Egypte, de grote piramide en de koningskamer – hoofdstuk 17 uit ‘De dertiende’ van Arnold Stevelink

BESTEL DE DERTIENDE – OVERWEGINGEN OP EEN GNOSTIEKE ERVARINGSREIS

LEES MEER OVER DE WEBINARSERIE OVER EGYPTISCHE SCHEPPINGSMYTHEN

We hadden een reis geboekt naar Egypte. Mijn echtgenote, mijn jongste zus met haar partner en ik. Ik heb veel gesprekken gehad met mijn toen terminale zus. Over tijd en eeuwigheid bijvoorbeeld. Er was iets dat we konden overstijgen. Haar overlijden later was dan ook anders, alsof er op een bepaald gebied niets veranderde. Zoiets vervult je van dankbaarheid. In haar laatste levensfase was ze er onmiddellijk voor in om mee te gaan naar Egypte. Het ging allemaal net, chemo’s en pijnstillers mee in het handtasje. Er was iets met Egypte, een niet te definiëren aantrekkingskracht. Ik las er veel over, sprak er waarschijnlijk ook veel over.

Een paar weken daarvoor spraken we Achmed, onze vroegere buurman, een Egyptenaar. Hij kon wel even wat regelen, zei hij toen ik over de grote piramide begon. Hij had wel ergens een neefje dat wel eens hielp. Op die bepaalde ochtend liep ik in Caïro het hotel uit en zag ik de piramide op een paar kilometer afstand. Al een bijzondere ervaring, een belofte in de ochtenddauw.

Ik had er lang naar uitgezien. Ik wist uit veel bronnen dat dit iets bijzonders was. Een stoffelijk monument van wat leerlingen van het Rozenkruis ‘de broederschap’ noemen, en vanzelfsprekend ook zusterschap. Dat is de bevrijde mensheid die vanuit de goddelijke wereld contact met de mens zoekt en ons helpt op het bevrijdingspad. Ware zusters en broeders dus.

Catharose de Petri zegt in Het Levende Woord:

‘De piramide is een opstandingstempel. Geen tempel voor aanbidding of eredienst. Geen tempel voor symbolische handeling, doch een instructietempel en een grafspelonk. (…) wij ontdekken in het totaal een volkomen beeld van de microkosmos die tot transfiguratie moet komen. Voorts wordt de weg aangegeven hoe het proces moet worden ondernomen en geleid, in volkomen zelfvrijmetselarij.’

Een taxichauffeur stond klaar na het ontbijt. En iemand in een soort uniform. Ja, Achmed had het goed geregeld. Alle poorten werden overal onmiddellijk geopend. De taxi kon overal doorrijden; we hoefden ook nergens te betalen. Wat we wel een beetje raar vonden, was dat alle souvenirverkopers alle kanten uit stoven toen ze die man in dat uniform zagen, of zelfs niet lieten betalen voor wat ze ons in de handen hadden gedrukt. Iets wat ze meestal doen bij toeristen als ze de kans krijgen. Normaal zijn die verkopers erg opdringerig.

We liepen alles af, de sfinx, het bijzondere symbool van de mens, eigenlijk dier én mens, Godmens. Vervolgens het botenmuseum. Kamelen hoefden voor ons nu niet zo nodig, maar we wilden wel graag de grote piramide bezoeken. Een tijdje wachten bij de ingang; het ging niet zomaar. Uiteindelijk kregen we het seintje: jullie mogen naar binnen.

Ik kon het niet laten te rennen, wat egocentrisch, maar ook vooral vol ongeduld. Lange opgaande gang, grote galerij door. Even bukken en toen was er: de koningskamer. Spiegelglad graniet uit een totaal onbekend verleden raakte ik aan. Maar nu, voor mij, actueel. De broederschap van de eeuwigheid is ook nu. Een bijna onaardse ruimte. En dan die lege tombe, het lege graf. Even alleen in die koningskamer, met de handen op die tombe; een van de ontroerendste momenten van mijn leven. Een aanraking met de eeuwigheid. Daarna hoefde ik in Egypte eigenlijk niets mee te zien.

De volgende dag zagen we in het Egyptisch museum in het centrum van Caïro allerlei voorwerpen vanaf de oudste periode tot de latere. Ik hoor mezelf nog zeggen: ‘Je ziet het verval.’

De mensheid is steeds meer losgelaten, na de priester-koningen die nog in rechtstreeks contact met de bevrijde mensheid stonden, kwamen er gewone aardse heersers, met alle gedoe van macht. En dat is doorgegaan tot in deze tijd.

Een paar jaar later kreeg ik de volgende impressie: een oeroud beeld: de piramide. Ik weet niet of je bekend bent met de symboliek van de ruimten in die piramide: het symbool van de mens. De drie heiligdommen ongeveer boven elkaar gelegen. De onderste kamer, eigenlijk onder het grondoppervlak: een wat rommelige ruimte (het onderbewustzijn), de hoger gelegen koninginnekamer (het hart), en daar weer boven de koningskamer, het symbool voor de geest (het hoofd).

In het vorige hoofdstuk heb ik het gehad over die neerdalende en opstijgende stroom, hoe dat in een mens werkelijkheid kan worden. Maar dit geldt ook voor de gehele planeet aarde. De Christuskracht, die vanuit het middelpunt der aarde opstijgt, en de kosmische (zonne)straling die van boven neerdaalt. En dan het beeld dat er vanuit die onderste kamer, vanonder dat platte vlak, een kracht opstijgt naar boven. Een kracht, ook Licht en liefde genoemd, die opstijgt naar de koninginnekamer en vervolgens naar de koningskamer.

Als dat Licht nu nog verder stijgt, naar de top van de piramide, de gouden top, en daar doorheen naar omhoog straalt, dan zie je van bovenaf gezien een vierkant met een middelpunt. Een vlammend middelpunt, waarin vier driehoeken bij elkaar komen. En de cirkel is gehele aarde.

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf
Inleiding

  1. Hoe het begon
  2. Transfiguristische psychologie
  3. Wie of wat ben ik?
  4. Lichtverlangen
  5. Herkenning van God in mijzelf
  6. Non-dualiteit en de gnostieke mogelijkheid
  7. De overwinning op het kwaad
  8. Geluk
  9. Bevrijd van angst en depressie
  10. De strijd tegen het onderbewuste
  11. Slingerbeweging
  12. Slapen en wakker zijn
  13. De kritische Johannes
  14. Het evangelie van Judas
  15. Van de gnosis voel je niets
  16. De boom van het leven
  17. Egypte
  18. Uit elkaar spattend heelal
  19. En geen God die iets doet
  20. Symmetrisch gedrag
  21. Bewustzijn en werkelijkheid
  22. Zien wij onze dierbaren terug?
  23. Het offer van de liefde

Dankwoord
Bibliografie

Arnold Stevelink is bereikbaar via ajtstevelink@gmail.com

BESTEL DE DERTIENDE – OVERWEGINGEN OP EEN GNOSTIEKE ERVARINGSREIS

LEES MEER OVER DE WEBINARSERIE OVER EGYPTISCHE SCHEPPINGSMYTHEN