Het mysterie van de ziel – hoofdstuk 10 van ‘Het christelijke inwijdingsmysterie’ – Dei gloria intacta

 

BESTEL ‘HET CHRISTELIJKE INWIJDINGSMYSTERIE, DEI GLORIA INTACTA’

DOWNLOAD ‘DEI GLORIA INTACTA, THE CHRISTIAN INITIATION MYSTERY’ (FREE PDF)

10-1

Om tot een juist begrip door te dringen van alles wat in de Uranus-zevenkring tot ontwikkeling komt, is het voor alle studerenden van belang het mysterie van de ziel, zoals het door de Orde van het Rozenkruis geschouwd wordt, enigermate uiteen te zetten. De aard van de ziel en haar roeping moeten geheel en al door de leerling worden verstaan en in zijn leven opnieuw volledig erkenning vinden, alvorens hij de ziel van de hemelse mens kan begroeten.

Uit de mededelingen der gewijde boeken zal iedere student het drievoudige begrip ‘geest, ziel en lichaam’ bekend zijn. Hij dient echter in te zien dat deze drievoudige aanduiding slechts toepasselijk is op de mens zoals hij behóórt te zijn. Bij de dialectische mens, de mens in zijn huidige staat, is van een onsterfelijke ziel, en dus van een werkelijke geestbinding geen sprake meer. Het is juist om tot een herstel van de werkelijke menselijke staat te geraken, dat de verlossingsmysteriën van het levende christendom aan de mensheid zijn geschonken. Eerst als de drieeenheid ‘geest, ziel en lichaam’ langs de weg van de fundamentele omkering elementair hersteld is, kan de arbeid van de eerste Zevenkring tot ontwikkeling komen. De aandachtige lezer zal dit bij het bestuderen van hetgeen volgt, wel in gedachte willen houden.

De drie genoemde aanzichten van de mens vloeien ineen, maar zijn nochtans scherp van elkaar te onderscheiden. Wanneer men zich op de lichaamsgestalte bezint, als sleutel tot het menselijke wezen, ontdekt men dat deze door alle tijden heen als een zevenvoudige manifestatie wordt aangeduid. Men onderscheidt het grofstoffelijke aanzicht, dat in stand wordt gehouden door etherkrachten, bewogen wordt door de dynamiek van de aurische sfeer, en geleid wordt door het denken, alsmede door een drievoudig bewustzijnsbeginsel, een drievoudig brandpunt van het ego in de lichaamgestalte. Het drievoudige brandpunt, het denken, de aurische krachten, de levenskrachten der ethers en de stoffelijke gedaante vormen tezamen de lichaamsgestalte, en de geest en de ziel zijn scherp van deze zevenvoudig samengestelde lichaamsgestalte te onderscheiden.

Voorts is er een levensfluïde, een groot levensbeginsel, dat de zevenvoudige lichaamsgestalte samenbindt, dat het denken controleert, het aurische wezen binnen bepaalde grenzen houdt, de levenskrachten der natuur, die door middel van de ethers tot de mens komen, binnen zekere vibratieschaal geschikt maakt voor het lichaam en de stoffelijke gedaante een zekere mate van gezondheid deelachtig doet worden. Dit levensbeginsel is derhalve de controlerende en in evenwicht houdende substantie van de menselijke manifestatie. Het bezielt en beperkt, geheel in overeenstemming met de kwaliteiten en mogelijkheden van de betrokken mens. Dit levensbeginsel, dat zich in al zijn aanzichten doet kennen als ‘licht’, is geen vibrerende krachtwolk zonder meer, doch het bewijst zich als een eigen lichtend ‘leven’, als een intelligente, bewuste ziel of zielengestalte.

Alle suggesties van de geest worden, alvorens ze in de lichaamsgestalte openbaar worden en tot werkzaamheid komen, door deze zielengestalte getransformeerd. Indien de zielengestalte – het controlerende, evenwicht houdende en eventueel beperkende fluïde des levens – niet aanwezig zou zijn, zou in de tegenwoordige staat van het menselijke leven slechts één suggestie van de geest al onmiddellijk de lichaamsgestalte totaal opbreken en vernietigen. Alle remmen zouden wegvallen en de lichaamsgestalte zou opbranden, binnen zeer korte tijd, onder de hevige geestelijke aanrakingen.

Aldus is dit levensbeginsel, de ziel, een zegen te noemen, doch tegelijkertijd een straf, want de mens kan op het roepen van de geest slechts reageren naarmate de kwaliteit van het levensbeginsel hem daartoe in staat stelt. Zodra blijkt dat de mens, krachtens zijn wezen, op het geestelijke roepen niet kan reageren, komt hij dus voor de noodzaak te staan, zijn wezen te regenereren en wegen te bewandelen waardoor de ziel kan worden verlost en de obstakels op het pad kunnen worden opgeruimd.

De zielengestalte, als medium tussen geest en lichaamsgestalte wordt in alle heilige taal aangeduid als de ziel, die het lichaam ‘bezielt’ en die op haar beurt door de geest ontstoken wordt. De ziel is de lichtende ‘verklaarder’ van de onzichtbare geest.

Nadert men haar van haar grofstoffelijke aanzicht, dan spreekt men van het bloed. Ziet men de ziel in binding met de etherkrachten, dan spreekt men van het zenuwfluïde. Wordt de ziel begrepen in haar werkzaamheid met de aurische krachten, dan getuigt men van de aurische lichtradiaties. Bedoelt men de ziel tezamen met het denken, dan spreekt men van denkstof. En wanneer ten slotte de leerling de ontmoeting van de ziel met de brandpunten van de geest gadeslaat, dan is er sprake van het spinale geestvuur.

Al deze onderscheidingen van de ziel, het grote levensbeginsel, dat de lichaamsgestalte geheel doordringt, worden in het spraakgebruik populair tezamen gebonden als ßhet bloedý. Als de esoterische mysticus, die in deze dingen is ingeleid, van ‘het bloed’ spreekt, dan denkt hij aan dat wonderbaarlijke en geïndividualiseerde levensbeginsel, aan het medium tussen geest en openbaring, waarvan Goethe getuigde met het bekende woord: ‘Het bloed is een zeer bijzonder sap.’

De ziel, medium tussen geest en persoonlijkheid, zit de meeste mensen van de aardse natuur hevig in de weg. De zielenkwaliteit van het gros van de tegenwoordige mensheid is een vreselijke rem, in plaats van een kanalisator van geestelijke impulsen. De student kan alle aanduidingen en raadgevingen die door de Broederschap in dit boek verwerkt zijn, slechts verstaan naar de mate van zijn zielenkwaliteit.

De zielenkwaliteit beheerst de gehele persoonlijkheid. Zolang een bepaald gegeven boven het bevattingsvermogen van de ziel gelegen is, kan de leerling het onmogelijk begrijpen. De indi- vidualisatie van de ziel, als een zegen bedoeld, is voor de mens tot een gevangenis geworden. Daarom zijn de mensen vreemdelingen voor elkaar. Daarom getuigt het Johannesevangelie: ‘Het licht schijnt in de duisternis, doch de duisternis heeft het niet begrepen’ (Johannes 1)

De zielen van de mensen zijn geschonden, vervuild en verzonken. Ze moeten worden gered, opdat ze weer juiste media zullen worden voor de geest. Zielenredding is geen zaak van hoera-mystiek, met fanfarekorpsen en handgeklap, doch een geweldig proces van diep ingrijpende aard. Dit grootse reddingswerk dient te geschieden door een reddende kracht en een intelligent samenwerken met die kracht. De reddende kracht ontleent de leerling aan de Christushiërarchie en de intelligente samenwerking ontstaat als hij van zijn kant zijn ziel niet verder denatureert, doch alles doet om zijn zielenvermogens en zijn zielenkwaliteit te verbeteren.

De leerling moet een nieuwe, niet-dialectische, toegepaste psychologie gaan beoefenen. Slaagt hij daarin op de wijze die in de processen van de eerste Zevenkring zijn aangegeven, dan zal hij in de Uranuszevenkring eveneens de hemelse ziel realiseren.

10-2

 

Op twee vragen die mogelijk bij de lezer kunnen oprijzen willen wij hier nog een antwoord geven. De eerste vraag zou kunnen zijn: ‘Is de ziel sterfelijk of onsterfelijk?’ De tweede vraag zou kunnen luiden: ‘Als de wedergeboorte van de lichaamsgestalte zo geheel en al afhankelijk is van die van de ziel, moet de wedergeboorte van de ziel dan niet voor die van de lichaamsgestalte uitgaan?’

De ziel is, evenals de lichaamsgestalte, naar haar roeping en haar oorsprong, onsterfelijk, doch in de tegenwoordige fase is zij bij het overgrote deel van de mensheid nagenoeg volkomen sterfelijk. De psychologische situatie is bij geen twee mensen dezelfde en men kan dan ook niet anders dan enkele algemene richtlijnen trekken. Voor de esotericus kan de vraag: is de ziel sterfelijk dan wel onsterfelijk, geen twistpunt zijn, daar beide standpunten elementen van waarheid bevatten.

Zodra de geest door middel van de ziel de lichaamsgestalte tot een bepaalde handeling heeft gevoerd, zal de uitwerking daarvan zich op haar beurt weer aan de ziel kenbaar maken. Onjuiste handeling zal dus de ziel – de zielenkwaliteit – schaden en de werkzaamheid van de ziel beperken. Zodra door onjuiste handeling de ziel schade lijdt, tegen haar oorspronkelijke aard in, als de ziel, populair gezegd, ‘zondigt’, van zondige reflexen doortrokken is, moet deze zielenschaden geneutraliseerd worden. De geschonden zielenkracht moet dan worden uitgeworpen: ‘De ziel die zondigt moet sterven.’

De zielenversterving kan op twee wijzen geschieden: in bijzondere en zeer individuele zin tijdens het leven, en in algemene zin bij de dood. Tijdens het leven kan men, door juiste, consciëntieuze, liefdevolle en gezuiverde handeling van en door de lichaamsgestalte, de schadelijk en sterfelijk geworden zielenkrachten en zielensubstantie uitbannen, reinigen en vernieuwen. Bij de dood wordt een deel van de zondige ziel tegelijk met het lichaam tot vertering gebracht; een ander deel blijft in de aardse sfeer nog een zekere functie vervullen.

De zielenversterving tijdens het leven duidt op een dagelijkse strijd, een voortdurende worsteling, een dagelijkse penitentie, en de leerling zal begrijpen, dat deze zielenversterving tijdens het leven van buitengewone betekenis en buitengewone winst is. Zo blijkt dat de aanraking van de hemelse mens, geschetst in de fundamentele verandering, zowel de ziel als de lichaamsgestalte in een proces van wedergeboorte betrekt. Door de fundamentele verandering wordt de ziel medium voor een bevrijdende impuls, die overgedragen wordt aan de lichaamsgestalte. De bevrijdende handeling, die daarvan het gevolg is, reinigt de ziel en maakt haar geschikt om op haar beurt bezield te worden door de hogere ziel van de hemelse gestalte in de Uranus-zevenkring.

Als de kandidaat in het christelijk mysterie van het heilige Rozenkruis erin slagen mag, levende te komen tot zielenversterving en zielenverwisseling, dan is, naast het grote en verblijdend heerlijke persoonlijke voordeel, een grootse en nieuwe offermogelijkheid ten dienste van de gehele mensheid geschapen. Het bloedswezen kan, zoals beschreven, worden aangewend om het licht der verklarende goddelijke liefde in deze duistere wereld uit te zenden, tot een rantsoen voor velen.

BESTEL ‘HET CHRISTELIJKE INWIJDINGSMYSTERIE, DEI GLORIA INTACTA’

DOWLOAD ‘DEI GLORIA INTACTA, THE CHRISTIAN INITIATION MYSTERY’ (FREE PDF)

LEES OVER 5 BOEKEN VAN J. VAN RIJCKENBORGH OVER CHRISTELIJKE TEKSTEN UIT DE OUDHEID