De theosofische en antroposofische mysteriën

Hoewel de situatie in het esoterische levensveld rond 1924 (het jaar van de start van de organisatie die later uitgroeide tot de Internationale School van het Gouden Rozenkruis) onzuiver, chaotisch en complex is, zijn er in de periode daaraan voorafgaand heroïsche inspanningen verricht om het algemeen menselijke bewustzijn op een hoger plan te brengen en de greep van het pure materialisme te doorbreken. Al vijftig jaar eerder, rond het jaar 1875, begon wel degelijk een groot werk, dat eenstimulans zou zijn voor een spirituele draaggolf die de wereld de Aquarius-era binnen zou voeren. Achteraf kunnen we zien hoe zich daarin een aantal fasen aftekenen.

Aan het einde van de negentiende eeuw zijn er meer dan 100 (!) rozenkruisbewegingen actief. Hoewel geen enkele van deze groeperingen kan beweren in directe lijn af te stammen van de eerste kring, de klassieke rozenkruisers die in 1614 verantwoordelijk waren voor de uitgave van de basisgeschriften, de rozenkruismanifesten, noemt ieder zich wel erfgenaam van hun geheime leer. Éliphas Lévi bijvoorbeeld, pseudoniem van de gewezen priester Alphonse Louis Constant (1810-1873), was een van de eersten die probeerde een weloverwogen magisch-esoterisch denken in te voeren. Hij werkte samen met Sir Edward Bulwer-Lytton (1803-1873), de auteur van de bekende roman Zanoni, ‘le Maître Rose-Croix’. Ook publiceerde Lévi opnieuw de tekst van het Nuctemeron van Apollonius van Tyana.

Na een aanloopperiode van dit soort individuele initiatieven treedt tijdens de laatste vijfentwintig jaar van de negentiende eeuw het oosterse, op de magie van het hindoeïsme geschoeide denken van de Theosofische Vereniging sterk naar voren. H.P. Blavatsky had Isis Ontsluierd (1877) en De Geheime Leer (1888) geschreven, sterk wetenschaps- en maatschappijkritische boeken, die een geweldige gedachtevlucht kenden. Zij maakten de meest vooruitstrevende geesten van die tijd vertrouwd met de universele wijsheid (perenial philosophy), die vanaf de oudste tijden in bepaalde esoterische kringen werd bewaard.

BESTEL DE GEHEIME LEER VAN H.P. BLAVATSKY

Helena Petrovna Blavatsky wijst in de twee delen van De Geheime Leer op de oorsprong en de bedoeling van de goddelijke creatie ‘mens’: de manas, de denker. Zij legt uit dat deze ‘schepping’ zich op een lange, lange evolutieweg bevindt, eens in volmaakt geestelijk-goddelijk bewustzijn één was met wat zij God of Brahman noemt, en dat eenmaal weer zal zijn. Zij schetst de onwikkeling van de kosmos in zeven grote periodes en legt alle stadia van deze ontwikkelingsweg uit. Hiermee draagt zij een wereld- en mensbeeld over dat een indrukwekkend aantal denkers en dichters en kunstenaars aan het einde van de negentiende eeuw ten diepste beïnvloedt.

Er wordt altijd, en met recht, beweerd dat Helena Petrovna Blavatskaia, of Mme Blavatsky, en de door haar opgerichte Theosophical Society een belangrijke rol hebben gespeeld bij het doorbreken van het web van materialisme, dat sinds de aanvang van de zeventiende eeuw, bij de opkomst van de natuurwetenschappen de westerse intellectuele wereld overheerst.

Maar haar optreden demonstreert ook nog iets anders. Wat er in feite gebeurt met het optreden van Blavatsky is dat zij, voor het eerst sinds de donkere middeleeuwen, en voor het eerst sinds Newton, terugkeert tot een direct contact met de wereld van het ongeziene.

De wetten van Sir Isaac Newton (1643-1727) hebben in de geschiedenis van de natuurkunde terecht een centrale plaats verworven. Het belang van hun bijdrage ligt echter niet in hun verklaringskracht; de wetten van Newton verklaren niet, maar zijn een boehoudkundige methode om krachten te meten. Zowel hij als Gottfried Leibniz (1646-1716) bedachten bijna op hetzelfde moment een methodiek die we nu differentiaalrekening (soms ook calculus) noemen. Dat is een elegante manier om veranderingen toegankelijk te maken voor rekenwerk. Het is die vondst die de geweldige bloei van de natuurwetenschappen in de laatste driehonderd jaar mogelijk heeft gemaakt.

Voor het overige was Newton een hartstochtelijk alchemist, zoals de verslagen melden. In 1942 verscheen een beroemd geworden essay van de hand van Maynard Keynes, Newton, the Man, waarin hij een geheel nieuwe visie op Newton geeft. De kerngedachte daarin is: ‘Newton was niet de eerste in het tijdperk van de Rede. Hij was eerder de laatste van de magiërs, de laatste van de Babyloniërs en de Soemeriërs, het laatste grote intellect dat uitzag over de visuele en intellectuele wereld met dezelfde ogen als zij, die onze intellectuele erfenis begonnen te construeren, 10.000 jaar geleden.’ Hij is in feite degene die het gordijn dichtschuift, en na hem breekt de ‘donkere tijd van de verlichting en de rede’ aan.

En H.P. Blavatsky sluit daar op aan in deel twee van De Geheime Leer: ‘Nadat de wetenschap zich tenslotte van de boeien van de theologie had bevrijd, heeft zij zich aan de tegenovergestelde dwaling overgegeven; en bij de poging de natuur op zuiver materialistische manier te interpreteren, heeft zij die buitensporigste theorie van alle tijden opgebouwd – de afstamming van de mens van een woeste en brute aap. Deze leer is nu in de een of andere vorm zo diepgeworteld geraakt, dat er een herculische krachtsinspanning nodig zal zijn om deze tenslotte weer te verwerpen.’

Helena Blavatsky schuift dat gordijn tussen ons en de onzienlijke werelden weer open. op talloze manieren laat zij zien dat er meer, heel veel meer is dan alleen de wereld van de natuur, de stof, de materie, de wereld van de vorm. Zij wil laten zien, dat de wereld – en de mens – een wonder van geestelijke krachten is; geen kil berekend resultaat van een dobbelende God, maar werkelijk een wonder van samenwerkende geestelijke krachten en hiërarchiën. Laten we niet vergeten dat zij aanvankelijk de Theosofische Vereniging ‘The Miracle Club’ had willen noemen.

De wereld weet er nauwelijks serieus op te reageren. Sommigen twijfelen. Anderen verschansen zich in de burcht van het zichtbare. Weinigen komen tot nadenken, nog minder komen tot een levensverandering die hen dichter bij het oorspronkelijke verband met álle werelden brengt. De meesten wijzen het volstrekt af. Dit voorvoelend, is het niet verwonderlijk dat zij haar werk als ‘adres’ meegeeft: ‘Voor de weinigen’

Maar het gordijn is open, en hoewel het moest gebeuren, is dat geen onverdeeld genoegen. H.P. Blavatsky wil met haar kennis van de verborgen Indische leringen en bronnen ‘aantonen dat de natuur geen ‘toevallig bijeenkomen van atomen’ is’, en zij wil ‘aan de mens diens rechtmatige plaats in het plan van het heelal geven; de archaïsche waarheden, die de grondslag vormen van alle religies, tegen ontaarding beschermen en de fundamentele eenheid waaruit zij alle voortkomen enigszins aan het licht brengen en tenslotte aantonen dat de verborgen kant van de natuur nooit is benaderd door de wetenschap van de moderne beschaving’, zoals ze in een lange zin in het voorwoord van De Geheime Leeraangeeft.

In het kielzog van haar openbaringen baant zich evenwel alles wat zich ophoudt in de werelden aan gene zijde, van het laagste en kwalijkste allooi, eveneens een weg naar de op aarde levende mensheid. Als vanover het graf ziet het kans invloed uit te oefenen op de emotionele kant van de mens; en het is niet gek dat een gewone, gezonde persoonlijkheid daarvan een grote afkeer heeft. Het collectief van deze kracht is op de vlucht voor de grote vibratieverhoging die in onze tijd, die we zo vaak aanduiden met de term Aquarius, de gehele planeet, de gehele kosmos aangrijpt. De weg omhoog is voor de entiteiten die zich in dat collectief ophouden niet weggelegd en daarom zijn ze voor hun voortbestaan afhankelijk van alles wat op aarde geschiedt; hoe minder spirituele ontplooiing, hoe meer onzinnige, gebroken en lijdende levens, hoe gunstiger voor hen.

Vanaf het einde van de negentiende eeuw spoelt er een golf van spiritisme, een walm van mediamiek en negatief occultisme over Amerika en Europa. en daarmee komen ook flarden van de wetenschap, de kennis en de wijsheid van de oude mysteriescholen – die zeventien eeuwen lang slechts in zeer kleine kringen zijn bewaard en overgedragen, opnieuw in de wereld. Ze komen opnieuw in de wereld, maar nu niet langer in een samenhangend systeem van de zeven arcane wetenschappen – theosofie, astrosofie, alchemie, magie, geneeskunde, hermetisme, mystiek; niet in samenhang met een volgehouden en strevend leven, maar beschikbaar voor iedereen. Zij worden onderwerp van het ‘denken’ van de publieke opinie, wat in het geheel geen denken is, maar het onder woorden brengen van de heersende emotionele stromen die de mensheid en samenleving bezighouden

En in wat voor gedaante komen de zeven geestelijke wetenschappen opnieuw onder de mensen! Verdraaid, vernederd, verbonden met seksuele energie, zelfzuchtig en verward met de energiestromen van een verward gevoelsleven en verwarde emoties; losgeslagen van de gezonde stam, waarvan de wortels tot in het ongezien oorspronkelijke reiken. Die stam is van alle tijden. Zij is bijvoorbeeld terug te vinden in de bonafide godsdienst- en (sterren)hemelbeleving van het misschien wel vóórdynastieke Egypte; men vindt haar in de gnosis van het christelijke Egypte, en zij is bijzonder werkzaam in de actuele bevrijdende Gnosiskracht van onze tijd.

Flarden van kennis komen tot de mens. Beter: alle kennis is bereikbaar, maar slechts de grootste denker, het zuiverste bewustzijn en de meest zichzelf vergetende ziel blijft hierin ongerept en overeind. We zien de verheven astrosofie van de voortijd – toen de mens op natuurlijke wijze de aanwezigheid van de geestelijke krachten van de kosmos in zich voelde werken en kon herkennen – verdraaid in een astrologie die hem bepaalt bij zijn uiterlijke lotgevallen. Magie verwordt tot telekinese, de kunst van bouw tot oorlogsindustrie. Hadden kerk en staat in 1618 de rozenkruis-impuls van de klassieke rozenkruisers – de christelijk-hermetische hervorming van de Reformatie – niet op de meest wrede wijze verstoord, door de bevolking van heel Midden-Europa in de dertigjarige oorlog te decimeren, dan had zich een geheel andere ontwikkeling voor Europa ingezet, en had Amerika wellicht met heel wat meer recht het ‘land van hoop en glorie’ geheten

Nu moest de wereld ‘de onzichtbare helft van de wereld’, die de stichters van de orde van het Rozenkruis in 1604 nog als zuivere geestmanifestatie voor zich zagen, op de laagst mogelijke manier leren kennen. Via de goot en het riool, om zo te zeggen, en de verwarring, de corruptie en de overlevingsdrang van datgene wat zich daar nogal spartelend ophoudt, pakt zich als dreigende wolken samen. Het ontlaadt zich in twee wereldoorlogen en zorgt nog steeds voor groot leed op deze wereld. Want ‘bloed is het voedsel van de geesten’ zoals Dr. Anna Kingsford in haar ‘De Ware Weg. Het vinden van deChristus’ formuleert. […]

In de aantekeningen van H.P. Blavatsky vinden we de mededeling dat ze ‘de opdracht had gekregen’ een vereniging te stichten. Ze schrijft deze ‘belangrijke aantekening’ in haar plakboek dat na haar overlijden is teruggevonden door mede-oprichter van de Theosophical Society Henri Steel Olcott (1832-1907): ‘Als ik eenmaal dood ben, zullen de mensen misschien mijn onbaatzuchtige motieven naar waarde schatten. Ik heb op mijn erewoord beloofd zolang ik leef mensen op weg te helpen naar de waarheid en – ik zal mijn woord houden. […] De dag zal komen dat het nageslacht me beter zal kennen. o arme, dwaze, lichtgelovige, verdorven wereld! M. geeft opdracht om een Vereniging te stichten – een geheim genootschap zoals de loge van Rozenkruisers. Hij heeft beloofd me te helpen. H.P.B.’

Een nadeel van De Geheime Leer was wel, dat de vele honderden pagina’s van het boek vol namen en verwijzingen in het Sanskriet waren, die de gewone mens nauwelijks konden bereiken. Het leek niet veel te hinderen: tijdens de laatste decennia voor de eeuwwisseling en tijdens het fin-de-siècle was alles wat uit het oosten kwam bon ton en de boeken zijn als broodjes, in miljoenen exemplaren, in alle talen, over de toonbanken van de wereld gegaan.

In het vooral op het oosten gerichte milieu van de oude theosofie zocht men meesters en adepten, veelal uit India, of werden persoonlijkheden verheven tot goeroes. De situatie in Engeland in de eerste jaren na de stichting van de Vereniging kan men wel omschrijven als een vermoeiend geheel van misinterpretaties en verdachtmakingen. Daarbij komt dat de theosofen willens en wetens ook de innerlijke ontwikkeling van tweeduizend jaar christendom als het ware opzij schoven. 

Misschien niet H.P. Blavatsky zelf. Weliswaar doet zij niets liever dan de bourgeoisie prikkelen, de christelijke hypocrisie en vervalsingen aanvallen en wijst ze vaak op de talloze verminkingen in vertalingen en overleveringen. Maar zij erkent toch ook meerdere malen Jezus, als drager van dezelfde kracht die eens door Krishna belichaamd werd, als een lid van de broederschap en als vertegenwoordiger van de hoogste geestelijke wijsheid. Haar volgelingen wezen het wél af – en daarmee gooiden ze in feite het kind met het badwater weg.

ANNA BONUS KINGSFORD

In de Engelse Theosofische Vereniging waren de zaden van de Westerse verborgen leringen weliswaar ook gezaaid, maar daarvoor bestond 150 jaar geleden aanmerkelijk minder belangstelling. Slechts binnen een kleine afdeling van de vereniging circuleerden enige mooie en treffende gedachten uit de oude leringen van Hermes. Ze waren op schrift gesteld door Anna Bonus Kingsford (1846-1888), een moedige vrouw die vooral bekend werd door haar strijd tegen vivisectie en als voorvechter van een vegetarisch dieet. Acht jaar vóórdat De Geheime Leer verschijnt, in 1882, brengt zij met haar boek The Perfect Way. The Finding of Christ een schitterend compendium van zuivere Gnosis, en verklaart de zuivere uitgangspunten van religie, van strevende gemeenschappen, en van de oorspronkelijke kerk of ecclesia. Haar ‘illuminaties’ stammen uit een bepaalde grieks-hermetische stroming, die ook het denken van Plato incorporeerde. Maitland en zij richten in 1884 samen The Hermetic Society op.

Hun doel is: een samenhangende visie op de mogelijke menselijke ontwikkeling te geven, alsmede een levenshouding die daarbij noodzakelijk is. Net als de oosterse esoterische tradities is ook de godsdienst van Christus,  juist begrepen, een belangrijke mysterie-religie. Deze wijst er immers op, net als bijvoorbeeld Krishna aan Arjoena duidelijk maakt, dat er één vonk van de oorspronkelijke geest in het innerlijk werkzaam is; zoals de mens kan weten aan de uitspraak in Lukas 17:20-21: ‘Het koninkrijk Gods is binnen ín u.’

Anna Kingsford was een zeer geïnspireerd schrijfster, die naar eigen zeggen haar kennis uit visioenen ontving, die zij ‘illuminaties’ noemde, en die meer de ziel dan de geest aandoen. «Zij was geen ‘getrainde occultist’ of een natuurlijke helderziende,’ schrijft haar co-auteur Maitland, ‘en zij geeft aan dat deze een gevolg zijn van psychische herinnering, waardoor de gnosis, in een vorige geboorte door inwijding verkregen, weer opleeft en zich voor haar bewustzijn ontplooit. Zij noemt deze met nadruk Grieks-Egyptisch; de ganse persoonlijkheid schijnt opgeheven en overschreden te worden en fris en krachtig doemt kennis op in het innerlijk begrip als een visioen, dikwijls van zinnebeeldig karakter.’

Op  gnostiek-wetenschappelijke gronden kon Anna Bonus-Kingsford bovendien de positie van de vrouw en de vrouwenbeweging ondersteunen. Zij was erg begaan met het dierenleed dat de moderne wetenschap willens en wetens veroorzaakt, doordat zij in haar jeugd had deelgenomen aan een vossejacht, maar de aanblik van het verminkte lichaam van het slachtoffer maakte dat zij zich tegen alle vormen van wreedheid keerde, een gevoel dat werd versterkt toen ze medicijnen studeerde in Parijs, waar ze getuige moest zijn van de ondraaglijke marteling van dieren.

Anna Bonus Kingsford en Maitland hebben in samenwerking enkele belangwekkende boeken uitgegeven over de hermetische en christelijke weg van inwijding, die momenteel weer in de belangstelling komen. De bonafide esoterische wetenschap van De ware weg. Het vinden van den Christus, die Kingsford de innerlijke grond van alle religies noemt, kent geen verschillen ten opzichte van ras, religie of maatschappijvorm. […]

Anna Kingsford, die om haar rode haren en haar vlijmscherpe geest bekend stond als ‘the red cactus’, de rode cactus, stierf jong. Maitland, die haar tijdens haar leven had beschermd en haar werk mogelijk maakte, overleefde haar enige tientallen jaren. Later was hij niet meer geheel toerekeningsvatbaar en stookte hij in zijn haard alle documenten op van haar hand en alles wat op haar betrekking had, zodat zijn biografie van haar het enige zou zijn, dat er over haar bekend zou blijven. In 2007 verscheen een nieuwe biografie van haar onder de titel Red Cactus, geschreven door Alan Pert.

G.R.S. MEAD

George Robert Mead was een bekende theosoof uit Londen. Na de dood van Blavatsky in 1891 waren Colonel H.S. Olcott als voorzitter-stichter, William Q. Judge als vicevoorzitter van de Theosophical Society, beiden in de Verenigde Staten, en Annie Besant als voorzitter van de Blavatsky Lodge in Londen en medehoofd van de esoterische sectie de leidinggevende functionarissen. Talrijke conflicten markeren deze periode; uiteindelijk zullen Besant en Leadbeater alle geloofwaardigheid van de Theosofische Vereniging ondergraven, door in een Indische jongen de wedergekomen Christus te zien. Als Annie Besant rond 1910 de jonge Krishnamurti als de wedergekomen wereldleraar Christus naar voren schuift, is het duidelijk dat de Society in bijzonder obscuur vaarwater is beland. De jonge geleerde George Mead, eveneens behorend bij de eerste twaalf leden van de ‘esoterische afdeling’ rond Blavatsky, had dit al enkele jaren eerder gezien.

De onverkwikkelijke gang van zaken rond het lidmaatschap van Leadbeater, die eerst geroyeerd is, maar om profijt te hebben van zijn mediumschap door de leiding van de vereniging weer wordt toegelaten, en het gegoochel met meesters, inwijdingen en wonderen waren voor George Mead – en met hem voor zevenhonderd andere leden – onverenigbaar met de morele standaard van werkelijk innerlijk streven. Hij verliet de vereniging en richtte The Quest Society op. We wijden aan hem enkele paragrafen om twee redenen. De eerste is, dat jaren na zijn dood, zijn werk voor de jonge geestesschool van grote betekenis is geweest. De tweede reden is, omdat zijn leven exemplarisch is: het is één voorbeeld van een patroon dat de levens van veel andere werkers voor het Licht kenmerkt.

Bron: Geroepen door het wereldhart door Peter Huijs

BESTEL DE THEOSOFIE VAN DE ROZENKRUISERS

RUDOLF STEINER

Rudolf Steiner (fakkeldrager van het Rozenkruis 16) zei bij veel gelegenheden: ‘Binnen de antroposofie moet steeds het rozenkruiser-zijn onderwezen worden.’ En over wat dan de taak van het rozenkruis zou zijn, schreef hij in 1907 uitgebreid in een brief aan zijn vriend Eduard Schuré, de schrijver van De grote ingewijden. Daarin legt hij uit hoe Christiaan Rozenkruis in de constellatie van de dertiende en veertiende eeuw ‘voor zich zag, welke eisen er door rationeel denkende mensen [van de toekomst] gesteld zouden worden, en hoe het reeds toen nodig was, al het geestelijk weten in een vorm te gieten, die zich uiteindelijk zo zou uitkristalliseren dat ze aan de uitdaging van die moderne tijd tegemoet zou kunnen komen.[…]

Het was, aldus Steiner, al in de dertiende-veertiende eeuw voorzien dat de door de rozenkruisers beschermde mysteriewijsheid in de komende tijd [die hij het Michael-tijdperk noemde] deel van de cultuur zou worden en uit de bescherming van de esoterische scholen zou treden. In de toekomst zouden niet langer uitsluitend kleine esoterisch gezinde cirkels toegang tot het esoterische weten hebben, maar in principe ieder mens, in vrijheid en autonomie. 

Rudolf Steiner wijdt enkele uiterst boeiende voordrachten aan Christiaan Rozenkruis, en de tijd is rijp om deze in een nieuwe context te plaatsen. Een nieuwe laag van begrijpen wordt zichtbaar, die valt in te passen in het groter verband van de wereldwijde bevrijdingsarbeid. Overduidelijk blijkt dat Steiner het geweldige werk dat hij heeft verricht, trachtte te verwezenlijken in het teken en in de kernkracht van Christiaan Rozenkruis. […]

Alles wat Rudolf Steiner in de antroposofie voor wereld en mensheid gedaan heeft, kan de toets glansrijk doorstaan. De doctor droeg vanaf zeker moment tijdens zijn hele verdere leven een ketting met daaraan het symbool van het rozenkruis; een klein kruis met aan de voorzijde zeven robijntjes, in rozen gevat, en aan de achterzijde de initialen van de rozenkruisspreuk die hij vanaf 1908 zeer hoog koesterde. Aan het einde van zijn leven schonk hij dit sieraad aan zijn naaste medewerkster Ita Wegman. 

Bron: De vuurgloed van de ontstijging door Peter Huijs 

BESTEL DE VUURGLOED VAN DE ONTSTIJGING