling.’
(Logion 8)

Jezus was een dichter. Hij sprak in gelijkenissen. Een gelijkenis is een beeld uit het dagelijkse leven, gezien met de scherpe blik van een onschuldig oog. Eén, visser staat tot aan zijn liezen in het water van het Meer van Genesareth en gooit zijn werpnet uit in de zee. Als hij het ophaalt, houdt hij de ene, grote vis, hij gooit de kleine weer terug. De pointe is duidelijk: die visserman is wijs, hij kiest voor het Koninkrijk van God. Jezus spreekt hier als de belichaming van de goddelijke Wijsheid en doet een beroep op de wijsheid van de mens.

De evangelist Mattheüs (13:47-50) zegt iets heel anders. De situatie is ook anders: hij beschrijft een visvangst met een sleepnet door meerdere vissers. En hij voegt er een uitleg aan toe die geheel overbodig is: want wie vertelt er nu een raadsel met de oplossing erbij?

Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in zee en van alle soorten samenbrengend. Wanneer het gevuld is, haalt men het op de oever, en zet zich neer en verzamelt het goede in vaten, doch het ondeugdelijke werpt men weg.

En ook de pointe is verschillend. Hij laat de gelijkenis slaan op het Laatste Oordeel, wanneer engelen (meervoud) de bozen van de rechtvaardigen zullen scheiden en hen zullen werpen in de vurige oven van de hel (als vissen in een braadpan).

Wie heeft er gelijk, Thomas of Mattheüs? Was Jezus een doemdenker, die het einde der tijden met al zijn verschrikkingen voorspelde, een einde dat niet kwam? Of was hij een leraar van wijsheid, die genezend en predikend rondtrok en predikte hij een staat van puur geluk en volkomen gemeenschap, die er zo nu en dan al is? Voor mij is de keuze niet moeilijk.

BESTEL VALENTINUS DE GNOSTICUS EN ZIJN EVANGELIE DER WAARHEID

III Het Evangelie der Waarheid

Het Evangelie der Waarheid is het kroonjuweel van de Gnosis. Het vertelt in een bewogen stijl, hoe Jezus de Logos is, die de Onbekende God openbaart en de geest, die onbewust in de mens sluimert, wakker roept.

De geschiedenis van de aankoop is overbekend. 10 mei 1952: trein een uur te laat in Brussel. Tussenpersoon achter het raam van het restaurant. Hij krijgt een cheque van 30.000 Zwitserse franken. Daarop geeft hij mij een codex, die in 1945 in Egypte gevonden is. Op het station vraagt een douanier: ‘Wat hebt u daar onder uw arm?’. ‘Een oud handschrift’. Maakt een wegwerpgebaar: ‘Gaat uw gang’. En toen keerde ik hoogst voldaan huiswaarts.

Die codex bevatte het Evangelie der Waarheid, waarvan de inhoud tot dan volledig onbekend was. Het is geschreven omstreeks 150 na Christus in Rome door een Egyptische christen, de grootste gnosticus aller tijden, die vanwege zijn begaafdheid bijna tot paus van Rome gekozen werd. Toen dat niet doorging, werd hij eenmaal en andermaal uit de kerk gegooid, semel et iterum. Hij bleef een christen en richtte in Rome een vrije hogeschool voor geesteswetenschappen op met vertakkingen door het gehele Romeinse rijk.Omstreeks 160-170 na Christus is hij in Egypte gestorven.

Zijn Evangelie der Waarheid bevat passages, die in schoonheid hun weerga niet hebben in de vroeg-christelijke letterkunde tussen de gelijkenissen van Jezus en de Belijdenissen van Augustinus: het leven is een boze droom, totdat het licht van de Gnosis over iemand opgaat (29,2-30,28); de mens is als een bergbeklimmer, die in de mist zijn weg is kwijtgeraakt en niet meer weet waar hij heen moet. Totdat hij zijn naam hoort roepen (23,307).

Maar het eigenlijke thema van dit geschrift is de geschiedenis van de bewustwording van de mensheid. Valentinus ziet het zo: de mens, ieder mens heeft een lichaam van stof. Veel mensen zijn alleen maar stof, zij zijn hylici, materialisten, stofjesmensen. De mens heeft ook een ziel. Hij kan met zijn blote verstand ontleden. Hij kan ook zedelijk leven. Maar sommigen kunnen niet meer dan dat. Zij zijn psychici, zielige mensen, die geen Geest hebben. Sommige mensen hebben ook een Geest. Zij zijn in staat de Gnosis te ontvangen; maar om de Geest daarop voor te bereiden en te vormen, hebben zij eerst ervaringen met de stof en de ziel nodig. Dat zijn de pneumatici, geestelijke mensen.

Een latere aanhanger van Valentinus heeft dat uitgewerkt in een tractaat van de Jung Codex, dat Tractatus Tripartitus wordt genoemd. Hij betoogt dat de mensheid eerst in een stoffelijk stadium leefde. Toen aanbaden de heidenen natuurverschijnselen. Daarop volgde een psychisch stadium: daar was een volk, dat in één God geloofde en de Wet erkende, bepeinsde en ijverig betrachtte. Dat was de joodse religie, waarvoor hij grote waardering had. Maar de voleinding der geschiedenis van het heelal breekt aan met de komst van Christus.

Sophia, hier Logos genoemd, beweegt zich door het Inferno van de stof en het Purgatorio van geloof en rede naar de vrijheid des Geestes, die met de openbaring van Christus aanbreekt. Aldus de schrijver van de Tractatus Tripartitus. Maar de grondgedachte is al in het Evangelie der Waarheid aanwezig: Christus is de spil waar alles om draait, hij brengt te zijner tijd de Gnosis.

Dat vraagt om een toelichting. Wij meer dan tweeduizend jaar na de geboorte van Jezus: wij leven in het jaar onzes Heren, anno domini. Door zo te spreken, erkennen wij onbewust, dat de menswording van Christus de belangrijkste gebeurtenis van de wereldgeschiedenis is: de tijd richt zich op dat punt en gaat uit van dat punt. Wij noemen dat ‘voor het begin van onze jaartelling’ en ‘na het begin van onze jaartelling ’.

Het is opmerkelijk, dat de vroege christenen van het prille begin af aan, toen zij nog een klein groepje waren, zich bewust zijn geweest van de wereldhistorische betekenis van hun religie: zijn noemden zich ‘het derde geslacht’, na heidenen en joden. Dat geldt voor de katholieken, dat geldt voor de ketter Valentinus. Voor hem is het Christusgebeuren de definitieve bewustwording der mensheid. Hij beschrijft telkens weer in het Evangelie der Waarheid dat de Christus in de volheid des tijds de openbaring is, dat God is en dat Hij onkenbaar is. 

Maar Valentinus zegt meer: hij heeft ook ervaren, dat de Onbekende God niet kleinzielig is of hardvochtig of boosaardig, maar integendeel goed, rotsvast en zoet. ‘Smaakt en ziet, dat de Here zoet is’ een mystiek thema van alle tijden. En deze openbaring heeft kosmische betekenis. Niet alleen de mensenwereld, maar ook de geesteswereld heeft de dusgenaamde ‘vorming der Gnosis’ ontvangen en zo haar oorspronkelijke bestemming bereikt. Het heelal is uit God en door de bewustwording van de Gnosis heeft het zich tot God gewend. Zoals Joost Ritman eens zeide: ab uno ad unum, van de Ene tot het Ene. Bewustwording is zin en doel van de wereldgeschiedenis.

Tot slot lees ik U een passage uit het Evangelie der Waarheid voor:

‘Zo lang deze onwetendheid hun angst en verwarring,
onstandvastigheid, gespletenheid en verdeeldheid inboezemde,
waren er vele illusies, waardoor zij bezeten waren en ijdele dwaasheden,
alsof zij in slaap verzonken waren en ten prooi waren aan verwarde dromen:
zij vluchten ergens heen of zij zitten anderen op de hielen
zonder de kracht te hebben om hen in te halen;
zij zijn in gevechten gewikkeld en delen slagen uit of zij krijgen zelf slaag;
zij vallen van grote hoogte of zij vliegen door de lucht zonder vleugels.

Soms lijkt het of men hen wil vermoorden, terwijl er toch niemand is, die hen belaagt,
ofwel is het, of zij zelf mensen vermoorden, hun handen zitten vol bloed.
Tot op het ogenblik, dat zij ontwaken, die dat alles moesten meemaken.

Dan zien zij niets, die aan zulke boze dromen ten prooi waren,
want al die benauwenissen waren … niets.
Zo is het gegaan met hen, die de onbewustheid van zich afgeworpen hebben,
als de slaap die zij voor niets achten,
evenmin als zij de droombeelden voor echt houden,
maar zij laten hun illusies achter als waren zij een droom
en de Gnosis van de Vader beschouwen zij als het licht.’
(29,1-30,12)

BESTEL TERUG NAAR DE BRON: VALENTINUS, INAYAT KHAN EN HERMES TRISMEGISTUS

LEES MEER OVER BOEKEN VAN OF OVER PROF. GILLES QUISPEL