Microkosmische reïncarnatie – hoofdstuk 8 van ‘Elementaire wijsbegeerte’ van J. van Rijckenborgh

 

BESTEL ELEMENTAIRE WIJSBEGEERTE VAN HET MODERNE ROZENKRUIS

De onderstaande tekst is hoofdstuk 8 uit het boek Elementaire wijsbegeerte dat J. van Rijckenborgh publiceerde in 1950. Daarin geeft deze stichter van de geestesschool van het Rozenkruis zijn visie op mictokosmische reïncarnatie. 

Zoals wij in het vorige hoofdstuk hebben besproken, bestaat het dialectische stratum uit twee sferen: de aardse sfeer en het hiernamaals. Door de dood wordt de mens niet uit het dialectische stratum verlost, maar gaat hij van de ene sfeer naar de andere over. En zo zeker als de dood ons in de stoffelijke sfeer achterhaalt, zo noodzaakt de ontwikkeling in de andere sfeer ons – dat wil zeggen als microkosmos – tot het opnemen van een nieuwe persoonlijkheid, omdat de mens aan gene zijde slechts over een onvolledig organisme beschikt. Men sprak en spreekt in esoterische kringen in dit verband gewoonlijk van reïncarnatie of wederbelichaming, daarmee suggererend dat er zoiets als een voortbestaan na de dood zou zijn. Geheel ten onrechte!

Kunt u zeggen dat u een vorig bestaan gekend hebt? U kunt het niet! Als u straks naar uw natuurwezen sterft, vervluchtigt na verloop van tijd uw gehele persoonlijkheidswezen en slechts het fundamentele vuurbeginsel, dat u leven gaf, keert tot het hogere zelf, het aurische wezen terug. Zoals het wezen van een hond binnen enkele dagen na de dood vervluchtigt, zo gaat het met ons in een wat langer tijdsbestek, indien wij bij deze natuur blijven staan.

Kan men dan zeggen, dat het hogere zelf een vorig bestaan heeft gekend? Nee! Het heeft maar éénmaal bestaan! Dit bestaan ving aan bij de dageraad der onheiligheid en zet zich, zij het met talloze wijzigingen en gedaanteveranderingen, tot op dit moment voort. Het hogere zelf, het aurische wezen, is een blinde, voortjagende kracht, de verpersoonlijking van een aan leiding ontsnapte krachtenstructuur, welker resultaat – de planeet binnen de microkosmos, dat is de mensopenbaring steeds vernietigd wordt.

Er is dus geen reïncarnatie, geen wederbelichaming der persoonlijkheid. Van de sterfelijke ziel blijft na de dood niets over. De sterfelijke ziel, uw ik-wezen, vervluchtigt volkomen. Van u, als sterfelijke ziel, blijft niets over. Zoals het stoffelijke lichaam verteert tot stof en as, zo vergaat het ook de sterfelijke ziel: de ziel die zondigt moet sterven. En iets dat dood is, is in die zin volkomen dood.

Alleen indien uw ziel door wedergeboorte uit water en geest, dat is door transfiguratie, onsterfelijk is geworden, kunt u, eventueel, wanneer men u gebruiken kan, vrijwillig in geboorte terugkeren, om dienstbaar te zijn in de grote nimmer eindigende verlossingsarbeid der Universele Broederschap, ten dienste van de ganse mensheid. De geboorteprocedure verloopt dan evenwel anders.

In dit verband kan de vraag rijzen wat er bedoeld wordt met het wiel van geboorte en dood. Het wiel van geboorte en dood kunt u in zijn werkzaamheid alleen dan verstaan indien u het gaat schouwen in zijn samenhang met de gehele microkosmos. Laat ons nu mogen volstaan met u eraan te herinneren, dat de microkosmos steeds weer wordt ontledigd, vanwege de sterfelijkheid van het zielewezen en zijn persoonlijkheid. De microkosmos dwaalt daardoor, als in een wielwenteling, in de natuur des doods rond en moet steeds weer een ziel, een sterfelijke ziel, in zijn stelsel opnemen, opdat eens, uit en door deze ziel, de mogelijkheid zal vrijkomen de microkosmos, door herstel van de oorspronkelijke eenheid van geest, ziel en lichaam, via het proces van transfiguratie, te regenereren tot zijn oorspronkelijke door God bedoelde glorie.

Tenslotte merken wij nog op dat deze dingen voor de gnosticus klaar en duidelijk zijn. En wel uit hoofde van het feit dat de ontwikkelingsgang van de Gnosis tot hoger goed voert en dus tot eerstehands kennis. Alleen directe, eerstehands kennis is hier bevrijdend, doch redelijk-zedelijk wijsgerig inzicht en een zuivere, praktische godsdienstigheid van de daad moeten hier de basis zijn.

Gnostiek-esoterisch onderzoek bewijst trouwens de waarheid van al het voorgaande volkomen: reïncarnatie, wedervleeswording, van de microkosmos, via een sterfelijke persoonlijkheid, is een feit! Het gehele microkosmische reïncarnatieproces is door de geoefende gnosticus te volgen.

Zulk een onderzoek toont aan dat de microkosmische reïncarnatie een noodwet is, een gevolg van onze val. Het is een harde wet, doch niettemin een zeer genadevolle wet, omdat zij de mens in openbaring houdt en hem voor een opgave plaatst die niet te zwaar is.

Wij zagen reeds eerder dat het leven hier niet gehandhaafd kan blijven ten gevolge van verstoring van het stofwisselingsproces. Het weer óndergaan in de dood toont aan dat de grote les, waarvoor wij hier bestaan, nog niet is geleerd en dat de mens het regeneratieproces nog niet heeft aangevangen. De les moet hiér worden geleerd, omdat het hier ons een volkomen drievoudige lichamelijkheid naar bewustzijn, ziel en lichaam schenkt. In deze toestand moet het nieuwe lichaam, het hemelse lichaam, worden gebouwd. Het oude lichaam is dus de apparatuur waarmee het onsterfelijke lichaam moet worden opgericht. Zo moet dus dáár met het regeneratieproces begonnen worden waar de afbraak gepleegd werd.

Dáárom wordt de mens – dat is de microkosmos – gebonden aan het wiel. Daarom volgt op de dood steeds weer een nieuwe persoonlijkheidsopenbaring. Daarom is elke nieuwe persoonlijkheidsopenbaring een nieuwe bevrijdingskans voor de micro- kosmos.

Eerst als de mens geleerd heeft zijn hemelse lichaam te bouwen en hij in die bouw vorderingen heeft gemaakt, komt voor hem eens het moment, dat hij van het wiel verlost wordt. Zijn sterven is dan een opstanding in het Koninkrijk der Hemelen, de Godsorde, en géén komst in de andere sfeer van het dialectische stratum, die dan ten hoogste nog een doorgang vormt voor zijn binnenkomst in de waarachtige vrijheid van de Godsorde.

Zulk een transmutatie in het lichaam kan zo volkomen zijn, dat er feitelijk van geen dood meer sprake is. De Bijbel drukt dit dan zo uit: ‘En God nam hem weg’, zoals bijvoorbeeld van Mozes en Elia en Henoch gezegd wordt.Een tussenfase in het transmutatie-proces brengt bewustzijn in twee lichaamsgestalten, een nieuw en een oud.

Alle verlosten zijn deelhebbers aan het rijk des lichts. Zij zijn verlost door de procedure der ‘eerste opstanding’, zoals de Bijbel dit noemt, en zij kunnen ‘door de tweede dood niet beschadigd worden’. De ’tweede dood’ duidt op een komende afsluiting van de dialectische periode en de komst van een nieuwe dag van openbaring. Zij zal een scheiding tussen pioniers en achterblijvers met zich brengen, en de komst van een nieuwe Christusbemoeienis.

Alle microkosmoi die nog geen deel kunnen hebben aan het proces van de eerste opstanding, blijven gebonden aan de wet van reïncarnatie, alsmede aan die andere noodwet: de wet van karma, de wet van oorzaak en gevolg; de wet, die leert: ‘wat ge zaait, dat zult ge maaien’.

Dit betekent dat het volgende persoonlijkheidsleven zich logisch-wetenschappelijk bij dit leven aanpast; wat de mens heeft opgenomen, moet hij volbrengen; wat hij heeft ontketend, moet hij aanvaarden. Een nieuwe bestaansfase in het hier begint dus daar, waar de vorige geëindigd is. Niemand ontvangt een te zware taak en ieder leven brengt naast een last ook een vermogen en een mogelijkheid. Er is gebondenheid aan het verleden, maar er wordt eveneens een weg ter bevrijding gewezen; want al kan het verleden niet herroepen worden, de wet van karma laat de mogelijkheid tot juist gebruik van het nu open.

Toch is de wet van karma in zekere zin een meedogenloze wet, want de hand van het lot en het bewustzijn van het fatum kunnen zó zwaar drukken, dat de mens volkomen moedeloos wordt. Op het stuk van de onontkoombaarheid van deze meedogenloze wet reiken het orthodoxe christendom en de theosofie elkaar de hand. Door deze fatale beschouwingswijze van de werking van de wet van karma is dan ook zeer veel onheil gesticht, daar zij de mens de moed ontnam.

Deze wet der vergelding wordt inderdaad in alle wereldgodsdiensten verkondigd, ook in het christendom. En zij is een logische wet en de enige methode om de mens van-onderen-op tot inzicht te brengen omtrent zijn staat-van zijn. Doch deze wet behoeft niet oneindig te zijn in haar werking ten aanzien van de mens, daar zij doorkruist en tenietgedaan kan worden door een andere wet: de wet van schuldvergeving.

Als u tot inzicht komt omtrent uw staat en het pad van regeneratie gaat, zoals ons dat door het christendom gewezen wordt, kan de last der eeuwen, de schuld van het verleden, van u worden afgewenteld. De wet van karma grijpt u en bindt u zolang u haar werking te uwen opzichte oproept. Zij moet u evenwel loslaten, indien u zich redelijk-zedelijk onder de wet der schuldvergeving plaatst, mits dit een daad is van fundamentele levensomkering. ‘Bekering’ volgens de orthodoxe zienswijze is een mystificatie, een emotionele activiteit, die ten aanzien van de wet van karma in geen enkel opzicht bevrijdend kan zijn. De mogelijkheid van schuldvergeving berust op een wetenschappelijk proces, dat door de Hiërarchie in de praktijk der benedictio wordt uitgestraald.

Het is tenslotte goed, op te merken dat reïncarnatie vooral niet vereenzelvigd mag worden met evolutie. Evolutie immers is, zoals wij reeds hebben uiteengezet, voor ons individueel en voorwaardelijk. Met de wet van evolutie krijgt men contact door het gnostieke christendom. De Christus voegt namelijk door zijn offer door middel van de Hiërarchie een nieuw element toe aan de aarde en aan de dialectische persoonlijkheid van de mens, waardoor deze in staat wordt gesteld de gevolgen der kristallisaties teniet te doen en dán weer het proces van evolutie aan te vangen.

De persoonlijke evolutie is dus afhankelijk van uw besluit en uw daadleven in Jezus Christus. Karma is dan geen noodlotswet meer, maar wordt in Christus’ kracht verslonden. Dit is de onuitsprekelijke liefde Gods in Christus: door de noodwetten houdt hij ons in openbaring; daarna komt hij ons verlossen.

Zoals wij nu in deze acht hoofdstukken overvloedig hebben gezien, is de verlossing evenwel geen automatisch proces, doch een meervoudig intelligent proces, waaraan de gehele mens bewust moet meewerken. Hiermee staat en valt het grote werk der Hiërarchie. De arbeid der benedictio komt nu in het juiste licht te staan: het is de arbeid der christelijke inwijdingsmysteriën.

Deze mysteriën hebben tot doel de eerste opstanding bij velen mogelijk te maken en een kern van werkers te vormen in dienst van de Christus. Het is dus de mensheid, die de mensheid moet verlossen. In deze zin dienen wij ook te verstaan de woorden: ‘Werk uw zelfs zaligheid in vreze en beven’: niemand kan uiteindelijk zonder de ander voortgaan.

Inwijding is versnelde evolutie, opdat de daardoor verkregen waarden ingezet kunnen worden tot het grote doel: de uiteindelijke verlossing der gehele mensheid. De mens, die daartoe het verlangen heeft, kan de koninklijke kunst gaan beoefenen. Hij wordt een prins-rozenkruiser.

Om elkaar op dit pad te helpen, bezitten wij een school, een krachtveld, waarin de arbeid der benedictio, geautoriseerd door de Christushiërarchie, tot ontwikkeling komt. Ieder die de innerlijke bereidheid en geschiktheid bezit deze weg te gaan, kan, langs de kanalen die daartoe in ons werk gesteld zijn, als voorbereidend leerling toetreden. Een gevoel van onwaardigheid mag u niet weerhouden. De aspirant moge zich de woorden van Christus herinneren, dat onze zwakheid door zijn kracht wordt vervuld. Met deze bemoediging kan elke serieuze aspirant het wagen.

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

  1. De drie vermogens die gewekt moeten worden
  2. De Christushiërarchie of Geestesschool
  3. Magie
  4. Inwijding
  5. Wat wordt ingewijd
  6. Involutie – evolutie
  7. Het rad van geboorte en dood
  8. Microkosmische reïncarnatie
  9. De samenstelling van de aarde en het dialectische levensveld
  10. De drievoudige, negenvoudige en twaalfvudige samenstelling van de mens
  11. De zevenarmige kandelaar en de menselijke tempel
  12. Het proces van regeneratie en wereldredding
  13. De nieuwe wereldbroederschap en de gevaren van de kerk
  14. Spiritisme (I)
  15. Spiritisme (II)
  16. Spiritisme (III)
  17. Hypnotisme – magnetisme – handoplegging
  18. Levenshouding en vegetarisme
  19. Levenshouding en nicotine, alcohol en andere narcotica
  20. De kosmische twee-eenheid (I)
  21. De kosmische twee-eenheid (II)
  22. Onze verhouding tot staat en politiek
  23. Onze verhouding tot het esoterische levensveld
  24. Het gebed
  25. De Bijbel
  26. Het Gouden Rozenkruis

Woordverklaring

BESTEL ELEMENTAIRE WIJSBEGEERTE VAN HET MODERNE ROZENKRUIS

LEES OVER DE ZES BOEKEN VAN DE BOVENSTAANDE HOEKSTEENSERIE