De roos en de lotus – voordracht van Quinten Spakman op het symposion over Boeddha

LEES MEER OVER ALLE VERANDERING KOMT TOT RUST IN BOEDDHA

BESTEL ‘ALLE VERANDERING KOMT TOT RUST IN BOEDDHA’ – BESTEL EBOOK

In de zeventiende eeuw werden wonderen – mede onder invloed van Spinoza – steeds meer ontmaskerd als bijgeloof. Dat kwam door een algeheel nuchter worden van de cultuur; een nuchter worden naderbij gebracht door een redelijke benadering van een vernieuwde wetenschap, maar ook een kritischer benadering van religie. Toch bleef nog heel wat aan wonderbeleving over, zoals de natuur als geheel – en dat gaven de klassieke rozenkruisers toen duidelijk aan. Wat ook overbleef als verwonderlijk fenomeen was de mens als verschijning én als wezen, getuige de hermetische uitspraak: ‘De mens is een groot wonder, O Asclepius’. Hermetische geschriften beleefden een hernieuwde actualiteit in de zeventiende eeuw, speciaal in de Nederlanden en de klassieke rozenkruisers verwezen naar Hermes als de bron.

Deze korte voordracht gaat over de roos als symbool voor het wonder in alle opzichten, in de natuur, in mensen, in de kunst. Als vraag. Als verwonderlijk fenomeen in onze realiteit. Niet zozeer als antwoord, want elk antwoord reduceert het wonder. En tevens gaat het om de oosterse lotus, die hetzelfde wonder lijkt te vertegenwoordigen, evenals eenzelfde vraag: waarom zou een lotus bloeien, kent de lotus een waarom?

Er lijkt op het eerste gezicht wel een oorzaak te zijn waarom roos en lotus bloeien. Ze wortelen en worden gevoed, en aldus dringt hun bloeiwijze erop aan zich te ontvouwen en vervolgens hun schoonheid te tonen. De roos in de aarde en de lotus in water. En de aarde van de roos bevat water en het water van de lotus bevat aarde, is troebel van klei.

Groeit de roos in liefde en de lotus in mededogen? Het lijkt eerder dat zij bloeien in liefde en mededogen, dat ze daarin niet verwelken. Dat dat hun leven is, dat ze daarin tot leven komen en in leven blijven, gelijk het devies van de zeventiende-eeuwse rederijkerskamer de Egelantier: ‘In liefdebloeiende’. De liefde, zegt Angelus Silesius, kent geen waarom, zij bloeit omdat zij bloeit. En caritas dan? En menslievendheid? Hulpvaardigheid?

Het is als met schoonheid: ongrijpbaar komt schoonheid bij tijd en wijle zich uitdrukken in de natuur, in mensen, maar zij kent teveel leven om zich duurzaam in het domein van de wereld te vestigen, om ‘haar hoofd te ruste leggen in de wereld van dukha’ om Paul Carus te parafraseren. Schoonheid is niet van deze wereld. Schoonheid hoort bij de stilte van het onuitsprekelijke.

Kunnen we een verbinding aangaan met de roos of met de lotus, of blijft het louter een symbool? Zouden we zo’n middelpunt van het onuitsprekelijke, van zo’n bloem van schoonheid, voldoende in onszelf herkennen om er een relatie mee te kunnen aangaan? Immers er wordt ook wel gezegd dat het koninkrijk van de roos nader is dan handen en voeten. En wellicht geldt voor nirwana hetzelfde. Zo dichtbij, nader dan handen en voeten, dan zou het toch een fluitje van een cent moeten zijn om een stevige geestelijke band te smeden met deze werkelijkheid, met deze bewustzijnsstaat?

Een toverfluitje van een cent? Dan zou het toch voor een ‘ont-egood’ zelf, voor een ziel staande in het endura, een vanzelfsprekendheid kunnen zijn om zich geheel te kunnen kleden in het gewaad van verhevenheid, in de mantel van zachtmoedigheid? Stel dat u roos bent of lotus, waarom zou u dan willen bloeien? Om schoonheid een kans te geven zich te openbaren? Uit drang naar zelfrealisatie? Als ontplooiingsdrift? De roos bloeit omdat zij bloeit, zij kent geen waarom.

Volgens de rozenkruisers staat de roos symbool voor het wonder in de natuur en – ‘nader dan handen en voeten’ – het wonder in de mens. Dat wil zeggen dat er een niet te verklaren potentie verborgen ligt in het principe van de roos als schoonheid, als volmaakte bloei in geur, kleur, klank. Sub rosa. De verborgenheid – de onkenbaarheid – geldt slechts het calculerende ik; dus niet het zuivere gevoel, het geopende hart, het zingen van de ziel; want die helpen goed de roos transparant te maken, de bloembladen zich te laten ontvouwen. Die potentie heeft zowel met menselijkheid als met verlichting te maken en deze potentie kan aangrijpen in ‘het midden’ van alle werelden; in het middelpunt van evenwicht.

Maar die potentie heeft niet noodzakelijkerwijs met menslievendheid te maken of met politieke revolutie, integendeel. De humaniteit en de uiterlijke revolutie kunnen – hoe goed bedoeld ook – de roos weer toedichten, haar bloei terugbuigen.Het is geen wonder dat een geestelijke traditie als het daoïsme in de Daodejing de menslievendheid aan de kaak stelt. De zachte heelmeester.

BESTEL ‘ALLE VERANDERING KOMT TOT RUST IN BOEDDHA’ – BESTEL EBOOK

De roos vraagt aan de eigenaar, aan de sleutelfiguur in onze bewustzijnsgang, te onderkennen wat werkelijk menselijkheid is, wat werkelijk verlichting voor onze rede inhoudt. Het middelpunt van evenwicht in ons meervoudig samengestelde kosmische organisme vraagt om rust en helderheid in geestelijk opzicht: alle verandering komt tot rust in Boeddha, de geest van het universum. Het roosprincipe rust geduldig van binnen, met hoop en geloof om zich in ons als liefde, als werkelijk mededogen te openbaren.

Onze persoonlijke hoop en ons geloof doen er daarbij niet zoveel toe, dat zijn immers slechts wensen, projecties, speculaties, dat is slechts het cultiveren van beelden. Nee, wij wachten op het mysterieuze zingen van het onbegrensde hart, op het opbloeien van de roos der rozen, op de vibratie die zich door het midden van ons wezen heen breekt om onze ziel geheel te vullen met bewustzijn en daadkracht, met de brandstof voor liefdeopenbaring, ‘heilige olie’ voor de motor van de monade.

Wat te doen met de roos? Niet bang zijn dat de ik-verbreking pijn doet, ook de eigen zachte heelmeester kan het bloeien van de roos en de expressie ervan schaden en zelfs teniet doen.
Durf de doorn in de eigen ik-illusie te drukken; als nirwana uitblussing is, heb dan de moed de brandslang te hanteren en te richten op het valse vuur van de negatieve emotie van begeertenatuur. Geef de roos alle aandacht, geef die schoonheid alle liefde en warmte om van binnen naar buiten te gaan.

Denk jezelf

De gedachte openbaart zich in het woord, het woord in de daad, de daad wordt gewoonte, en de gewoonte verhardt zich tot een karakter. Sla dus acht op de gedachte en waarheen ze u voert, en laat haar voortkomen uit liefde ontstaan uit meegevoel met alle wezens. Zoals de schaduw het lichaam volgt, zo worden wij wat we denken. Alles wat een begin kent, kent ook een einde. Sluit daar vrede mee en alles komt goed. Timmerlieden vormen het hout; pijlenmakers maken pijlen; de wijze vormt zichzelf.

De formule van de afhankelijke medevoortbrenging

Uit onwetendheid ontstaat onderscheiding,
uit onderscheiding bewustzijn (ik-bewustzijn),
uit bewustzijn naam-en-vorm,
uit naam-en-vorm de zes verbindingen (vereenzelviging),
uit de zes verbindingen aanraking,
uit aanraking aandoeningen (gehechtheid),
uit aandoening dorst (begeerte),
uit dorst hechten,
uit hechten worden,
uit worden geboorte,
uit geboorte ouderdom en dood, smart, klagen, leed, bekommernis en vertwijfeling.

Bevrijding door iets te ontwikkelen

Monniken, wat zijn de bezoedelingen (asavas) waarvan je je kunt bevrijden door iets te ontwikkelen? Een monnik ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, indachtigheid, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid. Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, het onderzoeken van de Dhamma, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.

Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, energie, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid. Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, vreugde, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid. Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, kalmte, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid. Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, concentratie, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.

Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, kalmte, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid. Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, concentratie, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid. Hij ontwikkelt, vanuit wijze overwegingen, gelijkmoedigheid, een factor van verlichting die verbonden is aan onthechting, aan hartstochtloosheid, aan beëindiging, aan het ontwikkelen van onzelfzuchtigheid.

Monniken, elk probleem, verdriet of ergernis is voor degene die deze eigenschappen niet ontwikkeld heeft, geen probleem, verdriet of ergernis wanneer hij deze eigenschappen op deze manier wel ontwikkeld heeft. Dit worden de bezoedelingen genoemd waarvan je je kunt bevrijden door iets te ontwikkelen.

Bevrijding van alle bezoedeling

Monniken, een monnik die zich door te zien (inzicht) bevrijd heeft van de bezoedelingen; als hij zich door ingetogenheid bevrijd heeft van de bezoedelingen; als hij zich door gebruik van iets te maken bevrijd heeft van de bezoedelingen; als hij ‘zich door volharding bevrijd heeft van de bezoedelingen; als hij zich door vermijding bevrijd heeft van de bezoedelingen; als hij zich door ze uit te roeien bevrijd heeft van de bezoedelingen; als hij zich door ontwikkeling bevrijd heeft van de bezoedelingen, dan wordt hij een monnik genoemd die bevrijd is door de beheersing van alle bezoedelingen:hij heeft begeerte weggesneden, hij heeft zijn ketenen afgeworpen en hij heeft een einde gemaakt aan het lijden door het volkomen doorgronden van eigendunk. Dat was wat de gezegende zei. De monniken waren blij van hart en verheugden zich in de woorden van de gezegende.

LEES MEER OVER ALLE VERANDERING KOMT TOT RUST IN BOEDDHA

BESTEL ‘ALLE VERANDERING KOMT TOT RUST IN BOEDDHA’ – BESTEL EBOOK

LEES OVER BOEKEN OVER BOEHHA EN HET BOEDDHISME