De kosmische twee-eenheid II – hoofdstuk 21 van ‘Elementaire wijsbegeerte’ van J. van Rijckenborgh

 

BESTEL ELEMENTAIRE WIJSBEGEERTE VAN HET MODERNE ROZENKRUIS

De onderstaande tekst is hoofdstuk 21 uit het boek Elementaire wijsbegeerte dat J. van Rijckenborgh publiceerde in 1950. Daarin geeft deze stichter van de geestesschool van het Rozenkruis deel 2 van zijn visie op de kosmische twee-eenheid.

Na wat in het vorige hoofdstuk besproken is, is het goed nog even de aandacht te vestigen op de zeer grote betekenis van het haar, met name het hoofdhaar, van man en vrouw. Tussen het haar van de man en dat van de vrouw is een essentieel verschil.

Ieder haar is een organisme en bestaat niet, zoals de wetenschap beweert, uit afgestorven cellen van de huid. Een haar is een levend bestanddeel van ons lichaam, doch kan, bijvoorbeeld door een chemische bewerking, gedood worden. Ieder haarzakje, gelegen in de huid, staat in verbinding met het bloed en de zenuwen en wordt erdoor gevoed. Het haar dient om spanning in zenuw- en en bloed naar buiten af te reageren en krachten in het organisme op te nemen. Het is als zodanig een integrerend deel van het levenslichaam. Ter zake van het afreageren van spanningen dienen wij te weten dat het hoofdhaar een stralingsveld kan zijn, namelijk bij de vrouw.

Het vrouwelijke hoofdhaar is een stralingsveld, terwijl het mannelijke hoofdhaar een assimilatieveld is. Daarom stelt het haar van de man andere eisen dan dat van de vrouw en is het ook anders van samenstelling. Het haar moet zeer goed verzorgd worden en alle streven ter zake is dan ook zeer natuurlijk. Dit wordt evenwel door de moderne onwetendheid verkeerd gericht, waardoor er enerzijds tegennatuurlijke gewoonten ontstaan zijn en aan de andere zijde negatie en lelijkheid.

Paulus getuigt dat het haar van de vrouw tot een sluier is gegeven, dat wil zeggen tot een stralingsveld. Door het stralende vermogen van het vrouwelijke haar kan het resultaat van het aurische assimilatieproces in het stoffelijke levensveld worden uitgestraald. De gnostieke wetenschap geeft hierin duidelijke richtlijnen. En wanneer Paulus in deze op tegennatuurlijke gewoonten wijst, dan geeft hij blijk van grote kennis.

Wat de samenwerking en de verhouding der beide seksen betreft, is het goed u nogmaals te verwijzen naar de woorden van Paulus en wel in Efeze 5. Paulus getuigt daar dat, als wij eerbied hebben voor de Christus, hem kennen en belijden, wij dienen te aanvaarden dat de man het hoofd is van de vrouw, gelijk Christus het hoofd is zijner gemeente; dat de vrouw haar man eerbied moet bewijzen en hem onderdanig zijn, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus.

Ook met deze aanhalingen uit Efeze is hevig gespot en de paulinische opvattingen worden in onze moderne tijd afgewezen. Het klassieke, orthodoxe huwelijksformulier wordt door ethische dominees overgeslagen. Zo verlicht zijn zij. Wij zeggen: zo dom zijn zij. Ook de lezer zal mogelijk protesten in zich voelen oprijzen.

Alle ontkenningen, protesten en spotternijen worden veroorzaakt door het feit dat men deze dingen wil zien of begrijpen in dialectische verhoudingen. De paulinische opvattingen zijn echter, indien zij worden geplaatst in dit levensbeeld, een gevaar en orthodoxie is ter zake een geweldige domheid. Want met de geciteerde uitspraken is een ontzaglijk mysterie verbonden, een heilsgeheim.

Wanneer dan ook een primitieve man, die Efeze 5 leest, gaat zeggen: ‘Ziezo, nu ben ik de baas!’ dan is hij een stakkerd. En wanneer een vrouw, op grond van de paulinische uitspraken, tot een slavin wordt, dan is zij van hetzelfde formaat. Er zit, door onbegrip, voor de vrouw veel dramatisch in deze dingen, en verschijnselen als het feminisme en de slimmigheid waarmee de vrouwen zich veelal handhaven, zijn dan ook zeer verklaarbaar. Indien u de geciteerde uitspraken van Paulus in verband met dit onderwerp niet kunt zien noch beleven in het licht van de Universele Wijsbegeerte, dan hebben zij voor u niet de minste zin en worden zij tot een gevaar.

Bezinnen wij ons nu op het betrokken heilsgeheim. Er manifesteert zich in het rijk van het licht, de Godsorde, het Koninkrijk der Hemelen, het rijk waar de hemelse mens leeft en is, een volstrekte kosmische twee-eenheid. Zowel in algemene zin als zeer particulier. Daar, in dat rijk, herleeft niet de hermafrodiet, doch openbaart zich de volmaaktheid van de twee levensgolven der mensheid.

Het huwelijk in de dialectica is een biologisch verschijnsel en harmonische samenwerking is hier onmogelijk vanwege de vijandschap, die door de zelfhandhaving ontstaat. Het huwelijk in de dialectica is eerst dan geheiligd, indien het een poort der eeuwigheid vormt, indien het zich stelt in de processen der statica. Eerst dan kan de samenwerking, in de verlorenheid dezer wereld, van betekenis zijn.

Paulus getuigt: ‘Deze verborgenheid is groot, doch ik zeg dit, ziende op Christus en de Ekklesia’. De mens die deze verborgenheid niet kan peilen, ziet zich gesteld tegenover een onoplosbaar probleem.

In het vorige hoofdstuk hebben wij de kosmische structuur van man en vrouw, namelijk de omgekeerd-evenredige polarisatie, uiteengezet. Zij berust op de goddelijke opdracht, die de twee levensgolven ontvangen hebben, dat zij door samenwerking tot één wezen, één wezensgemeenschap, zullen worden.

Toen de mensheid in het oerverleden de Godsorde verliet en hier in verlorenheid neerdook, werd alle herinnering aan die oorspronkelijke wezensgemeenschap uit het menselijke wezen verbannen. De pre-mensheid in het dialectische levensveld was niet geslachtsloos, doch herinneringsloos en kinderlijk.

Daar geen enkele schepping, geen enkele generatie in enig levensveld mogelijk is zonder de samenwerking der twee mensheidspolen, werd de mensheid in het dialectische levensveld weer bewust gemaakt van haar tweevoudigheid. Vandaar de uitspraak in Genesis: ‘Het is niet goed dat de mens alleen zij’.

Toen deed God een diepe slaap op Adam vallen, dat wil zeggen op A.D.M., de mensheid. Er ontwikkelde zich een tweevoudige Heilige Geest-overschaduwing, één op de man, één op de vrouw; een overschaduwing, die aangeduid werd als ‘slaap’, vervoering. In en door die ‘slaap’, in en door die bewustzijnsbeïnvloeding, werden de beide lichtheiligdommen, de hartcentra, aangeraakt. Bij de vrouw rechtstreeks, bij de man via het ontvankelijke denken. Bij het ontwaken waren beiden zich van elkaar bewust en ontwikkelde er zich een waarachtige liefdebinding. De vrouw was geboren uit de rib van de man, de man uit de rib van de vrouw.

‘Wat is dat voor onzin ?’ zo zal men vragen. Als een man of een vrouw de ‘andere’ herkent, in volkomen reine, kuise liefdebinding, dan geschiedt deze herkenning door middel van het spinale geestvuur. Dit ontwikkelt, via een der ribben, een licht in het hartheiligdom. Het sternum, de thymus en enkele andere organen in het hart spelen daarbij een grote rol. Zodra dit licht in het hart brandt, herkent de een de ander. Dan ontwaken hij en zij uit de slaap der vergetelheid ter zake en begint het proces van bewuste samenwerking.

Nadrukkelijk wijzen wij erop dat de ‘herkenning’ betrekking heeft op de oorspronkelijke, onpersoonlijke, kosmische verhouding. En dat de drang en het verlangen tot bewuste samenwerking in diepste wezen dáárin is gefundeerd.

Zo was het in het verleden, bij de dageraad van ons bestaan in het dialectische levensveld, en zo is het nu nog. Deze ‘herkenning’, in bovenbedoelde zin, is echter slechts mogelijk voor de daartoe gerijpte ziel; de aardse persoonlijkheid is daartoe nimmer in staat. Door de grote degeneratie, die zich van eeuw tot eeuw heeft doorgezet, is het oorspronkelijke kosmische herkenningsvermogen volledig verworden; tot een doolhof geworden, gebanaliseerd en verontreinigd, in overeenstemming met onze huidige staat-van-zijn.

De oorspronkelijke leer stelt de leerling evenwel opnieuw voor de eis en het plan Gods voor wereld en mensheid, Christus en de Ekklesia de zuivere openbaring en de oorspronkelijke wet. Zo herkennen zusters en broeders der Geestesschool elkaar op de oorspronkelijke basis, volgens de oorspronkelijke methode.

De ‘herkenning’ vindt op dezelfde wijze plaats, wanneer twee zielen in samenwerking het pad van het licht bewandelen. ‘Zodra een mens dit licht ziet, zal hij vader en moeder verlaten en zich met de andere verbinden. En deze twee zullen tot één (kosmisch) wezen zijn’. Als u dit proces en de kosmische structuur van man en vrouw begrijpt, zullen deze woorden van Paulus nu duidelijke taal voor u worden. Vestigen wij nu de aandacht op Mattheüs 19:1- 12. Wat zegt Christus van deze dingen ? (En dus niet Paulus en niet het Oude Testament).

Er kwamen Farizeeën om hem in de val te lokken. Zij kwamen aandragen met de gebroken realiteit, met allerlei dialectische hersenkronkels, met allerlei ontkenningen. Zij wilden van de grote opdracht af en zochten een compromis.

‘Kan ik er niet van af?’ vraagt de gebroken realiteit. ‘Hebt ge niet gelezen… Waarom gaf Mozes dialectische huwelijksnormen?’ (Ook Paulus in I Korinthe 7!). En dit is het antwoord: ‘Vanwege de hardheid uwer harten, vanwege de dialectische bende hier! Maar van den beginne is het alzo niet geweest’.

De leerlingen die dit klaar inzien, zeggen wellicht, evenals de discipelen van de Heer: ‘Als de zaak zó¤ staat, is het beter het dialectische, aardse huwelijk maar te negeren’.

Dit standpunt is echter niet essentieel en hoogst gevaarlijk. Inderdaad zal het in sommige gevallen en situaties beter zijn geen huwelijk in dialectische zin aan te gaan. Doch in het algemeen kan en mag men de grondpijlers van het bestaan niet negeren. Men kan de kosmische structuur der dingen niet ontlopen en men dient er, in de kracht Christi, iets schoons en heerlijks van te maken. En de leerling op het pad is volkomen in staat hierin te slagen.

Er zijn in de Geestesschool drie groepen mensen:

  1. besnedenen van de geboorte af aan;
  2. besnedenen door de mensen;
  3. besnedenen door persoonlijk besluit.

Van deze woorden is dikwijls gemaakt ‘ontmanning, huwelijksnegatie’. Besnijdenis in de zin van de Bijbel is echter de voorloper van de doop. Besnijdenis en doop betekenen: verbonden worden met de Christuskracht, met de Hiërarchie.

Er zijn mensen die deze magische binding reeds tot stand gebracht hebben in een vorig bestaan. Er zijn er die, door de hulp van de benedictio, een dergelijke binding nu tot stand brengen. En er zijn mensen die door eigen worsteling dit bezit deelachtig worden. Al deze mensen, die dus in en door fundamentele verandering naar-de-hemelse-mens wassende zijn, behoeven de gevaren van het dialectische huwelijk niet te vrezen. Zij kunnen in de juiste samenwerking staan. Voor hen zal ook het vergankelijke huwelijk, indien dit op hun weg ligt, een poort der bevrijding kunnen zijn.

Wie het vatten kan, die vatte het!

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

  1. De drie vermogens die gewekt moeten worden
  2. De Christushiërarchie of Geestesschool
  3. Magie
  4. Inwijding
  5. Wat wordt ingewijd
  6. Involutie – evolutie
  7. Het rad van geboorte en dood
  8. Microkosmische reïncarnatie
  9. De samenstelling van de aarde en het dialectische levensveld
  10. De drievoudige, negenvoudige en twaalfvudige samenstelling van de mens
  11. De zevenarmige kandelaar en de menselijke tempel
  12. Het proces van regeneratie en wereldredding
  13. De nieuwe wereldbroederschap en de gevaren van de kerk
  14. Spiritisme (I)
  15. Spiritisme (II)
  16. Spiritisme (III)
  17. Hypnotisme – magnetisme – handoplegging
  18. Levenshouding en vegetarisme
  19. Levenshouding en nicotine, alcohol en andere narcotica
  20. De kosmische twee-eenheid (I)
  21. De kosmische twee-eenheid (II)
  22. Onze verhouding tot staat en politiek
  23. Onze verhouding tot het esoterische levensveld
  24. Het gebed
  25. De Bijbel
  26. Het Gouden Rozenkruis

Woordverklaring

BESTEL ELEMENTAIRE WIJSBEGEERTE VAN HET MODERNE ROZENKRUIS

LEES OVER DE ZES BOEKEN VAN DE BOVENSTAANDE HOEKSTEENSERIE