Symbolen van de ziel, week 7
De ziel als zevenvoud, hoofdstuk 16 van Mysteriën en symbolen van de ziel
DOWNLOAD ENGLISH EDITION (FREE PDF) – BESTEL EBOOK – BESTEL BOEK
Als iemand voor het eerst hoort of leest dat de innerlijke structuur van alles zevenvoudig is, is er vaak sprake van verbazing en wordt de vraag gesteld ‘Waarom zeven?’ Eigenlijk is die vraag niet goed te beantwoorden omdat het zevenvoud inherent is aan de schepping. Wel kunnen we diverse feiten noemen die zevenvoudige structuren aannemelijk maken.
- Wit licht dat gebroken wordt door een prisma of door water breekt in een spectrum van zeven kleuren van de regenboog: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet.
- De toonladder van de westerse muziek bestaat uit acht tonen, waarbij de laatste een herhaling is van de eerste op een hoger octaaf: do, re, mi, fa, so, la, si, do.
- Als je zeven gelijke cirkels hebt, bijvoorbeeld in de vorm van munten, dan kan je die zo tegen elkaar neerleggen in een bloempatroon dat de middelste munt alle zes andere raakt.
- Het hoofd van de mens bezit zeven openingen en in het hoofd bevinden zich zeven hersenholtes.
- Ons zonnestelsel bestaat volgens de astrologie uit zeven klassieke planeten die corresponderen met zeven klassieke metalen: Zon (goud), Mercurius (kwik), Venus (koper), Maan (zilver), Mars (ijzer), Jupiter (tin) en Saturnus (lood). De planeten Uranus, Neptunus en Pluto zijn later ontdekt en worden gerekend tot de zogeheten mysterieplaneten.
- In heilige geschriften uit uiteenlopende culturen, waaronder de Bijbel, speelt het getal zeven een centrale rol.
- Abstracte symboolstelsels als de levensboom uit de kabbalah en het enneagram zijn gebaseerd op het zevenvoud.
DOWNLOAD ENGLISH EDITION (FREE PDF) – BESTEL EBOOK – BESTEL BOEK
Helena Blavatsky noemt in haar standaardwerk De Geheime leer uit 1888 heel globaal de leer van de zeven stralen. Later beschrijft Alice Bailey die leer zeer uitgebreid in een verhandeling over de zeven stralen in vijf delen. De zeven stralen zijn zeven krachten die uitgaan van het universele geestveld, van God, en zijn elk zevenvoudig van aard. De zeven maal zeven stralen bepalen elkaar. Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) benoemde deze zeven stralen als het volstrekte leven, de volstrekte liefde, de volstrekte intelligentie, de volstrekte harmonie, de volstrekte wijsheid, de volstrekte toewijding en de volstrekte bevrijdende daad.
Op basis van de oeroude kennis dat zeven een heilig getal is, zijn er in de loop van de geschiedenis allerlei zevenvouden bedacht. Zo wordt er vanaf de middeleeuwen wel gesproken over de zeven hoofdzonden (hoogmoed, hebzucht, wellust, afgunst, gulzigheid, woede en luiheid), de zeven deugden (voorzichtigheid, rechtvaardigheid, gematigdheid, moed, geloof, hoop en liefde) en de zeven vrije kunsten (taalkunde, logica, welsprekendheid, rekenkunde, meetkunde, muziek en astronomie).
DOWNLOAD ENGLISH EDITION (FREE PDF) – BESTEL EBOOK – BESTEL BOEK
Het boek De Kyballion: hermetische filosofie dat in 1912 in het Engels verscheen onder het pseudoniem ‘de drie ingewijden’ beschrijft zeven principes die het heelal besturen. Deepak Chopra schreef in 1994 het populaire boek De zeven spirituele wetten van succes. Stephen Covey is de auteur van de in 1989 gepubliceerde managementklassieker De zeven eigenschappen van effectief leiderschap.
Max Heindel (1865-1919, fakkeldrager van het Rozenkruis 19), die in 1909 de Rosicrucian Fellowship oprichtte in Oceanside in Californië, beschrijft in zijn standaardwerk De wereldbeschouwing van de rozenkruisers uit 1909 dat er zeven kosmische gebieden bestaan en dat de mensheid al heel lang leeft in het zevende kosmische gebied. Dat is volgens hem niet altijd zo geweest. De mens is afkomstig uit het zesde kosmische gebied en is geroepen om na talloze ervaringen in vele incarnaties in het zevende kosmische gebied terug te keren naar het zesde kosmische gebied. Dat kan wanneer hij alle zeven aanzichten van zijn wezen tot ontwikkeling laat komen.
Die weg terug kan sneller worden gegaan door het pad van inwijding te bewandelen. Deze voorstelling van zaken was ruim honderd jaar geleden heel functioneel en in overeenstemming met wat er geleerd werd binnen bijvoorbeeld de theosofie en de antroposofie. Mensen werden zo aangespoord om zelf te gaan werken aan hun ontwikkeling.
Zo werd er afgerekend met bijvoorbeeld het kerkelijke dogma dat Jezus door zijn kruisdood alles voor ons heeft opgelost. Bovendien werden mensen er door deze benadering bewust van gemaakt dat de zintuiglijk waarneembare wereld slechts een heel klein deel is van de werkelijkheden die kunnen worden ervaren, en dat de vele niet-waarneembare realiteiten voor een belangrijk deel ook verstandelijk kunnen worden begrepen.
Wijder verschiet van waarheid
Heindel erkende dat zijn benadering noodzakelijkerwijs beperkt was. Zo schrijft hij in zijn voorwoord met de titel Aan de goede verstaander onder andere:
‘Er is geen sprake van dat ooit in een boek het laatste woord over het wereldmysterie gezegd kan worden. De schrijver van dit werk geeft dan ook niet veel meer dan de allereerste beginselen van de rozenkruisersleer. De broederschap van het rozenkruis bezit de verreikendste en meest logische opvatting van het wereldmysterie, waarmee de schrijver in zijn jarenlange studie van dit onderwerp kennis heeft gemaakt. Voor zover hij heeft kunnen nagaan, is hun leer in overeenstemming met de feiten zoals hij ze kent.
Toch is hij er vast van overtuigd dat De wereldbeschouwing van de rozenkruisers lang niet het laatste woord over dit onderwerp is. Dat naarmate wij voortschrijden een steeds wijder verschiet van waarheid zich voor ons zal openen en veel dingen zal ophelderen die wij nu nog “door een spiegel zien, in raadselen”.’
Er zijn grote overeenkomsten tussen de zevenvoudige indeling van de mens binnen de levensboom van de kabbalah, de antroposofie en de theosofie. Deze worden weergegeven in de onderstaande tabel die in groter lijnen wel klopt, maar niet honderd procent juist is omdat niet alle stelsels exact op elkaar passen.
levensboom, antroposofie, theosofie
7. Chesed, geestmens, atma
6. Geburah, levensgeest, boeddhi
5. Tifareth, geestzelf, hoger manas
4. Netzach, ik of denkvermogen, lager manas
3. Hod, astrale lichaam, kama
2. Yesod, ether lichaam, linga sarira
1. Malkuth, stoffelijke lichaam, sthula sarira
Het ik of zelfbewustzijn, dat samenhangt met het concrete denken, neemt een middenpositie in en vervult een sleutelrol in de ontwikkeling van de mens, want op basis van dat denkvermogen kan het astrale lichaam, dat verband houdt met verlangens, worden vergeestelijkt tot het geestzelf dat samenhangt met het abstracte denken. Zo kan ook het etherlichaam, dat verband houdt met vitaliteit en levensfuncties, worden vergeestelijkt tot de levensgeest die samenhangt met intuïtie. En de krachten die werken in het stoffelijke lichaam kunnen via het zelfbewustzijn worden vergeestelijkt tot de geestmens, die verband houdt met goddelijke inspiratie.
Rudolf Steiner (1861-1925, fakkeldrager van het Rozenkruis 16) en Max Heindel onderscheiden binnen het ik of concreet denkvermogen nog drie aspecten van de ziel die na elkaar tot ontwikkeling zijn gekomen: de gewaarwordingsziel, de verstands- en gemoedsziel en de bewustzijnsziel. Het is belangrijk te beseffen dat deze deze drie ‘zielen’ en de geest-aspecten van de niveaus 5, 6 en 7 allemaal deel uitmaken van de persoonlijkheidsziel.
De zeven dwergen en Kleinduimpje
Dit zevenvoudig mensbeeld kun je begrijpen als je het enige tijd hebt bestudeerd en overdacht. Alle zeven aspecten van de persoonlijkheidsziel zijn nog maar beperkt ontwikkeld. Dat komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld de zeven kleine dwergen in het sprookje van Sneeuwwitje die in de donkere mijnen, symbool voor de materiële wereld, moeten werken en die heel blij zijn als Sneeuwwitje, symbool voor de ziel, bij hen komt wonen. Ook Kleinduimpje en zijn zes broertjes die door hun ouders het bos in worden gestuurd, symbool voor de wereld van de veelheid en van de materie, kunnen we zien als de zeven aspecten van de persoonlijkheidsziel die kunnen groeien wanneer de invloed van het valse ego, de reus, wordt geneutraliseerd.
Rudolf Steiner beschrijft in zijn boek De wetenschap van de geheimen der ziel uit 1909 een visualisatie-oefening die ermee eindigt dat de mediterende zich een zwart kruis voorstelt met om het kruispunt zeven rode rozen. Het zwarte kruis is een zinnebeeld voor het tenietgedane lagere element van de driften en de hartstochten. De zeven rode rozen zijn volgens Steiner een zinnebeeld voor gelouterde, gereinigde hartstochten en driften. We kunnen ze ook zien als de vernieuwde grote chakra’s die Steiner lotusbloemen noemt.
Max Heindel koos als embleem voor zijn Rosicrucian Fellowship een wit kruis op een lichtblauwe achtergrond voor een vijfpuntige ster die is samengesteld uit 63 zichtbare gouden stralen. Op het kruispunt bevindt zich een witte roos en daaromheen scharen zich zeven rode rozen. De blauwe achtergrond symboliseert God de vader en de gouden vijfpuntige ster (pentagram) staat voor Christus die in de mysterieleerling geboren kan worden, en ook voor het opstandingslichaam of gouden bruiloftskleed. De witte roos staat voor het gereinigde hartcentrum en tevens voor het gereinigde keelcentrum waarmee het scheppende woord kan worden gesproken. De rode rozen verwijzen naar een zuivering van de begeertenatuur op het kruis van de materiële werkelijkheid.
Uit het omvangrijke werk dat Steiner en Heindel hebben verricht om mensen te stuwen tot geestelijke bewustwording blijkt duidelijk dat zij zich lieten inspireren door de kernkracht van
Christiaan Rozenkruis. Vanaf een bepaald moment droeg Rudolf Steiner tijdens zijn hele verdere leven een ketting met daaraan een symbool van het rozenkruis; een klein kruis in een cirkel met aan de voorzijde om het kruispunt zeven robijntjes, in rozen gevat, en aan de achterzijde de initialen van het drievoudige motto van de klassieke rozenkruisers dat genoemd wordt in de Fama fraternitatis R.C. uit 1614:
- EDN, Ex Deo Nascimur, Uit God zijn wij geboren
- ICM, In Christo Morimur, In Christus sterven wij
- PSSR, Per Spiritum Sanctum Revivicimus, Door de Heilige Geest herleven wij
Steiner heeft deze diepzinnige mantra van de rozenkruisers ook verwerkt in de zogeheten grondsteenmeditatie die hij tijdens een kerstconferentie in 1923 in Dornach bekend maakte. In de Fama Fraternitatis worden ook vier grondstellingen of axioma’s genoemd die bekend staan als het hogere vierkant van bouw en die gerelateerd kunnen worden aan het fysieke lichaam, de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel.
- fysiek lichaam, nequaquam vacuum, er is geen ledige ruimte
- persoonlijkheidsziel, legis jugum, het juk van de wet
- ziel, libertas evangelii, de vrijheid van het evangelie
- geestziel, Dei gloria intacta, de glorie van God is onaantastbaar
Deze vierdeling biedt een weidser perspectief dan in de geschriften van Steiner en Heindel naar voren komt. Steiner en Heindel richten zich primair op de ontwikkeling van de zevenvoudige persoonlijkheidsziel omdat dit door de mensen uit hun tijd begrepen kon worden. Nu is de mensheid rijp om de ziel tot aanzijn te roepen en op basis van zielegroei vanuit de geestvonk de geestziel te belevendigen.
Drie zevenkringen
Jan van Rijckenborgh (1896-1968), één van de stichters van de School van het Rozenkruis in Haarlem in Nederland, voorzag dat en ontvouwde zijn visie hierop in zijn boek Het christelijke inwijdingsmysterie – Dei gloria intacta, dat in 1946 verscheen. Daarin beschrijft hij de drie zevenkringen die de mens kan doorlopen om te worden wedergeboren naar de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel.
Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri (1902-1990) stelden de geestziel centraal in hun werk en kozen daarom het gouden rozenkruis als symbool voor hun werk. Daarbij gaat het om een gouden Latijns kruis met op het kruispunt een gouden roos. De gouden roos verwijst naar de volledig tot bloei gekomen gouden wonderbloem bij het voorhoofd-chakra en het gouden kruis is het zinnebeeld van onder andere de door de geestziel getransfigureerde persoonlijkheidsziel die een levende verbinding is tussen hemel en aarde.
Het gouden rozenkruis is als symbool aangebracht in de tempels van de School van het Gouden Rozenkruis, maar wordt als zodanig niet gebruikt in de communicatie naar buiten toe. Het symbool van de School van het Rozenkruis is een cirkel met een middelpunt die een rechtopstaande gelijkzijdige driehoek en een vierkant omsluit.
Hierin is de structuur van de levensboom te herkennen. De drie hogere sefiroth worden gesymboliseerd door de punt in het midden en de zeven lagere sefiroth door de driehoek en het vierkant tezamen.
Op het middenpaneel van de zogeheten kabbalistische leertafel uit Bad Teinach in het Zwarte Woud in Zuid-Duitsland is het symbool van cirkel, driehoek en vierkant te herkennen in de levensboom op de positie die wordt aangeduid als Daath. Daath is een mysterieuze positie in de levensboom die geen echte sefira is, maar wel een verbinding kan leggen tussen de hogere drie en de lagere zeven sefiroth.
De kabbalistische leertafel uit Bad Teinach is een triptiek dat in 1663 is geschilderd door Johann Friedrich Gruber (1620-1681) voor de vijftigste verjaardag van prinses Antonia von Württemberg (1613-1679). Zij was een geleerde vrouw en maakte deel uit van een kleine kring van predikanten die uit de inhoud van het christendom, de mystiek, de kabbala en de Hebreeuwse overleveringen een systema mundi, wereldsysteem of compendium uitwerkten.
Johann Valentin Andreae (1586-1654, fakkeldrager van het Rozenkruis 9), de schrijver van de anoniem gepubliceerde manifesten van de rozenkruisers, heeft geadviseerd bij de totstandkoming van de kabbalistische leertafel. Jan van Rijckenborgh was niet bekend met de kabbalistische leertafel, maar kwam toch uit op het genoemde symbool van cirkel, driehoek en vierkant.
Volgens Jan van Rijckenborgh is het niet nodig is om de persoonlijkheidsziel volledig te ontwikkelen voordat men kan leven uit de krachten van het zesde kosmische gebied. De mens in wie de geestziel actief wordt op basis van een werkzame geestvonk, treedt al in dit leven in binding met zijn of haar goddelijke oorsprong.
Het boek Het christelijke inwijdingsmysterie van Jan van Rijckenborgh is een magistraal, maar tevens zeer gesluierd geschrift dat gebaseerd is op een astrosofische duiding van de brieven die Johannes op het eiland Patmos volgens het bijbelboek De openbaring van Johannes moet schrijven aan de zeven gemeenten. In het boek Het christelijke inwijdingsmysterie lezen we:
‘Het structureel sterven en geboren worden, aangeduid als inwijdingsmysterie, heeft drie maal zeven, of eenentwintig aanzichten. Wij spreken van drie zevenkringen. Iedere kring heeft zeven aanzichten, stelt zeven vermogens, en plaatst de leerling in de zeven werkvelden. In iedere kring brandt voor de leerling een zevenarmige kandelaar, worden zeven vurige beginselen aan hem overgedragen, die voor hem staan als zeven engelen, getuigende van zeven gemeenten.
Het begrip “gemeente” moeten wij in de mysterietaal lezen als een hoger werkveld voor daartoe gereed gemaakte entiteiten en de suggesties, de krachten en mogelijkheden ná dit hogere werkveld worden nu binnen het bereik gebracht van de hunkerenden naar de geest, die zich door fundamentele verandering en voorgezet juist streven daarvoor geschikt hebben gemaakt.
Dat beginsel van het hogere werkveld, dat als engel in de leerling wordt geplant door de heilige geest, moet nu een zeker regeneratief proces tot ontwikkeling gaan brengen. En dat ontwikkelingsproces kan eerst aanvangen en zich met succes doorzetten, wanneer de leerling uit het eigen vrije leven de kandelaren ziet, hun vlammende engelen begrijpt en zelf met hun lichtende leringen en krachten het eigen lagere wezen, dat onder moet gaan, aantast tot in zijn levenskernen, om aldus het hemelse wezen lichtend te verheffen. Daarom moet de leerling zelf de brieven schrijven aan de zeven gemeenten.
In de eerste zevenkring wordt de leerling naar de natuur gered, in de tweede zevenkring wordt het lichtende leven hem tot een bezit, in de derde zevenkring keert hij terug tot de Godsorde – het Vaderhuis.‘
Inmiddels zijn er meer dan zeven decennia verstreken nadat deze woorden zijn opgeschreven. De mensheid is voortgeschreden en pioniers zijn nu rijp om een nauwkeuriger denkbeeld van het vereiste vernieuwingsproces te kunnen bevatten om het nu, in de 21ste eeuw, te realiseren. Dat denkbeeld is gebaseerd op de universele structuur van de levensboom van de kabbalah.
Zoals eerder aangegeven heeft de persoonlijkheidsziel de structuur van een levensboom, waarvan de hoogste drie aspecten zich niet manifesteren. Ook het lichaam, de ziel en de geestziel kunnen worden voorgesteld als een levensboom, in overeenstemming met het hermetische principe zo boven, zo beneden.
Zeven dimensies
Binnen het zevende kosmische gebied kunnen we zeven dimensies onderscheiden. De eerste vier zijn als zodanig algemeen bekend en zijn verbonden aan de zintuiglijk waarneembare wereld en het stoffelijke lichaam: lengte, breedte, hoogte en tijd. De andere drie dimensies omvatten deze, en stijgen er tegelijkertijd boven uit: de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel. Opgesomd in een rijtje gaat het om:
7. geestziel
6. ziel
5. persoonlijkheidsziel
4. tijd
3. hoogte
2. breedte
1. lengte
In de symboliek van allerlei mysterietradities kunnen we de dimensies van het stoffelijke lichaam, de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel herkennen. Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar arcanum 7 van de hermetische tarot. Dat is de zegewagen waarmee de Egyptische god Osiris met grote snelheid naar zijn doel wordt gevoerd (zie afbeelding 18). Dit doet denken aan de troonwagen of merkabah uit het visioen dat de joodse profeet Ezechiël beschrijft in zijn eerste hoofdstuk. Die troonwagen is het lichtvoertuig waarmee de hemelreis naar de troon van God kan worden volbracht.
De kabbalistische traditie is voortgekomen uit de zogeheten merkabah-mystiek die binnen het jodendom werd beoefend in de periode van 538 v. Chr. tot 70 na Chr. Die merkabah-traditie had een esoterische leer die vooral gebaseerd was op Genesis 1 en Ezechiël 1. Daarbij diende de mysticus zeven hemelen te doorkruisen om de troonwagen van God te kunnen aanschouwen.
In Ezechiël 1 en ook in de Openbaring van Johannes worden vier gevleugelde mysteriedieren genoemd die het gelaat hebben van een stier, een leeuw, een mens en een adelaar. Die kunnen we zien als symbolen voor respectievelijk het stoffelijke lichaam, de persoonlijkheidsziel, de ziel en de geestziel. Al die dimensies openbaren zich zevenvoudig, maar zijn in overeenstemming met de levensboom in wezen tienvoudig. In de hermetische tarot zijn de vier mysteriedieren ook te zien op arcanum 21 (alles in allen, zie afbeelding 18).
Afbeelding 19 is misschien wel de belangrijkste afbeelding van dit boek omdat daarin enorm veel in kan worden herkend en er heel veel uit kan worden afgeleid. Meerdere mysteriën worden hierin met elkaar verbonden omdat er heel duidelijk in naar voren komt hoe niveaus van verschillende dimensies elkaar overlappen zodat geestziele-ontwikkeling mogelijk is. De vier levensbomen grijpen in elkaar en vormen tezamen een verbinding tussen de zintuiglijke ervaringswereld van het zevende kosmische gebied tot in het zesde kosmische gebied.
De uit vier levensbomen samengestelde figuur staat ook bekend als de hemelladder of de jakobsladder. De mens is geroepen om zo’n hemelladder te zijn. Aartsvader Jakob ervoer die verbinding tussen hemel en aarde in een droom bij de plaats Bethel, waarvan de betekenis is: huis van God. In Genesis 28 lezen we daarover ‘Toen droomde hij, en zie, op de aarde was een ladder opgericht, waarvan de top tot aan de hemel reikte, en zie, engelen van God klommen daarlangs op en daalden daarlangs neer.’
Het vraagt heel wat overdenking om tot een dieper begrip van afbeelding 19 te komen. Er waren en zijn kabbalisten die dagelijks mediteren op de vier levensbomen en hun onderlinge relaties. André Peters beschrijft in zijn boek ‘Kabbala, een bijdrage tot een nieuwe psychologie’ dat de kabbalist die vroeger op reis ging graag een afbeelding van de levensboom met zich mee nam voor zijn meditaties.
In een tijd waarin men dit met de hand tekende en kleurde op perkamentrollen, was het niet eenvoudig om met vier levensbomen op reis te gaan. Om de vier levensbomen in een klein formaat te kunnen vervoeren, nam hij ze mee in de vorm van pakjes kaarten waarmee hij levensbomen op de grond of op tafel kon leggen. En zo zijn volgens Peters de kleine arcana van de tarot en het kaartspel ontstaan. Daarbij gaat het om:
- 10 kaarten met munten of ruiten voor de levensboom van de wereld van Assiah, de ervaringswereld van handeling die correspondeert met het fysieke lichaam;
- 10 kaarten met zwaarden of schoppen voor de levensboom van de wereld van Yetzirah, de astrale ervaringswereld van de concrete oertypen die correspondeert met de persoonlijkheidsziel;
- 10 kaarten met bekers of harten voor de levensboom van de wereld van Briah, de mentale ervaringswereld van de abstracte oertypen die correspondeert met de ziel;
- 10 kaarten met staven of klaveren voor de levensboom van de wereld van Atziluth, de geestelijke ervaringswereld die correspondeert met de geestziel.
Deze veertig kaarten vormen tezamen de weg die de mens kan gaan om zich te transformeren tot een geestzielemens, tot een tempel van de geest. Ze kunnen in verband worden gebracht met de 40 jaren die het volk Israël nodig had om vanuit het slavenhuis in Egypte door de woestijn het beloofde land te bereiken.
De verborgen sefira Daath, die strikt genomen geen sefira is, wordt in een levensboom werkzaam wanneer de levensboom van de eerstvolgende hogere dimensie wordt belevendigd. Zo zien we in afbeelding 19 dat Daath van de persoonlijkheidsziel op hetzelfde niveau ligt als Yesod van de ziel. Dat betekent onder andere dat de ziel in de persoonlijkheidsziel werkzaam kan worden als zij zich openstelt voor de oertypen in de reine astrale wereld van de ziel.
Daath wordt ook in verband gebracht met de planeet Saturnus, de poort van Saturnus en de ontwaakte geestvonk die zich in verschillende dimensies kan openbaren: als de witte roos van de persoonlijkheidsziel, de rode roos van de ziel en de gouden wonderbloem van de geestziel. We besluiten dit hoofdstuk met een gedeelte uit het boekje Zeven stemmen spreken van Catharose de Petri.
‘De tienvoudige voorbereiding waaraan alle leerlingen van de moderne geestesschool in de ontwikkeling van het levende lichaam en die van de groep onderworpen worden, wordt in de heilige taal vergeleken met het tiensnarige instrument waarmee de rechtvaardige zijn lied zingt. De zeven en de drie die tot één zijn, worden de tien sephiroth genoemd, de tien uitvloeiingen van het hemelse licht in de mens.
Over deze zeven, drie en tien aanzichten van het goddelijke magische leven werd en is, zolang er een dialectische mensheid is, gesproken en geschreven. We bepalen slechts uw bezinning op deze oude dingen en waarden van het goddelijke leven zelf, opdat u daardoor beter dan ooit tevoren uw eigen roeping en eigen waarden zou kennen. U weet het allen, zulk een kennis moet vooraf gaan aan haar toepassing.’
LEES MEER OVER DE TRILOGIE OVER DE MYSTERIËN VOOR DE MENS VAN NU