Hieronder volgen de tekst van strofe 27 van de Daodejing (of Tao Teh King) en het eerste commentaar dat J. van Rijckenborgh (1896-1968) en Catharose de Petri (1902-1990) daarop hebben geschreven in hun boek De Chinese Gnosis.
Hij die goed gaat, laat geen sporen achter.
Hij die goed spreekt, geeft geen reden tot blaam.
Hij die goed telt, behoeft geen hulpmiddelen.
Hij die goed sluit, gebruikt geen grendel
en toch kan men niet openen wat hij sluit.
Hij die goed bindt, gebruikt geen koorden
en toch kan men niet losmaken wat hij bindt. Lees verder