Hoe Harvey Spencer Lewis volgens eigen zeggen werd geïnspireerd tot het oprichten van de rozekruisersorde AMORC

Dankzij de vele advertenties van de rozenkruisers orde AMORC in de pers gedurende vele decennia is deze rozenkruisersorde goed bekend onder het grote publiek. De Anticus Mysticusque Ordo Rosae Crucis werd gesticht door H. Spencer Lewis (fakkeldrager van het Rozenkruis 17) in San José Californië. Volgens hem ging het om een ‘wederverschijning’ van de orde, want de kringloop begint om de 108 jaar opnieuw. Het is echter niet helemaal duidelijk hoe men op het jaar 1909 uitkomt als men uitgaat van de legende van Christian Rosenkreutz. Deze wordt door AMORC dan ook niet beschouwd als de stichter van de orde, maar als één van de grootmeesters die de herverschijning van de organisatie in een nieuwe actieve cyclus mogelijk moest maken. 

Hoe het ook zij, volgens AMORC is haar oorsprong terug te voeren tot de mysteriescholen van het oude Egypte van omstreeks 1500 v. Chr., ten tijde van Thutmosis III. Haar eigenlijke ontstaan wordt echter geplaatst in de regeringsperiode van farao Amenhoteb IV – die zich later Ichnaton noemde -, en die vooral vermaard werd doordat hij de polytheïstische godsdiensten van zijn tijd verving door de eerste monotheïstische leer ter wereld. 

Vanuit Egypte verspreidde de orde (die toen 300 leden en 62 zusters zou hebben geteld) zich naar Griekenland, en van daar naar Rome. Onder Karel de Grote in 778, zou de filosoof Arnaud opdracht gekregen hebben om inlichtingen in te winnen in Jeruzalem; hij reisde door Egypte, waar zijn studies ‘ongeveer twee jaar en een maand’ duurden. Arnauld keerde terug naar Frankrijk in 802 en opende een loge in ‘Tolosa, op enige afstand van de huidige stad Toulouse’. Van 883 tot 899 zou Frees grootmeester zijn geweest en Phonair was de officiële historicus van 1132 tot 1134. Het hengselkruis stelde volgens Lewis de samenvoeging van de roos en het kruis voor: de ankh bestond al vóór Thomes III, de voorganger van Amenhotep IV; zijn zegel zou langs onbekende weg in handen van Lewis gekomen zijn. 

Pierre Mariel en ik hebben in ‘Les Rose-Croix ou le complot des sages’ het relaas van de inwijding van Spencer Lewis weergegeven. Men kan zich afvragen of Lewis sporen terugvond van de geheimzinnige groepering van Edouard de Lapasse, die waarschijnlijk door Adrien Péladan werd bezocht in Toulouse. 

De eerste imperator van AMORC, doctor Harvey Spencer Lewis, beschreef de omstandigheden van zijn opname door de oudere broeders in een brochure in het Frans die aan zekere leden werd uitgereikt. Er staat nergens of dit dezelfde oudere broeders zijn als degenen, die later in dit hoofdstuk nog ter sprake zullen komen. Er is verder geen getuigenis die dit relaas zou kunnen bevestigen of juist ontkrachten. 

Tijdens een verblijf in Frankrijk, rond 1908, maakte Spencer Lewis kennis met een wijze, die zijn bezieling in beschouwing nam en hem naar het zuidwesten van Frankrijk stuurde. Zijn laatste etappe was naar Toulouse. Het volgende verhaal van Spencer Lewis speelt zich af in een ‘oude toren’ in Toulouse, door de vroegere rozenkruisers Frater Donjon genoemd. 

‘…Ik liep naar de oude toren, met een enigszins beklemd gemoed, maar toch vastberaden. Ik klopte aan de deur, kreeg echter geen antwoord. toen zag ik, dicht bij de muur, een touwtje hangen, waar ik aan trok. Een bel weerklonk ergens ver weg in de diepte van het gebouw dat eeuwenlnag geleden opgetrokken leek te zijn, wat ook het geval was …

Uiteindelijk knarste de deur een stukje open. Ik wachtte even af. Binnen was het donker en er was geen menselijke aanwezigheid te bespeuren. Ik besloot de deur open te duwen en naar binnen te gaan. Ik stond voor een oude trap die goed onderhouden scheen. Ik duwde de zware deur weer dicht en hoorde hem in het slot terugvallen. Ik zat goed en wel opgesloten in de oude toren; toch voelde ik geen angst. 

Ik meende dat er boven iets had bewogen. Het minste geluid weergalmde in de stilte van het gebouw. De toegang tot de eerste verdieping was breed, maar daarna liep de trap in het rond, met galerijen die bij iedere verdieping van de trap-opening uitgingen. De galerijen waren pikdonker en niet erg breed. 

Ik keek naar boven en riep “Hello”, om mijn aanwezigheid kenbaar te maken, hoewel ik me afvroeg of dat wel passend was in deze omgeving. Meteen hoorde ik van boven een stem duidelijk antwoorden: “Kom binnen, kom binnen!” Ik liep snel omhoog…

Eindelijk bereikte ik de laatste verdieping en ik zag dat deze bestond uit een vierhoekige kamer met enkele kleine ramen. De muren waren bedekt met planken vol met boeken, die zo te zien erg oud waren. In het vertrek stonden twee heel gewone, veelgebruikte tafels en een twintigtal oude stoelen, die opvielen door hun stijl. Ook was er een oud bureau met manuscripten erop en de benodigdheden om documenten te verzegelen. Er lagen ook een kaars, was, lucifers, wat chemische stoffen, een ganzenveer, inkt en enkele astrologische kaarten.

De man die mij ontving was bejaard. Hij droeg een lange grijze baard en lang golvend haar, dat zuiver wit was en tot zijn schouders reikte. Hij stond rechtop en zijn hoge gestalte, zijn brede schouders en zijn waardigheid waren imponerend. Hij had opvallend glanzende bruine ogen. Hij sprak met zachte stem en hij bewoog zich vlug. Hij droeg een wit gewaad waarop enkele symbolen ware geborduurd, die mij toen nog duister waren, maar die iedereen, die lid is van de rozenkruisersorde AMORC goed kent. 

Ik richtte het woord tot hem in het Engels en zei: “Ik kom hier binnen zonder uitgenodigd te zijn, mijnheer, en dat doe ik in de eerste plaats omdat ik voel dat dit gebouw voor mij van groot belang is, en in de tweede plaats omdat u mij zei binnen te komen. Ik ben op zoek naar iets dat moeilijk te vinden is, en misschien kunt u mij daarbij helpen, te meer daar ik zie dat u geïnteresseerd bent in astrologie.” 

Ik wees naar de kaarten die op het burerau lagen. Hij antwoordde in uitstekend Engels, maar wel met een duidelijk Frans accent: “U bent geenszins een indringer, beste vriend. U bent bekend met astrologie en u weet dus wat progressie is. U bent als het ware hierheen ‘getrokken’. Op mijn bureau heb ik uw horoscoop klaarliggen. Ik verwachtte u.   

Hier is bovendien een brief, die voor u opgeteld werd. Hij zal u goed van pas komen. Ik weet waar u naar op zoek bent en die brief bevat het antwoord op uw vraag. Maar ga zitten. Er zijn nog veel dingen die ik u moet uitleggen en laten zien. U heeft oprechte pogingen gedaan om de orde van het Rozenkruis te vinden en u verlangt er innig om lid ervan te worden. Uw wens kan in vervulling gaan, maar dan? Zult u deelnemen aan het grote werk? Bent u bereid om de orde te doen voortleven in uw eigen land? U zult moed en vastberadenheid nodig hebben.”’

Vervolgens deelde de oude man hem mee dat hij sinds zijn aankomst in Parijs en tijdens zijn verblijf in het zuidwesten van Frankrijk in het oog gehouden werd en dat hij gunstig beoordeeld werd. Hij liet hem autherntieke documenten over het Rozenkruis zien – die trouwens heel interessant waren. Hij besloot met hem te zeggen dat hij zich gereed moest houden voor een indrukwekkende ceremonie die hij binnenkort bij zou wonen. enkele dagen later werd hij door een auto opgehaald.

‘De auto,’ zo gaat Lewis voort, ‘legde de twee kilometers tot de stadspoorten af en reed toen langs de oevers van een riviertje tot aan de oude stad Tolosa. Tolosa was de eerste Romeinse stad in de streek van Toulouse, en is vandaag de dag nog maar een ruïne. De route was heel interessant. We arriveerden uiteindelijk bij een uitgestrekt landgoed, omgeven door hoge muren en de auto reed door de ingangspoort. 

Ik ontwaarde een prachtig tafereel van fraaie bloembedden en goed onderhouden grasperken. Aan de linkerhand lag een kasteel half versholen tussen groene heuvels. Ik zag een paar oude huizen dichterbij gelegen, waarvan één, dat vierkant was, mij bijzonder aantrekkelijk voorkwam. De auto bleef juist voor dat huis staan. 

We stapten uit en werden ontvangen door een jonge man die gekleed was in een uniform dat haast militair aandeed. Hij scheen de chauffeur te kennen want hij begroette hem met een warme handdruk. Daarna keerde hij zich naar mij en maakte me met gebaten duidelijk dat ik hem een kaart of een brief moest overhandigen. Ik gaf hem de brief die ik gekregen had van de grootsecretaris. De jonge man las hem, groette me vriendelijk en leidde me naar een ruime wachtkamer. 

Het huis was zeker heel erg oud. Het was helemaal van stenen gemaakt, en die waren zichtbaar versleten. Het was zelfs verwonderlijk dat het nog niet ingestort was. Na enkele minuten wachten werd ik voorgesteld aan een oude vrouw die een buiging maakte, me de hand reikte en me begeleidde naar de bovengelegen verdieping. Ik werd wederom met veel ceremonieel naar een kleinere kamer gebracht, waar men mij een paar vellen met instructies aanreikte. 

Ik kreeg te horen dat ik de officianten van de Grootloge bij zonsondergsang zou ontmoeten, dat wil zeggen drie uur later, dat ik intussen de instructies die ik had gekregen aandachtig moest bestuderen, en dan wat moest uitrusten. Deze instructies kan ik uiteraard niet openbaar maken…

Ik las en herlas de instructies en ging me toen wat ontspannen. Ik nam ze nog een keer door en viel toen in slaap op de oude bank, in de kamer met stenen muren, in het geheimzinnige gebouw dat toen de hoofdtempel van de orde in Frankrijk was…

In die nacht werd ik ingewijd in de orde van het Rozenkruis. Mijn “overschrijden van de drempel” vond plaats in dit gewijde vertrek. Daar legde ik mijn plechtige beloften af, kreeg ik de grote zegen en werd ik frater van de orde op het moment dat de klok twaalf uur sloeg in de toren van het geheime verblijf. Ik had het licht gevonden. Ik was opgenomen door het Rozenkruis en de kracht van zijn ingeving deed mijn ziel huiveren …’

Enkele dagen later vindt het besluit van het verhaal plaatst:

‘Ik woonde de maandelijkse convocatie van de illuminati bij in een ander oud gebouw, gelegen aan de oevers van de Garonne. Dit huis was gebouwd met stenen uit verschillende plaatsen in Egypte, Spanje en Italië. Deze stenen waren afkomstig van vervallen monumenten, tempels en piramiden. De hoeksteen van het huis was uit Tell el-Amaras meegebracht, waar de grootmeester van de orde ooit gewoond heeft. De bovenverdieping van het gebouw werd in die tijd gebruikt als klooster voor rozenkruisers. In de kelder was een rozenkruisersgrot ingericht. Deze “grot” was ruim en de muren waren van oude grijze stenen waartussen mos groeide en water doorsijpelde. Ze werd verwarmd door een grote open haard en verlicht door kaarsen en fakkels. In de “grot” stond een altaar van zeldzaam, prachtig gesneden hout…

Op de dag van mijn vertrek uit Toulouse werden mij verschillende bijzonder belangrijke documenten overhandigd. Ik werd erdoor bekleed met de buitengewone verantwoordelijkheid om de activiteiten van de orde voort te zetten vanuit de Verenigde Staten. Dit zijn de laatste instructies die de zeer achtbare grootmeester van Frankrijk M.L. mij gaf:

“Frater, op gezag van deze documenten bent u benoemd tot legaat van onze orde in uw vaderland. Uw plichten en uw privileges worden er nauwkeurig in beschreven. De documenten die reeds in uw bezit zijn en de paar kleinodiën die ik u vandaag overhandig, zullen u in staat stellen te zijner tijd op de vereiste wijze te handelen. Als u enige vordering zult hebben gemaakt, zult u een afgezant van de orde in Egypte ontmoeten. Hij zal u andere documenten en zegels geven. Nu en dan zullen ingewijden bij u langs komen. U zult ze aan de gebruikelijke tekens herkennen. Ze zullen uw documenten aanvullen, totdat u alles in uw bezit heeft wat nodig is voor uw werk. Onze secretaris zal u zelf een verzegelde envelop sturen, onder bescherming van de Franse regering, met andere documenten, zo gauw we van onze waarnemers bericht krijgen dat u voldoende gevorderd bent. 

Uw tweejaarlijkse verslagen zullen uitwijzen of u in staat bent de belangen van onze orde doeltreffend te vertegenwoordigen. De meesters uit de hele wereld zullen graag bereid zijn u te helpen, mocht het nodig zijn. Als het werk van onze orde getrouw volbracht wordt, zal een steeds groter aantal mensen van goede wil in uw land en in de wereld de diepe vrede kunnen beleven.”’

Dit raadselachtige relaas is in de stijl van De Alchemische Bruiloft geschreven en bevat veel symboliek. 

Bron: De Rozenkruisers, historie, traditie en rituelen door Jean-Pierre Bayard