Het slangenvuurstelsel speelt een centrale rol in het graalverhaal van Parzival

BESTEL HET GRAALMYSTERIE VAN PARZIVAL

Benita Kleiberg gaat in haar boek Het graalmysterie van Parzival uitgebreid in op slangenvuursysteem in de mens omdat het een centrale tol speelt bij de inwijding die in christelijke esoterie een alchemisch huwelijk wordt genoemd en die in principe voor iedereen mogelijk is. Hieronder volgt de integrale tekst van paragraaf 3.17 .

De ruggengraat wordt in India de Brahmadanda, de stok van Brahma, genoemd en komt volkomen overeen met de caduceus van Mercurius of de staf van Hermes waarvan de twee vleugels bovenaan de twee hersenhelften verzinnebeelden. Langs de caduceus kronkelen de twee slangen van de kundalini of het slangenvuur. De kundalini ligt als een overweldigende vurige kracht opgerold aan het einde van de wervelkolom in de plexus sacralis en is verbonden met het stuitchakra. De twee vleugels bovenaan de staf vertegenwoordigen het nieuwe denkvermogen of bewustzijn dat langs de twee kanalen door een spiritueel proces in beweging wordt gezet en het cerebrospinale zenuwstelsel met het sympatische zenuwstelsel verbindt. Deze procesgang heeft een nadere uitleg nodig.

Helena Blavatsky beschrijft in haar boek De Geheime Leer de drie kanalen van de ruggengraat. De middelste buis, de stok van Brahma, noemt zij de soeshoemna, een term die afkomstig is uit de Trans-Himalayase school. Deze wordt aan beide kanten omgeven door de ‘Ida’ en de ‘Pingala’. De zuivere Akasha, de gereinigde grote slangenvuurkracht, beweegt zich langs de soeshoena“ omhoog; zijn twee aanzichten stromen door Ida en Pingala. Deze twee strengen van de sympaticus vormen twee afzonderlijke velden. Het ene veld, rechts van het ruggenmerg gelegen, de pingala, is scheppend, impulsgevend en mannelijk van functie; het tweede veld, aan de linkerkant, de vrouwelijke ida, is reagerend op deze impuls en kan dus openbarend genoemd worden. De Ida en de Pingala worden in de Bijbel in Handelingen 5 vers 1-11 respectievelijk Sapphira en Ananias genoemd.

Alle avonturen die Parzival beleeft, zijn een verzinnebeelding van dit spirituele alchemische proces, dat het lichaam in zijn slangenvuursysteem aangrijpt. Parzival wordt door zijn vrouw Condwiramur naar de Graal geleid. Zij vertegenwoordigt de ware Minne voor Parzival. Zij is de Lichtkiem, de goddelijke vonk in het hart. In Oosterse religies vaak met de ‘Lotus’ aangeduid, de rozenkruisers spreken over de ‘roos’, doch al deze verschillende benamingen geven aan dat in het menselijk hart een latent goddelijk deeltje sluimert, dat dient te ontwaken.

Parzival opent zijn wezen voor Condwiramur. Haar naam zegt het al: ‘zij leidt naar de Liefde’. Door de straling van de Lichtkiem treedt er een kracht in werking die naar de hersenen stroomt. Het breinstelsel wordt dan eveneens door de Lichtkiem doorstraald. Wanneer de graalzoeker door inzicht het pad van de Graal bewust wil volgen dan brengt dit besluit een vorm van evenwichtigheid met zich mee. De hoofdwerkzaamheid gaat zich namelijk nu door middel van de hypofyse meer en meer richten tot de Lichtkiem en bewerkstelligt een eenheid van hoofd en hart. Deze nieuwe slijmklier-werkzaamheid van de hypofyse activeert een nieuwe slangenvuurwerking. Deze heeft niets van doen met een opwekken van de kundalini via de occulte weg. Daarbij wordt door meditatie en concentratie de genoemde opgerolde kracht vanuit het stuitchakra geforceerd opgewekt en in het slangenvuur naar boven gestuwd.

Het pad van de Graal slaat een andere weg in. Bij de zuivere gnostieke alchemie worden er andere krachten aangetrokken dan die welke slechts noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het fysieke lichaam. Dit werd al in hoofdstuk 3.12 besproken. Het is begrijpelijk dat deze nieuwe etherkrach- ten niet in het oude slangenvuurstelsel verdragen kunnen worden. Daarom volgen deze krachten de weg van het al aangestipte ‘alchemisch huwelijk’. Als voorbereiding op dit proces zien we een oprijzen van reine etherkrachten van hart naar hoofd. In de geesteswetenschap noemt men dit gegeven de opstijgende Ida-slangenvuurkracht, die van hart naar hoofd loopt en gedragen wordt door de kleine bloedsomloop. (Zij is nog niet de grote slangenvuurkracht die, in een hogere spiraal, haar punt van uitgang bij het stuitchakra heeft.)

Het gegeven van de opstijgende Ida wordt bevestigd in het graalverhaal: Parzival verlaat Condwiramur en hij gaat op zoek naar zijn moeder waarbij hij de graalburcht vindt. De zoektocht naar deze burcht staat voor de opstijgende slangenvuurkracht van hart naar hoofd, aangezien het graalslot de schedelwerkplaats verbeeldt. Vervolgens daalt de mannelijke Pingala-slangenvuurkracht af naar de rechterstreng van de sympaticus tot in de zogenaamde plexus sacralis, gelegen aan de onderkant van de ruggengraat. De goddelijke slangenvuurkracht daalt dus vanaf de schedel, de graalburcht, tot diep in het stelsel af. Op deze tocht worden door de nieuwe impulsen alle chakra’s rond de wervelkolom, die in het volgende hoofdstuk nog besproken zullen worden beïnvloed.

Dit komt overeen met het graalgedicht. Vanuit de graalburcht trekt Parzival de wereld in. De sacrale sfeer van de graalburcht is verdwenen en maakt plaats voor het profane van de ‘gewone’ wereld. De opgedane krachten moeten nu via de lagere chakra’s, die de stofwisseling ondersteunen, het gehele lichaam omvormen. Daarbij kunnen de nieuwe impulsen niet voor zichzelf gehouden worden, maar moeten in de sociale sfeer verspreid worden.

De mysterieleerling die tot de nieuwe slangenvuur-werkzaamheid is gekomen, gaat procesmatig een veranderingproces tegemoet. Langzaam groeien de twee afzonderlijke sympaticusstrengen aaneen, verstrengelen in elkaar. Om uiteindelijk tot een drie-eenheid uit te groeien wanneer op ongeforceerde wijze het oude slangenvuurstelsel gedoofd is. Deze drie-eenheid van het slangenvuur wordt bijzonder in beeld gebracht door Wolfram als hij Parzival plaatst naast Gawan en zijn halfbroer Feirefis. Dit gegeven zal later nog uitgebreid aan de orde komen.

De bekroning van het proces van de alchemische transmutatie is dus gelegen in het slangenvuurstelsel. De basis, het wortelsysteem van dit stelsel is gelegen in de plexus sacralis. Van belang is dan vervolgens de vraag waar het slangenvuurstelsel zich mee voedt. Vertegenwoordigt de vuurkolom, als boom voorgesteld, de Boom der Kennis of is zij de Boom des Levens? Kortom, haalt zij haar krachten uit de gewone stoffelijke natuur of is zij in staat het goddelijke prana tot zich te nemen? Het falen van koning Anfortas staat duidelijk in verband met deze vraagstelling. Zijn manco wordt beter begrepen wanneer dat in verband gebracht wordt met verhaal van Ananias en Sapphira in de Bijbel. In Handelingen 5 staat geschreven:

‘En een zekere man, met name Ananias, met zijn vrouw Sapphira, verkocht een eigendom, hield iets van de prijs achter met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en legde het aan de voeten der Apostelen.
Maar Petrus zeide: “Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de Heiligenden Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt ge dan aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.” En bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en blies de adem uit. En de jongemannen stonden op, legden hem af, en zij droegen hem uit en begroeven hem.
En het geschiedde na verloop van ongeveer drie uur, dat zijn vrouw binnenkwam, onkundig van wat er gebeurd was.
En Petrus antwoordde haar: “Zeg mij, hebt gij het stuk land voor zoveel verkocht?” En zij zeide: “Ja, voor zoveel.”
En Petrus zeide tot haar: “Hoe hebt ge kunnen overeenkomen om den Geest des Heeren te verzoeken? Zie, de voeten van hen die uw man hebben begraven, zijn aan de deur en zij zullen ook uitdragen.”
En zij viel terstond neer voor zijn voeten en blies de adem uit, en de jonge mannen kwamen binnen, vonden haar dood, droegen haar uit en begroeven haar bij haar man.’

De geschiedenis van Ananias en Sapphira is een verwijzing naar een proces in de tweevoudige sympaticus. Dit wordt door Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) uitvoerig beschreven. Wanneer de Graal in iemand werkzaam gaat worden dan dient hij zich wel aan de eisen te houden die deze nieuwe situatie schept. Het verhaal van Ananias en Sapphira vertelt, dat vóórdat de kracht van Ida in de nervus sympaticus omhoog gevoerd en tot werking kan komen, de impulsgevende, neerdalende Pingalastroom al uit het stelsel verwijderd is. Er is in het oude slangenvuurstelsel in geestelijke zin geen verbinding tussen de beide strengen. Dit onderwerp wordt in het volgende hoofdstuk uiteengezet.

De ziekte waaraan Anfortas lijdt, wordt wellicht nu duidelijker. Hij was geroepen om graalkoning te worden en was dus in aanraking gekomen met de Graal-spijs. Trevizent, de broer van Anfortas, die Parzival later zal ontmoeten, vertelt hem in het negende avontuur dat Anfortas onder de strijdkreet van‘Amor’ allerlei avonturen tegemoet trad. Amor is niet bepaald de hoofse liefde die tot Ware Minne lijdt. Trevizent vindt deze houding niet passend bij de deemoed, die een graalkoning dient te tonen.

Kort daarop wordt hij door een vergiftigde speer aan zijn schaamdelen verwond. Er was dus bij Anfortas sprake van een nieuwe slangenvuur-werkzaamheid, maar deze doet hij teniet door zijn lagere driften te volgen. De nieuwe krachtwerkzaamheid wordt een vergif wanneer zij het oude slangenvuurstelsel niet voldoende gereinigd aantreft. Anfortas is nu dodelijk gewond, maar hij kan niet sterven omdat de vernieuwende krachten hem reeds aangeraakt hebben en hij steeds voor de Graal geleid wordt door zijn ridders. Hij kan echter ook niet genezen worden vanwege de opgeworpen belemmering in de plexus sacralis.

Parallel lopend met de besproken nieuwe slangenvuurwerkzaamheid staat het verhaal ‘De toren van Olympus’ in het boek De Alchemische Bruiloft van Johann Valentin Andreae (fakkeldrager van het Rozenkruis 8). In de verschillende verdiepingen van deze toren worden allerlei alchemische processen bewerkstelligd die op verborgen wijze de transformatie in het menselijk stelsel beschrijven. Een citaat uit de Alchemische Bruiloft:

‘Na enige uren, toen wij onder vriendschappelijke gesprekken een goed eind hadden gevaren, kregen we de Toren van Olympus in zicht, waarop de Jonkvrouw opdracht gaf met enkele kanonschoten een teken van onze aankomst te geven, hetgeen dan ook geschiedde. Spoedig zagen wij hoe een grote witte vlag werd uitgestoken en een klein gouden schip ons tegemoet kwam. Toen dit schip ons bereikt had, zagen wij een oude man, de torenwachter, met enkele in het wit geklede begeleiders, die ons vriendelijk ontving en naar de Toren leidde. Deze Toren stond op een zuiver vierkant eiland, dat door zulk een sterke muur omgeven was, dat ik een middellijn van 260 schreden telde. Binnen de muur bevond zich een mooie weide met enige tuinen, waarin zeldzame en mij onbekende vruchten groeiden; en dan was er weer een muur rondom de Toren.
De Toren zelf zag eruit alsof men zeven ronde Torens aan elkaar gebouwd had. De middelste was iets hoger dan de andere. Ook inwendig liepen ze in elkaar over en vormden zeven verdiepingen boven elkaar.’

De Toren van Olympus, genoemd naar de woonplaats van de Griekse goden, verbeeldt hier het vernieuwde slangenvuurstelsel waarin door de betreffende kandidaat een weg omhoog moet worden gezocht naar de vernieuwde pinealis. De zeven verdiepingen verzinnebeelden de zeven chakra’s die één voor één worden getransformeerd. In het Parzivalverhaal is natuurlijk ook sprake van een soortgelijke ontwikkeling, aangezien dit verhaal evenals De Alchemische Bruiloft een inwijdingsverhaal is.

Een negentiende-eeuwse vertolker van de Graal is Richard Wagner. Hij heeft het Parzival-verhaal op muziek gezet en heeft op eigen wijze een zeer bijzondere bijdrage aan het Parzival-verhaal geleverd. We zien in zijn opera Parsifal hoe Kundry gekleed gaat in een slangenhuid en dat zij geen bestaan van zichzelf kent; zij slaapt en wie haar wakker maakt, die dient zij. Zij is de dienstmaagd van Anfortas maar is soms, tegen haar wil, de slavin van de boze tovenaar Klingsor. Pas aan het einde van het verhaal, wanneer Parzival de verlossende vraag gesteld heeft, wordt zij uit haar boze ban verlost.

In het slangenvuurstelsel liggen onvoorstelbare krachten, die opgewekt kunnen worden. Deze vitale energie ligt normaal gesproken ‘opgerold als een slang’ onder aan de ruggengraat zonder dat de mens haar bestaan vermoedt.

Vandaar dat Kundry bij Wagner geen bestaan van zichzelf heeft. Zij kan slechts gewekt worden door de krachten die in de astralis liggen. Het is beter dat de mens deze vurige kracht laat sluimeren totdat men een bepaalde morele gesteldheid heeft bereikt en zich geheel van de lagere begeerten heeft bevrijd. Wanneer dit niet het geval is, dan riskeert men grote risico’s. Vele verhalen en mythen getuigen van zo’n afgedwongen inwijding.

De mythe van Daedalus en Icarus verhaalt ons bijvoorbeeld, dat Icarus de dood vindt omdat hij niet voldoende gerijpt een zonne-inwijding tegemoet gaat. Vader en zoon zijn beiden opgesloten in het labyrint van koning Minos. Dit doolhof verzinnebeeldt de hersenwindingen. Icarus wil te vroeg een inwijding afdwingen en we lezen in de mythe dat de was tussen zijn vleugels smelt door de warmte van de zon. Het vuur van de geest, in de mythe de zon, verbrandt de kandidaat. Een vergelijkbare situatie is reeds aan de orde gekomen in de verhalen over de Egyptische jongeling Saïs en de bijbelse jongeling Naïn, die later, volgens Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16), zou incarneren als de grote wereldleraar Mani.

Het ontijdig en onjuist opwekken van de kundalinikracht kan dus levensgevaarlijk zijn. De krachten die bij een gerijpt mens door een bepaalde procesgang naar boven gestuwd worden, volgen een neergaande stroom bij een geforceerd proces. Een paranormale begaafdheid kan het gevolg zijn, maar het risico is groot dat men in aanraking zou kunnen komen met wezenheden die van een lagere orde zijn. Zij versterken alles wat in de menselijke aard ligt en daarbij worden de lagere hoedanigheden makkelijker bereikt dan de hogere. Daarom gaat deze bovennatuurlijke begaafdheid en intelligentie gepaard met een buitensporige trots en eerzucht. Al deze aspecten worden in de graalvertelling voor ons geplaatst in de figuur van de boze tovenaar Klingsor.

BESTEL HET GRAALMYSTERIE VAN PARZIVAL

LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE VIJF BOEKEN OVER DE GRAAL