Valentinus en zijn Evangelie der Waarheid – gedeelte uit ‘De oerknal van het christendom’ van Jacob Slavenburg

BESTEL DE OERKNAL VAN HET CHRISTENDOM

Het was in het jaar des heren 1986 dat de Bibliotheca Philosophica Hermetica samen met de eminence grise van het gnosis-onderzoek in Nederland, oud-hoogleraar Gilles Quispel, een congres organiseerde in het jaren geleden ter ziele gegane centrum De Kosmos in Amsterdam. Daar aan de Prins Hendrikkade werd in enkele dagen geschiedenis geschreven. Op de rood geverfde planken van het New Age-centrum verrasten de hooggeleerde dames en heren het massaal toegestroomde publiek met baanbrekende lezingen over de gnosis (gepubliceerd in Gnosis – De derde component van de Europese cultuur traditie).

Zo hield professor Quispel onder meer een boeiende voordracht over ‘de vrouw in de Gnosis.’ en daarin vertelde hij dat in het jaar 144 de heren Macion en Valentinus de kerk waren uitgegooid als ketters. De bron waar Quispel zijn bewering op baseerde is de kerkvader Tertullianus. En Quispel kon het weten, want ooit was hij gepromoveerd op een dissertatie over deze Noord-Afrikaanse kerkvader.

Dat Marcion de kerk uitgezet is, is vrijwel zeker. Of dat bij Valentinus ook het geval was, daar wordt in de wetenschap over getwijfeld. We weten wel dat beiden in dezelfde tijd in Rome vertoefden. De Egyptenaar en de klein-Aziaat hebben elkaar in de hoofdstad Rome zeker ontmoet. Eerst richten we onze aandacht op één van de grootste christelijke leraren die ooit geleefd heeft, de Egyptenaar Valentinus. Wie was hij?

Van Alexandrië naar Rome

Eigenlijk kweten we niet zoveel van Valentinus. Hij moet rond het jaar 100 in Egypte geboren zijn. In Alexandrië kreeg hij zijn opleiding. Latere volgelingen beweerden dat hun meester zijn leringen direct ontvangen had van een zekere Theudas, een directe leerling van de apostel Paulus. Of zijn wijsgerige studies zich echter geheel afspeelden binnen het liberale christelijke milieu van die stad is niet geheel zeker. Het is alleszins aannemelijk dat de christelijke leraar in zijn Alexandrijnse periode beïnvloed is door het hermetisme. In zijn latere leringen, en ook in die van zijn opvolgers, zitten elementen die we ook in de woorden van Hermes Trismegistus tegenkomen. Zeer waarschijnlijk kende hij ook Basilides, en zeker was hij bekend met het werk van Philo van Alexandrië.

Valentinus is tot ongeveer 138 na Christus als leraar actief in de miljoenenstad. Dan trekt hij naar Rome. Hij is er een geliefd prediker en wordt er bijna tot bisschop gekozen. Niet hij echter, maar zijn opponent Pius de Belijder wordt de nieuwe Romeinse bisschop. Deze Pius volgt niet de mystieke lijn van Valentinus. Zijn denkrichting is meer georiënteerd op wat later de orthodoxie zou worden genoemd. Dat moet bijna wel conficten gegeven hebben. Quispel ziet hier het keerpunt in de richtingenstrijd in de kerk. ‘De Romana werd als reactie katholiek autoritair’.

We weten niet of Valentinus binnen de gemeente is gebleven. Kerkvaders beweren dat hij een eigen gemeenschap gesticht heeft. Maar dat is allerminst zeker. Onder het christelijke dak was er in de tweede eeuw nog volop ruimte voor uiteenlopende opvattingen. Maar de institutionalisering diende zich al wel aan…

Valentinus was een christen. Zijn bekendste werk, teruggevonden in een kruik bij Nag Hammadi in 1945, is het Evangelie der Waarheid. In dezelfde eerste codex uit de Nag Hammadi-vondst bevindt zich ook een verhandeling over de opstanding die door sommige onderzoekers aan Valentinius wordt toegeschreven. Verder zijn er door hem bestrijdende kerkvaders een aantal fragmenten uit zijn werk overgeleverd. Deze kerkvaders tekenen ook voor de beschrijving van een ‘gnostisch systeem’ dat Valentinus zou hanteren.

Al in een vroeg stadium in zijn leven had Valentinus een Christus-visioen. Hij zag met zijn innerlijk oog Christus in de gedaante van een kind en vroeg wie hij was. Het kind antwoordde: ‘Ik ben de Logos’. Dit visioen zou hem zijn hele levenvergezellen. Het staat centraal in een schitterende preek die de naam De blijde boodschap van de Waarheid gekregen heeft.

Samenhang

Het Evangelie der Waarheid is een diepzinnige meditatie over God, Christus en de mens in hun kosmische samenhang. Een samenhang die Valentinus geopenbaard werd in een eerder visioen dat hij daarna beschreef:

‘Ik zie in de geest, dat alles samenhangt,
in versta in de geest, dat alles wordt omvat:
dat het vlees hangt aan de ziel,
en dat de ziel afhangt van de lucht (de Geest),
en de lucht hangt aan de ether (het Geestrijk).
Uit de diepte komen vruchten voort,
en uit de schoot wordt het Kind geboren.’

Deze kosmische samenhang is door latere kerkvaders niet meer begrepen. Ze noemden dit ‘gnostisch’ en dat was ketterij. Maar wat hield deze samenhang nu precies in? Valentinus heeft daar veel meer over geschreven dan bewaard gebleven is. Daarom zijn we aangewezen op zijn opponenten, de kerkvaders. Het is vooral Irenaeus van Lyon die een niet al te heldere samenvatting poogt te geven van de kosmische inzichten van de mysticus Valentinus.

Volgens de kerkvader ging deze uit van een onnoembare kosmische Tweeheid, waarvan het ene deel Onuitsprekelijkheid werd genoemd en het andere deel Stilte. Uit die tweeheid zou nog een andere tweeheid zijn voortgevloeid, waarvan het ene deel Vader (eigenlijk: Nous, Bewustzijn) genoemd werd en het andere deel Waarheid. En uit dat viertal werden Logos, Leven, (kosmische mens) Mens en gemeenschap geboren.

Logos en Leven brengen tien vermogens tevoorschijn, Athropos (Kosmische Mens) en Ekklesia (Gemeenschap) twaalf. In totaal schetst Valentinus, volgens de  kerkvader, dus dertig krachtvelden. Eén van die dertig krachten, de moeder, zou afvallig geworden zijn en verantwoordleijk voor de rest van de schepping.

Voorts zijn er twee afgescheidenheden, twee grenzen; een tussen de Diepte en de rest van het Pleroma (de Volheid) die de eonen (krachtvelden) scheidden van de ongeschapen Vader en tussen de moeder en het Pleroma.

Christus zou uit de eonen buiten het Pleroma zijn voortgebracht. Hij zou, samen met zijn schaduw, ontstaan zijn uit der herinnering van de Moeder aan het Pleroma. De Moeder, achtergebleven met de schaduw van Christus, zou een andere zoon tevoorschijn hebben gebracht. Dat zou de demiurg, de bouwmeester van de zichtbare kosmos zijn. Samen met deze zou er ook nog een andere kracht ter linkerzijde zijn voortgebracht.

Jezus zou voortgekomen zijn uit de demiurgische krachten, maar Christus zou uit het Pleroma komen. Vogens sommigen, schrijft kerkvader Irenaeus, is Chtistus voorgekomen uit de (kosmische) Mens en de gemeenschap. De Heilige Geest zou uit Waarheid zijn voortgevloeid. Zij bevruchtte de eonen met haar onzichtbare aanwezigheid, zodat ieder eon de kiem van de waarheid in zich zou dragen.

Een en ander lijkt wat duister. Gevonden teksten bij Nag Hammadi werpen een beter licht op de gedachten erachter. In de Valentiniaanse Verhandeling wordt gesproken over de Onnoembare (dat is de Onuitsprekelijke) die een tweeheid vormt met Stilte. De Onnoembare is de Vader, ‘de wortel van het Al’. Maar Vader en Stilte vormen een monade. Er is dus slechts één die zich ontvouwt in twee. Overigens wordt de reeks, ook in de Valentiniaanse Verhandeling, voortgezet met een viertal krachten dat hier uit voortvloeit, zoals Nous (Bewustzijn), Leven en Waarheid. De vierde kracht is door de slechte staat van het manuscript niet te ontcijferen.

De Vader wordt ook wel aangeduid met Diepte. We zien dat al in de weergave van Irenaeus en de gevonden bronnen onderschrijven dit. Er is dus een monade, een eenheid, die twee aspecten kent, Diepte en Stilte.

De Vader is de wortel van het Al, de onnoembare die in de monade woont. Hij woont in Stilte, hij is de monade. Hij vormt met Stilte een twee-eenheid. Deze opvatting is niet typisch gnostisch. Bij Plato worden in de idee van het Goede twee krachten onderkend: Waarheid en Bewustzijn. Het lijkt wel of we hier Valentinus horen; Tertullianus noemt Valentinus dan ook ‘de platonist’. Volgenlingen van Plato noemden de Idee van het goede: God. God is dan een monade, met in zich een dyade, een tweeheid. Bij Valentinus draagt God (of: Geest) ook een dyade in zich. En niet alleen bij Valentinus.

In een geschrift uit de eerste eeuw, dus nog voor de ‘gnostische systemen’, wordt over een monade gerept die een tweeheid in zich draagt. In dat geschrift Eugnostus de Gezegende, dat ook bij Nag Hammadi werd gevonden, vloeit uit de monade, de eerste Onverwekte Vader, de tweeheid Anthropos (kosmische Mens) en Sophia (Wijsheid) voort, die echter ook de namen Nous (Bewustzijn) en Alètheia (Waarheid) dragen. Irenaeus noemt bij gebrek aan inzicht dit alles ‘gnostisch’. Gnostisch wil in zijn ogen zeggen: niet christelijk. Maar daar slaat hij de plank volledig mis.

Bron: De oerknal van het christendom van Jacob Slavenburg

BESTEL DE OERKNAL VAN HET CHRISTENDOM

LEES MEER OVER BOEKEN VAN JACOB SLAVENBURG OVER HET VROEGE CHRISTENDOM