Het nieuwe teken – hoeksteenserie 6 – J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri – hoofdstuk 1

 

BESTEL HET NIEUWE TEKEN

Het boek ‘Het nieuwe teken’ van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri begint met een analyse van De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis, een sleutelroman van het moderne Rozenkruis die de weg naar bevrijding wijst. Daarna krijgt de lezer antwoord op de vraag welke belemmeringen de mens keer op keer tegenkomt. Vooral uit de vier hoofdstukken over het mysterie van het bloed blijkt de scherpe kijk van de auteurs op het menselijk tekort. Iedereen die zich op de innerlijke weg begeeft, krijgt in dit boek veel praktische aanwijzingen.

WOORD VOORAF

Gedreven door een zich uitbreidende belangstelling voor het moderne Rozenkruis, gaat de Rozekruis Pers verder met haar arbeid en biedt hierbij deel 6 van de Hoeksteen-Bibliotheek aan. Dit deel bevat een serie toespraken van J. van Rijckenborgh, welke in 1949 werd aangevangen.

In het eerste gedeelte van dit boek wordt een moderne analyse gegeven van de proloog van de Alchemische Bruiloft C.R.C. , in het tweede gedeelte wordt in verband daarmee gewezen op een bepaald aanzicht van de actuele atmosferische bewogenheid in deze eeuw.

Rozekruis Pers


BESTEL HET NIEUWE TEKEN

1 IN HET NIEUWE TEKEN

Het ogenblik nadert snel, waarin een deel van de wereld de waarheid over het Rozenkruis zal begrijpen en verstaan. Uit het net van leugens, laster en mystificatie, dat de eeuwen rond het symbool van deze heilige en verheven Orde gesponnen hebben, zal zich spoedig een monument van onvergelijkelijke en onbevlekte schoonheid verheffen, namelijk het universele christendom van de rozenkruisers; een christendom dat in de trage gang van de tijden nog slechts door zeer weinigen is verstaan. Er komt een dag dat velen die, als Saulus, met dreiging, vervolging en moord jegens het rozenkruis vervuld waren, met grote ontroering en bewogenheid, als Paulus, het licht en de liefde van dit kruis zullen aanvaarden en uit hun blindheid met nieuwe ogen zullen opwaken.

Deze door alle tijden heen tot bloedens en stervens toe geslagen, doch nimmer verslagen Orde, zal haar zending vervullen tot de overwinning bereikt is, om daarna met alle welgezinden het feest van licht en liefde te vieren in de witte tempel van de ene, heilige, algemene Broederschap van de goddelijke hiërofanten.

Als met bazuinstoten wordt steeds een nieuwe arbeid door deze Universele Broederschap ingezet. Wanneer de vibraties van het ene geschal zich in wijde kringen over de ganse aarde hebben verspreid, wordt in de brandpunten van de Orde een nieuwe, zuivere klank voortgebracht, om haar nimmer falende werkzaamheid te verrichten tot in de duisterste delen van onze planeet.

De moderne Geestesschool staat nu in het teken van zulk een nieuwe, aanvangende arbeid. Het onsterfelijke Rozenkruis zal met grote onverzettelijkheid zijn kracht bewijzen en de basis, het compendium van deze activiteit, wordt onder andere gevonden in het meest klassieke en voornaamste testament van de Orde, voor zover het haar optreden op het westelijke halfrond betreft, in de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis anno 1459.

De tijd is aangebroken dat een gedeelte van dit testament zal worden ontsluierd, en mede door deze hoofdstukken zal de eeuwige waarheid, hierin besloten, zich bekendmaken. Tot op dit uur is de overgrote massa van de mensheid ziende blind en horende doof, doch zij wordt nu als met razende snelheid gevoerd naar een dialectisch dieptepunt, ten gevolge waarvan mag worden aangenomen dat tallozen, eertijds gebogen onder mystificaties en valse richtlijnen en misleid door de geesten uit de afgrond, eindelijk de waarheid in haar schone en ongerepte gestalte zullen gaan ontdekken.

Wij nodigen u uit, met ons de Inwijdingstempel van de Broederschap te betreden, onder de schaduw van de vleugelen van de Heilige Geest. Aan allen die handen, hoofd en hart willen schenken aan het heilige Rozenkruis, bieden wij deze hoofdstukken, met de bede in het hart dat ook zij eenmaal de weg naar het gebenedijde huwelijk met onze Heer en Verlosser mogen vinden.

Om u duidelijk te maken dat de tijd voor een nadere overweging van de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis aangebroken is, moge het feit dienen dat dit testament van de Broederschap voor het eerst in het westen in druk werd uitgegeven in het jaar 1616. Er zijn sindsdien precies 333 jaren verlopen, terwijl bovendien liet jaar 1949 dezelfde magische sleutel heeft als het jaar 1616. Wanneer u enigermate bekend bent met de magie van de getallen, zult u verstaan hoezeer het juiste moment is aangebroken voor een nieuw klaroengeschal over de wijde landen.

Als auteur van het werk wordt genoemd de naam van de toenmaals welbekende predikant Johannes Valentinus Andreae (fakkeldrager van het Rozenkruis 8), waarbij tevens wordt vermeld dat Andreae het verhaal schreef op zestienjarige leeftijd. Deze vermelding berust natuurlijk op een mystificatie, want de inhoud van de Alchemische Bruiloft is universeel en bevat een kennis die zo oud is als de mensheid zelf. Hoewel zowel het auteurschap als deze jeugdige leeftijd door Andreae nimmer letterlijk werd verloochend, is het bekend dat hij zich steeds met een fijne humor daarover uitliet, reden waarom men in burgerlijk-intellectuele kring met steeds groter gezag het vermoeden uitsprak dat Andreae met zijn Alchemische Bruiloft een bijdrage had willen leveren tot een serie komische romances. Zo iets dus als een studentengrap.

Er is dan ook door de eeuwen heen een grote strijd ontbrand tussen kwaadwillende en haatdragende tegenstanders, en naïeve en weinig begrijpende voorstanders van Andreae. Was hier sprake van spotternij of waarheid? Moest men in zijn werk fantastische onzin van een kwajongen, of de werkelijke ervaring van een Christiaan Rozenkruis schouwen?

Andreae zelf gaf nimmer een positief antwoord op de hem gestelde vragen. Zowel de vervolgers als de belangstellenden werden onvoldaan naar huis gezonden, hoewel de aanvangsspreuk van het Scheikundig Huwelijk iedereen uit de droom zou hebben kunnen helpen.

We lezen namelijk als introductie: ‘Werp geen paarlen voor de zwijnen, noch rozen voor de ezels.’

Dit woord laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Wie de inhoud van het Scheikundig Huwelijk niet herkent als een verheven sleutel tot het pad, behoeft nog niet te herkennen. Voor hem die niet begrijpt, is de inhoud niet bestemd. Geen enkele werkelijke leerling van de School van het Rozenkruis zal spreken over zijn Orde, wanneer er geen werkelijke belangstelling en basis voor begrip aanwezig zijn.

Andreae is nimmer de auteur geweest van de Alchemische Bruiloft. Ver voor zijn tijd bestond dit werk in manuscript. De oude handschriften grijpen terug tot in het verste verleden, tot aan de dageraad van de dialectische mensheidshistorie. Steeds heeft deze Alchemische Bruiloft van de symbolische Christiaan Rozenkruis de mensheid vergezeld, als een verheven deel van de universele Leer, die God aan Adam gaf bij zijn val, zoals de Fama Fraternitatis zegt. Andreae heeft niet anders gedaan dan op de ‘hem gewezen dag’, die in de arbeidsontwikkeling van de Universele Broederschap zijn grond vindt, de publicatie van deze eeuwige waarheid op zijn wijze te verzorgen. Het is naar deze publicatie dat wij ons richten, om dezelfde waarheid in de moderne Geestesschool uit te dragen.

Zowel de aanduiding van de huwelijksdatum anno 1459, als de zestienjarige leeftijd van Andreae als auteur, moet worden bezien naar de verborgen zin van het kabbalistisch geheimenis. Het jaartal 1459 verklaart ons in zijn verbindende synthese het licht van de hand Gods, dat in Christus de mensheid opnieuw grijpt in haar diepste nood. De zestienjarige leeftijd wijst op het ‘geheiligd bevonden worden’ om dit licht onder de mensheid uit te dragen.

De Alchemische Bruiloft tekent ons de christelijk-hiërofantale weg tot eenwording met het oorspronkelijke leven door transfiguratie. Gedurende zeven dagen maakt Christiaan Rozenkruis – het prototype van de in Christus door de Heilige Geest gegrepen mens – verschillende ceremoniën, beproevingen en ervaringen door, om ten ende ‘het grote licht’ te bereiken. Het werk is rijk als een goudmijn.

Dalen wij dan nu af in haar schachten, om door middel van de gedolven schatten de ‘koninklijke kunst van bouw’ te leren verstaan.

Allereerst wordt het nu noodzakelijk, vol komen te omvatten wat de naam Christiaan Rozenkruis beduidt, om daaruit tenslotte het begrip ‘Alchemische Bruiloft’ zonder vergissingen te kunnen afleiden. Er zijn in de loop van de wereldhistorie vele veronderstellingen gemaakt niet betrekking tot de naam Christiaan Rozenkruis. De meest voorkomende opvatting is, dat eenmaal een zeker mens de naam Christiaan Rozenkruis als familienaam droeg.

Vervolgens meende men er een zeer diepzinnig symbool uit te moeten afleiden. Men zei dat de naam afkomstig was van twee Latijnse woorden: ros, dat dauw betekent en crux, of kruis, doch waarin men ook het woord ‘licht’ zou kunnen lezen. In de oude alchemie werd dauw als het machtigste oplossingsmiddel voor goud beschouwd en aldus zou een rozenkruiser iemand zijn die met behulp van dauw licht zoekt.

Er zullen ongetwijfeld mensen zijn geweest die ijverig de morgendauw verzameld hebben om ermee te experimenteren, doch u zult verstaan dat men hier moet denken aan het begrip ‘hemelse dauw ’, zoals de Heilige Taal dat gebruikt om het oerpranische Licht aan te duiden.

Ook waren er velen die het symbool van de Broederschap direct verbonden met de gewone roos en het bekende kruis, of met het bloed van Christus dat aan het kruis werd gestort.

Zo wordt het ons duidelijk, hoezeer verschillend gerichte buitenstaanders zich aan allerlei speculaties hebben gewaagd, zonder het essentiële te kunnen grijpen. Er moet evenwel aan worden toegevoegd dat het geen enkele onderzoeker gemakkelijk wordt gemaakt tot de kern van het Rozenkruis door te dringen; ten eerste omdat de Broederschap zelf zich naar buiten in zwijgzaamheid hulde en ten tweede, omdat zowel de roos als het kruis zo’n universeel en eonenoud symbool is, dat men ze vrijwel voor alles zou kunnen gebruiken. Zulks is dan ook door alle tijden heen geschied.

Er bestaat bijvoorbeeld een zilveren roos in het paradijs van de brahmanen, dat is een hemelse tuin, zoals we die ook kennen uit vele godsdienstige legenden. In het midden van de zilveren roos in het paradijs van de brahmanen heeft God zijn verblijfplaats. Zo iets dus als de boom des levens uit het paradijs van Adam en Eva. Men zegt dat Boeddha gekruisigd werd, omdat hij uit deze tuin een bloem had geroofd.

In een van de gnostieke evangeliën wordt voorts verteld dat Jezus in de opperste hemel gekruisigd werd. Men zal dit begrijpen, wanneer men bedenkt dat Jezus afkomstig was van Nazareth, op de hellingen van de berg Karmel gelegen. Nazareth betekent ‘bloem’, de berg Karmel ‘de tuin of de wijngaard van God’. Jezus is dus de mens, die als een bloem woont in de tuin van God.

Er is een oud middeleeuws gedicht waarin gesproken wordt van een tuin, waar zich een roos bevindt. De muren van de tuin zijn rijkelijk van beeldhouwwerk voorzien. Zij stellen de symbolische figuren voor van Haat, Verraad, Laagheid, Hebzucht, Nijd, Bedroefdheid, Ouderdom, Veinzerij, Armoede – kortom, van alle ellenden en zonden van de dialectische mens. De mens die de roos wil bezitten, zo besluit liet gedicht, zal door deze ellenden en zonden heen moeten breken. Als hij daarin slaagt, zal hij de roos als de schoonste beloning der liefde bezitten.

Uren zouden we elkaar bezig kunnen houden met een tocht door verhalen en legenden van de roos en het kruis. We willen u nog slechts wijzen op de roos en het kruis uit het paradijs van Dantes Goddelijke Komedie. In Dantes Paradiso zien wij het Rozenkruis zoals de moderne Geestesschool het u wil doen schouwen. Dante spreekt van dit machtige Rozenkruis als van een machtige zee van licht:

‘Wanneer de kleinste trede reeds omspant
zo machtig licht, hoe breed moet zich dan spreiden
het licht daar in de laatste rozenbladrenrand!
Daar is geen dicht of ver, geen neer of op, want waar God rechtstreeks wil bevelen geven,
houdt als vanzelf natuurwet op.
In ‘t goud van deze roos van ‘t eeuwig leven,
die trapsgewijs ontluikt en geur verspreidt, trok Beatrijs mij mede…’

Wij moeten leren verstaan dat fundamenteel en structureel de roos en het kruis een eenheid vormen. Onder de roos wil de Broederschap doen begrijpen de aura of het ademveld van de mens. In deze roos staat de persoonlijkheid, het kruis, onlosmakelijk daarmee verbonden. De aura is een organisch deel van de gehele menselijke wezenswerkelijkheid, anatomisch even gecompliceerd bewerktuigd als ieder ander deel.

De roos, die bloeit aan en om het kruis van de dialectische mens, heeft organisch tot taak het resultaat van heel het menselijke willen, denken, gevoelen en begeren vast te houden en dientengevolge krachten en stoffen aan te trekken, die in overeenstemming zijn met de algemeen menselijke toestand, en af te stoten hetgeen daarmee niet in evenwicht is. De aura is het karmische orgaan bij uitnemendheid, vooral omdat het tussen twee levens in niet vergaat en aldus de essence van het gehele eonenlange menselijke bestaan bewaart.

De aura is de bloementuin uit de legende, onverzorgd door zijn heer en vol onkruid. Zijn muren stralen naar binnen en naar buiten krachten van haat, verraad, laagheid, hebzucht, nijd, droefheid, ouderdom, veinzerij, armoede, van alle ellenden en zonden van de dialectische mens. Door alle eeuwen heen waren er velen, die deze verdorven tuin weer wilden reinigen en wieden van het onkruid; die de tuin weer wilden vormen tot een rozenhof, waarin de witte roos onder de hemelse dauw opnieuw zou ontbloeien. Men heeft daartoe tal van natuur-occulte en natuurreligieuze wegen bewandeld. En men heeft inderdaad veel veranderingen in zowel de roos als het kruis kunnen bewerkstelligen. Men ontwikkelde vele vormen van cultuur, doch men slaagde er niet in het goud van deze cultuurrozen te doen ontluiken in de hemelse geur van het volstrekt bevrijde leven.

Nu is daar de Broederschap, de Universele Broederschap, die zo vol van onbegrepenheid haar weg gaat. Zij kent een weg, een methode, een koninklijke kunst, met behulp waarvan de aloude organische rozenhof, de tuin der goden, het paradijs van de klassieken, in volle oorspronkelijke luister kan worden hersteld.

Deze Broederschap wil die weg aan een ieder openbaren, mits eventuele kandidaten bereid zijn tot in de kleinste nuances de voetsporen te volgen van Jezus de Heer, die de Christus bezat. Kandidaten moeten verklaren alle cultuurspeculaties vaarwel te willen zeggen, om het ene pad te mogen volgen.

Dat ene pad nu heeft twee fundamentele aanzichten. Het is ten eerste universeel christelijk. Daarom zal de rozenkruiser die dit pad gaat, zich naar die ene naam Christiaan Rozenkruis noemen. En het heeft, ten tweede, betrekking op een volkomen transfiguratie van het dialectische rozenkruis. Als zodanig is er sprake van een alchemische omzetting. Daarom is deze ene universele weg aan te duiden als de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis.

Laat ons derhalve kennis gaan nemen van dit pad des heils, opdat de roos van onverwelkbare schoonheid eenmaal zal stralen van ons kruis.

INHOUD

Woord vooraf

  1. In het Nieuwe Teken
  2. De Avond voor Pasen
  3. De Storm van de Heilige Geest
  4. De Waarheid der Mysteriën
  5. Het Heilig Avondmaal
  6. De Storm des Geestes
  7. De Brief
  8. De Uitnodiging tot de Bruiloft
  9. De Droom van Christiaan Rozenkruis (i)
  10. De Droom van Christiaan Rozenkruis (ii)
  11. Het Mysterie van liet Bloed (i)
  12. Het Mysterie van het Bloed (ii)
  13. Het Mysterie van het Bloed (iii)
  14. Het Mysterie van het Bloed (iv)
  15. Het Ware Leven (i)
  16. Het Ware Leven(ii)
  17. Gevaren op het Pad

Bron: ‘Het nieuwe teken’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 6

BESTEL HET NIEUWE TEKEN

LEES OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE