De zeven bevrijdende handelingen IV – hoofdstuk 14 van ‘De universele gnosis’ – het heilige avondmaal

 

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

Het taalgebruik in het boek De universele gnosis van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri is onmiskenbaar van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar de boodschap is nu misschien wel actueler dan ooit. Hieronder volgt hoofdstuk 14 over ‘De zeven bevrijdende handelingen IV’. 

Vier bevrijdende handelingen hebben wij nu met u overwogen; er moeten er dus in de magische procedure van het Heilige Avondmaal nog drie volgen. Om er zeker van te zijn dat de bedoeling van al deze zeven handelingen gedurende het Avondmaal als in uw bewustzijn gegrift staat, willen wij de aard en het wezen van dit proces opnieuw duidelijk voor u omlijnen. Wij doen daartoe enkele grepen uit hetgeen reeds uitvoerig aan u werd geschreven. En wij hopen dat dit kort begrip van de zeven bevrijdende handelingen voor u een behoorlijke basis zal zijn om de poort tot de transfiguratie in duidelijke contouren voor u te zien.

De gehele mikrokosmos wordt in de wereld der dialectiek gevangen gehouden door een persoonlijkheid die natuuréén met deze wereld is. Deze gevangenschap is er de oorzaak van dat de gehele mikrokosmos als in wielwenteling onophoudelijk, in de eentonige regelmaat van het opgaan, blinken en verzinken, door alle dialectische bestaansgebieden wordt voortgesleept. De situatie die hiervan het gevolg is, toont een voortdurend schrijnend beeld van lijden en verdriet, van een smart waarachter geen enkel bevrijdend doel staat.

Als een leerling dit door ondervinding gaat inzien, en dit inzicht derhalve een belevenis is geboren uit dood en nood, dan ontwikkelt er zich een zoeken. Geen zoeken dus van wege enige verstands- of gevoelsgerichtheid, doch een zoeken als in levensnood.

Zulk een zoeken nu wordt beantwoord door een straal van het Rozenkruis. In deze straling worden leringen, toespraken en activiteiten van de Broederschap werkelijk verstaan, omvat, naar hun bedoeling. In deze straling wordt de aandacht van de leerling geheel en al gericht op het oorspronkelijke tehuis van zijn mikrokosmos en er wordt hem duidelijk gemaakt op welke wijze het verloren Vaderland terug te vinden is.

De leerling ontdekt dat zijn persoonlijkheid het anker is waarmee de mikrokosmos gevangen wordt gehouden en hij ziet, als in een schemering, de mogelijkheid tot nieuwe tempelbouw. In de nacht van zijn bestaan zoekt de verdwaalde naar ‘licht’. Plotseling wordt hij door de straal van het licht getroffen, en hij wendt zich nu, geleid door het licht op zijn pad, naar het doel in de verte. Door deze handeling, zo brachten wij tot u over, ontsluit de leerling zelf de deur tot de bevrijdende mysteriën.

Als de deur geopend is, ontwikkelt er zich een nieuw proces. Het eerste proces had slechts orie«nterende bedoelingen; dit tweede proces heeft tot doel de persoonlijkheid der natuur die, zoals wij zagen, oorzaak is van de gevangenschap, geschikt te maken voor denaturatie, voor transfiguratie, voor wedergeboorte.

De ik- en persoonlijkheidsverbreking is geen zelfvernietiging, want als het gewone zelf op extreme wijze vernietigd zou worden, zou de mikrokosmos nog geen ander zelf bezitten om het werk over te nemen. De verbreking van de natuur, de transmutatie, kan daarom eerst dan plaatsvinden en in werkelijkheid voltrokken worden, als er een nieuwe natuur is, een nieuw zelf. En daar het nieuwe zelf niet verrijzen kan zonder denaturatie van het oude zelf, zou hier een onoverkomelijke moeilijkheid bestaan.

In deze onoverkomelijke moeilijkheid wordt voorzien door een intermediair, door de Heilige Geest, het oerpranische licht. In een aanraking van dit licht wordt de dialectische persoonlijkheid van de leerling in een toestand gebracht waarin het transmutatieproces in de mikrokosmos werkelijk kan aanvangen. Er kan een nieuwe persoonlijkheid worden opgericht die te zijner tijd het werk van de oude zal kunnen overnemen. Dit proces, geleid door het intermediair, is dus nimmer een persoonlijkheidscultuur, nimmer een krachtiger vernageling aan het wiel, doch feitelijk een voorbereiding tot ondergang, een voorbereiding tot fundamenteel sterven.

Alzo wordt de persoonlijkheid van de natuur basis voor transfiguratie, zonder deze persoonlijkheid te verheffen. Het is om die reden dat wij zeggen dat het nieuwe leven van-onderen-op geboren moet worden.Dit tweede proces duiden wij aan als het heilige Avondmaal en het wordt door zeven aanzichten, door zeven bevrijdende handelingen, gekenschetst.
In de eerste bevrijdende handeling gaat het om een afsluiten van de dialectische persoonlijkheid voor de volledige greep van de omringende krachten van de natuur. Deze invloeden worden tot een minimum teruggebracht, zodat een biologisch functioneren van de persoonlijkheid mogelijk blijft.

De volgende drie bevrijdende handelingen hebben tot taak de heilige Graal te formeren. De Graal richt de aandacht op het tot stand brengen van een hoofd-harteenheid, tengevolge waarvan oerpranisch licht in het persoonlijkheidsstelsel kan worden vastgehouden en de persoonlijkheid kan gaan werken met een kracht die niet van deze wereld is. In de eerste bevrijdende handeling gaat de leerling uit om het Pascha te bereiden; de volgende drie handelingen hebben betrekking op de samenstelling van het Avondmaal.

Het oerpranische licht wordt in de geheven kelk opgevangen en een liefelijke geur stijgt omhoog en bewijst zich in een nieuwe taal, in een nieuw woord. Het brood en de wijn staan gereed. Nu kan de Heer komen om zelf het Avondmaal te bedienen.

Zo wordt het dan nu onze taak uw aandacht te bepalen bij de laatste drie bevrijdende handelingen, waarin de Heer de opperzaal binnentreedt, omringd door al zijn discipelen, en spreekt: ‘Neem en eet, dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt. Handel geheel in overeenstemming daarmee. Deze drinkbeker is het nieuwe verbond met mijn bloed, dat voor u uitgegoten wordt.’

U bemerkt hoezeer in deze woorden een criterium gelegen is. Als de graal gevuld is met het gouden oerpranische licht, wordt dit licht de leerling geschonken om het geheel in overeenstemming daarmee te gebruiken. Daarom wordt er door Paulus gezegd dat iedere leerling, die drinkt van de gouden substantie, zich een oordeel drinkt. Er wordt dus scherp gelet op hetgeen de leerling met de hem gereikte graal doet. Zodra de leerling deze heilige materia magica zou willen aanwenden voor dialectische en zichzelf handhavende doeleinden, zou onmiddellijk de graal in stukken springen.

Daarom waarschuwt Paulus zijn leerlingen: ‘Zo dikwijls gij het brood zult eten en de wijn zult drinken, zo verkondig de dood des Heren totdat Hij komtý, hetgeen wil zeggen:’ Zo dikwijls u de heilige materia magica van de graal zult aanwenden, denk er dan om dat u dit alleen doet ten dienste van het transfiguratieproces, tot het grote werk voleind is.’

Dit Avondmaalcriterium vestigt nu uw bewustzijn op de drie nog niet beschreven plexicirkels, waarvan de eerste ge legen is bij de maag, de tweede in de buik, corresponderend met de schep- pingsorganen, en de derde u terugvoert naar ons punt van uitgang, de plexus sacralis, gelegen aan het eind van het slangenvuurstelsel.

U zult zich misschien verwonderd hebben afgevraagd waarom in dit proces van de zeven bevrijdende handelingen zozeer de aandacht wordt gericht op deze plexicirkels. Deze mogelijke vraag willen wij nogmaals, en nu wat uitvoeriger, beantwoorden.

U weet dat door het gehele lichaam het zo verfijnde netwerk van de zenuwdraden loopt. De plexi nu zijn knopen in het zenuwstelsel, dat wil zeggen transformatiepunten, onderstations van de zenuwkracht. Het zenuwfluïde moet u leren zien als het bewustzijnsfluïde. Door middel van het bewustzijnsfluïde wordt de interne secretie beïnvloed en via deze interne secretie de bloedsbasis. Als het bewustzijn gericht is op deze natuur, op het eigen leven, op het ik en zijn bestaans cirkel, dan zal de bloedsbasis daarvan getuigenis geven.

Verandert het bewustzijn fundamenteel, dan moet het bloed daarin volgen. Levensverandering ontwikkelt zich dus niet primair uit en door het bloed, doch door het zenuwfluïde. Vele mensen, en tot hen behoren alle natuuroccultisten, trachten de bloedsbasis te wijzigen door middel van een dieet, of door middel van oefeningen. Zij brengen daardoor wel verandering in de interne secretie teweeg, doch daar het bewustzijn gelijk blijft aan zijn oorspronkelijke normatuur, is de zogenaamde bewustzijnsuitbreiding altijd een greep van de spiegelsfeer.

Daarom moet het grote werk beginnen bij het bewustzijn. Het bewustzijn moet, zoals uitvoerig aangegeven, zich openstellen voor het intermediair Christi. In het proces van het heilige Avondmaal gaat het er dan ook om de activiteiten van het oerpranische licht te verdelen en te coördineren over het gehele zenuwstelsel, want alleen op deze wijze kan bevrijdende handeling worden geboren. De kern van het werk waarvoor u wordt geplaatst, is dus de vrijmaking van uw zenuwstelsel door aanraking van de Heilige Geest. Zolang u nog blijk geeft van soms ontstellende nervositeit, is dat een bewijs dat u nog lang niet vrij bent en nog gebonden bent aan deze wereld met haar angsten, vooroordelen en begoochelingen.

De kern van het zenuwstelsel is het slangevuur en de basis van dit vuur is gelegen in de plexus sacralis. Als deze basis open is en de slang in uw woestijn kan worden opgericht, kan het bevrijdende licht over het gehele stelsel uitstralen. De kop van de slang opent zich voor het vuur van de Heilige Geest en staat geheel in vlammen gehuld. Fel schiet het vuur naar beneden en, door de plexus sacralis weerkaatst, verspreidt het nieuwe gouden fluïde zich over het gehele zenuwstelsel, achtereenvolgens alle plexicirkels beïnvloedend. Eerst tot afscherming van de persoonlijkheid voor de dialectische krachtgolven, vervolgens voor het gieten van de graal, tenslotte voor de ontvangst van het heilige Avondmaal.

Na de eerste bevrijdende handeling, de drempel, kan de heilige vaas van het zuiverste etherkristal worden vervaardigd en nu komt de Heer van alle Leven, het Licht zelf, het Avondmaal bedienen.

Rondom Hem zijn geschaard de twaalf discipelen, de twaalf hoofdzenuwen, die het gehele lichaamsstelsel beheersen, alle organen besturen en alle handeling mogelijk maken. Tot deze twaalf discipelen wordt gezegd: ‘Neem en eet, dit is mijn lichaam’, en: ‘Drink van deze beker.’

U begrijpt de bedoeling. Het in de graalbeker gereedgekomen mengsel wordt als een innerlijke kracht door het gehele zenuwstelsel gevoerd, tengevolge waarvan de leerling werkelijk geheel in, uit en van Christus leven kan, dat wil zeggen in de zin van het proces van het heilige Avondmaal.

De maag-plexicirkel stelt de leerling in staat alle nieuwe, voedende bestanddelen van heilige spijzen en bewustzijnsvuur in de bloedbaan over te brengen. Door zijn samenwerking mét en zijn invloed óp de nieren worden, door de nieuwe werkzaamheid van deze plexicirkel, afvalstoffen en kristallisatiekrachten – die bij de gewone dialectische mens zonder twijfel in het bloed worden opgenomen en verantwoordelijk zijn voor de vorming van het beruchte gluten – uit het bloed afgezonderd en afgescheiden.

Velen die de heilige wetenschap bestuderen, hebben zich tevergeefs afgevraagd wat toch de nieren met het heiligmakingsproces te maken zouden kunnen hebben, doch u zult nu verstaan waarom door de psalmist wordt gezegd: ‘Heer, toets mijn nieren en mijn hart. Want uw goedertierenheid is voor mijn ogen en ik wandel in uw waarheid.’ Het is de leerling, bezig met de vijfde bevrijdende handeling, die hier spreekt. Er moet volkomen evenwicht zijn in het maag-niersysteem. Als het mantram klinkt vanuit de opperzaal: ‘Neem en eet, dit is mijn lichaam’, moet dit systeem naar de eis functioneren. Want de leerling die deze opdracht ontvangt, staat in het land der vreemdelingschap en zijn persoonlijkheid is van dialectische gedaante. De gevaren die hem omringen zijn dus niet van denkbeeldige aard.

Als de maag-plexicirkel op de juiste wijze werkzaam is, kan tevens de levensenergie op efficiënte wijze worden verdeeld en aangewend. Uitputting en overmatige energieaanwending kunnen dan worden voorkomen. De beide nieren zijn links en rechts van de slangevuurwervelkolom gelegen, ter hoogte van de zo belangrijke eerste tot derde lendewervel, en wij vinden aan de nieren een uitgroeisel dat bekend staat als bijnier. De bijnier is een orgaan met interne secretie, welks hormoon de energie verzorgt. Indien dit gehele stelsel van maag, nieren, bijnieren en de desbetreffende zenuwkracht transformatoren niet goed is opgebouwd, zal bij iedere buitennatuurlijke krachtaanraking een foutieve handeling het gevolg zijn en zal het gluten in het bloed zich vermeerderen.

Daar dit systeem ten nauwste verbonden is met het hart-hoofdstelsel, mag het duidelijk zijn dat bij overmatige inspanning van het dialectische gevoelsleven reuma of suikerziekte er een onafwijsbaar gevolg van kan zijn. Doch de leerling van het vijfde koord kan, zoals in Psalm 26, spreken: ‘Ik ga rondom uw altaar, o Heer’, en hij kan vrijmoedig zeggen: ‘Proef mij, Heer, en onderzoek mij, toets mijn nieren en mijn hart.’ Zo worden bewustzijnsfluïde, interne secretie en bloed in volkomen evenwicht gebracht, waardoor een nieuwe bevrijdende handeling verzekerd is.

Nu is daar het laatste criterium, tot uitdrukking gebracht in het woord van de Heer: ‘Deze drinkbeker is het nieuwe verbond met mijn bloed, dat voor u vergoten wordt. Kom, drink allen daaruit.’ Dit graalmantram vestigt de aandacht op de buik-plexicirkel en op de ombuiging van de scheppingskracht. Als alle vijf voorafgaande bevrijdende handelingen werkelijk zijn verricht naar de eis van het oerpranische licht, kan deze zesde stap geen enkel bezwaar opleveren en kan de kandidaat volkomen met het zesde koord uit de put der versterving worden opgetrokken.

Zo ontdekken wij dus de volgende schematische voorstelling van het proces van het heilige Avondmaal:

  1. de immunisering voor dialectische krachten tot een biologisch minimum, het stappen over de drempel;
  2. het gieten van de graalbeker met behulp van de nieuwe ethers;
  3. het ombouwen van het bloed, het evenwicht brengen in de energie, en verzekering van het wegvoeren van dialectische afvalstoffen uit het bloed;
  4. de ombuiging van de scheppingskracht, zodat de leerling zijn gehele handelingswezen onder controle krijgt.

Nog eenmaal wordt nu het koord in de put neergelaten, en zie, de weerstand is overwonnen. De binding tussen het oerpranische licht en de mikrokosmos is definitief tot stand gekomen. Nu kan het endura beginnen. Nu kan de leerling ‘de dood des Heren gaan verkondigen’, in klare daad.

Het heilige Avondmaal is gebruikt en allen staan op, om heen te gaan naar de hof van Gethsémané.

INHOUDSOPGAVE DE UNIVERSELE GNOSIS

Woord vooraf

  1. De ware en de valse Gnosis
  2. Paulus en de Gnosis
  3. De Heilige Geest en de Gnosis
  4. Het slangenvuur en de Gnosis
  5. De Gnosis van de Pistis Sophia
  6. De Gnosis en de Kerk
  7. De Gnosis en dichters en denkers
  8. De Gnosis als het oerprana
  9. De Gnosis en de regeneratie van de gehele natuur
  10. De neerdaling van de zeven stralen van het oerpranische licht
  11. De zeven bevrijdende handelingen (i)
  12. De zeven bevrijdende handelingen (ii)
  13. De zeven bevrijdende handelingen (iii)
  14. De zeven bevrijdende handelingen (iv)
  15. De wondere hof van Gethsémané
  16. Het mysterie van het endura
  17. De glorievolle opstanding
  18. De wonderbare visvangst
  19. Het net van de visser
  20. Het compendium

Bron: ‘De universele gnosis’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 4

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

LEES MEER OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE