Webinar 3 van 3 over ‘Katharen en gnosis’: het witte eiland, het gebied van het eeuwig zuivere

KATHAREN WEBINAR 1KATHAREN WEBINAR 2KATHAREN WEBINAR 3

De bovenstaande video is een opname van het derde webinar van een serie van drie met de titel Volg de kathaarse voetstappen van het Gouden Rozenkruis. Het webinar gaat over het witte eiland, het gebied van het eeuwig zuivere, is gehouden op maandagavond 30 mei 2022 en werd gepresenteerd door Mirjam Duivenvoorden (midden), Peter Huijs (rechts) en Dick van Niekerk . Hieronder volgt de tekst van hoofdstuk 4 uit de cursusmap.

HOOFDSTUK 4 – HET WITTE EILAND, HET GEBIED VAN HET EEUWIG ZUIVERE

Ablach of Avalon, het Eiland der Appels, dat men het Gelukzalige Eiland noemt (Insula Pomorum quae Fortunata uocatur), dankt zijn naam aan het feit dat het alle dingen uit zichzelf voortbrengt; de velden hebben de ploegen van de boeren niet nodig en alle teelt ontbreekt, behalve wat de natuur biedt. Uit eigen beweging produceert het graan en druiven, en appelbomen groeien in zijn bossen met kortgeknipt gras. De grond produceert uit zichzelf alles in plaats van alleen maar gras, en mensen leven er honderd jaar of langer. Daar regeren negen zusters met een aangename reeks wetten over degenen die uit ons land naar hen toe komen.

Beschrijving door Geoffrey van Monmouth, naar Isidorus van Sevilla (ca. 600)

‘Hij zag een kasteel op een eiland in de zee’ – Perlesvaus, 1200-1210

Een legende staat meestal in een historisch of topografisch verband. Zo kun je erin vaak denkbeeldige heldendaden toegeschreven vinden aan echte personages, of romantische verhalen toegeschreven aan een bepaalde plek. Veel legenden herhalen, in steeds wisselende verhalen en taferelen, bijvoorbeeld dat er ooit een land was dat alleen maar gelukzaligheid kende. ‘Er was ooit een gelukzalig land, dat teloorging,’ heet het dan. Een wereld die verging door water, waar de moderne wereld misschien vergaat door vuur en straling.

Legenden dienen om een bepaalde herinnering, een vaag vermoeden of een bijzonder sentiment levend te houden. Ze geven een gevoel van hoop, ze stellen ons gerust. Ze zeggen als het ware: ‘Het geluk zal er weer zijn, de gouden tijd zal terugkeren.’ We laven ons daaraan. Maar ze zeggen ook: ‘Pas op, er is niets nieuws onder de zon. Wat eens was, zal er weer zijn. Mogelijk dat de kleuren waarin de herhaling zich hult wat anders lijken, spannender, moderner, maar de principes blijven dezelfde.’ Wat ons dan aanspoort oplettend te zijn, en niet in oude fouten te vervallen. En toch, hoe moeilijk is het voor ons dit in te zien. We houden niet van herhaling zonder vooruitgang. Maar vooruitgang is schijn, en herhaling in feite achteruitgang.

Eeuwige herhaling

Gaan wij dan dezelfde gang als de Ouden? Verschillen onze dagen misschien niet zo heel veel van die waarin een continent en beschaving als Atlantis haar einde vond? De oude legenden, en ook De Geheime Leer van Helena P. Blavatsky, melden dat er twee eilanden in de Atlantische beschaving bestonden: het Witte Eiland en het Zwarte Eiland. Het Witte Eiland was eens een werkelijk landoppervlak, en het is tegelijk een bijzondere gesteldheid, een atmosfeer-van-zijn. Het is het gebied van het eeuwig zuivere, van waaruit steeds de zonen naar het Zwarte Eiland trokken, tot hulp en bijstand, tot de sfeer daar zo dicht en donker werd, dat zij er niet meer konden leven.

Er zijn er die zeggen dat we het Zwarte Eiland nu, in onze beschaving, zich duidelijk opnieuw zien aftekenen. Er is een tijd dat de sfeer, en de bewoners van het Witte Eiland doordringen in de bestaanscirkel van het Zwarte, en er is een tijd dat dit niet meer mogelijk is. Dan zijn de omstandigheden zo hard, zo weinig licht-doorlatend, dat er geen bevrijdend Licht van een ander bestaansniveau meer kan doordringen, omdat het innerlijk van de mensen anders gericht is en zich niet meer kan voorstellen dat er iets anders is dan de harde realiteit van een uiterlijke wereld.

Het Witte Eiland op het snijvlak der tijden

Er wordt altijd gezegd: de tijden veranderen. En de gevolgen daarvan zien we om ons heen, zowel in de natuur als bij de mensen om ons heen. Terwijl alles in de hevige beroering van die omwentelingen steunt en kreunt, houdt het oude Europa vast aan wat er is en wil dat beschermen. Met man en macht tekent de westerse beschaving opnieuw haar grenzen af, bouwt hoge muren en prikkeldraadversperringen. Het wil geen verandering maar zet een tegenovergestelde beweging in: het oude goede land moet zwaar bewaakt; het oude moet blijven. Maar het zal niet baten.

Grenzen vallen weg, en alles versnelt; een nieuwe tijd moet er komen; nieuwe omstandigheden dienen zich aan. Alles gaat steeds sneller. Misschien is er een relatie tussen de stralingen van kernenergie en de steeds sneller wordende veranderingen waar we middenin staan; misschien komt het door kosmische stralingen, die ons als mensen minder stoffelijk georiënteerd maken. En inderdaad, leven we niet al meer ‘virtueel’ dan ooit? Want veranderingen kunnen niet worden tegengehouden, omdat de levensstromen anders gaan en het stoffelijke nu eenmaal altijd de geestimpuls moet volgen. En dat ook op positieve wijze, zoals we al veel om ons heen zien.

Maar wij stellen de vraag: is er ook in onze tijd ergens iets van het Witte Eiland te zien? Is er wel sprake van een wit eiland? Zo’n utopisch land heeft in de lange eeuwen die achter ons liggen talrijke dichters, denkers en filosofen voor de ogen gezweefd, men zag een gebied voor zich waarin zuiverheid van motieven en verheffing van de mens werkelijkheden zijn. In de Atlantische legende wordt het beschreven als het eiland dat ‘zeven heilige rivieren’ had ‘die alle zonden wegwasten’ en dat bestond uit ‘zeven districten, waarin geen verwaarlozing van de deugd, geen strijd, geen afwijking van deugd was’. Elders wordt het vergeleken met het gebied waarin de heilige berg Meru zich bevindt, een land dat wordt bewoond door wezens die tienduizend jaar leven, die vrij zijn van ziekte of zwakte; waar geen deugd of ondeugd, kasten of wetten zijn, want deze mensen zijn ‘van dezelfde natuur als de goden’ — zo stelt de Geheime Leer. ‘Er woonden zuivere mensen, priesters van de zon, die dienden in de zonnetempels gebouwd door Samba, de zoon van Krishna. ’Wat een symboliek! Wat een symbolische taal!

Taal voor de ziel

Maar het is geen symboliek voor het verstand. Je moet met iets anders leren horen, anders leren voelen, leren zien. Het is taal voor de ziel – en de ziel laat zich nu eenmaal niet in algoritmen benaderen. Je kunt er niet in huis-, tuin- en keukenbegrippen over praten, lazen we ergens; er moet een beroep worden gedaan op een geestelijk voorstellingsvermogen. Met een mythe of legende probeert men iets over te dragen wat in de hoogste idealiteit leeft en slechts bestemd kan zijn voor die groep mensen, die min of meer open voor zijn voor de zeggingskracht van symbolen.

Zien wij ergens zo’n eiland, zo’n Gouden Stad? Er waren veel namen voor: Shangri La, Civitas Solis (de Zonnestad), Christianopolis of het Eiland uit De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis, nog zo’n symbolisch verhaal, waarop in het midden de toren van Olympus was gebouwd? Is er voor ons nog zoiets zuivers waarmee we in contact kunnen komen? Is er ook in onze tijd zo’n gebied, een sfeer, een levensstroom, waarin strevende mensen kunnen worden opgenomen in veiligheid en in een andere ontwikkelingsgang? Zoiets zal toch wel heel snel moeten komen; het is de hoogste tijd daarvoor. Kunnen wij nog zo’n sfeer herkennen?

De legenden na Christus

De dichters en filosofen zijn niet in staat geweest zo’n nieuw rijk te stichten. Wat in een vorige bestaansronde, Atlantis, eens een half werelddeel bestreek en later tijdelijk in India, China, Egypte en Griekenland kortere tijden kon bestaan, is niet meer voorstelbaar in onze tijd. We zien, het heeft aan pogingen toch niet ontbroken. We zien ook dat sinds het moment dat de Christusgeest zich met onze planeet verbond, 2000 jaar geleden, dit streven een nieuwe impuls kreeg. Daarvan zijn eveneens slechts fragmenten bewaard en de verhalen komen opnieuw in de vorm van mythen en gouden legenden tot ons. Maria Magdalena, Jozef van Arimathea, de gnostieken van de eerste eeuwen, de Graal, de bogomielen, de katharen, de rozenkruisers…

Bij de kathaarse beleving horen ook de graallegenden, die er vaak naar verwijzen.
Jozef en zijn groep maakten hun vloot gereed en vertrokken onverwijld, en beëindigden hun reis niet voordat ze het land bereikten dat God aan Jozef had beloofd. De naam van het land was het Witte Eiland, (…); een deel behoort tot Engeland, dat wordt ingesloten en afgesloten door de zee. Daar maakten ze een haven en gingen aan land, bouwden er verblijfplaatsen en alles wat ze nog meer nodig hadden.

Nadat hij in Engeland aan land ging, begaf Jozef van Arimathea zich naar het uiterste westen. Toen hij zijn pelgrimsstaf bij Wearyall Hill in de grond stak, veranderde deze van de ene op de andere dag in een bloeiende doornboom.

Na verloop van tijd bekeerde Jozef duizenden tot het christendom, waaronder naar verluidt 18.000 op één dag, in de stad Wells. Hij bekeerde ook Ethelbert, de plaatselijke koning. Jozef stichtte een geestelijk veld en richtte een toren op: Glastonbury Tor. Daarin stelde hij de Graal zeker, de beker waarin Christuskracht vloeide, toen Jezus stierf. Wij zullen opnieuw de symboliek hierin herkennen, als we er met andere ogen naar leren kijken.

Wat is dan toch die droom van zo’n land, zo’n onbestaanbaar rijk? Als weldenkende, westerse mensen zullen wij zeker niet menen dat er op deze planeet ergens zo’n land te vinden zal zijn. Want een staat, een natie met zeven heilige rivieren en zeven heilige districten waarin de mensen perfect zijn en duizenden jaren leven, past niet in onze realiteit. We zullen de betekenis ervan daarom eerder in het abstracte, of het geestelijke moeten zoeken. De vraag die we moeten stellen is: Wat is er dan nodig om zo’n wonder mogelijk te maken?

Want voor zo’n ‘ideëel’ gebied zijn inderdaad een aantal voorwaarden nodig. De stichter van de school van het Rozenkruis, Jan van Rijckenborgh, wijst erop dat het met het Licht moet beginnen. Dat Licht heeft veel namen. In de geestesschool hoort men vaak spreken van gnosis, of ook wel van de Christus. Een ander synoniem voor Licht is ‘de Heer’. Waar het om gaat is dat het een vibratie is, die uit het rijk van het ‘Witte Eiland’ afkomstig is en die aansluit bij dat vergeten element van het Licht, dat in de mens verzonken ligt.

‘Bent u de koning der joden?’

Dat rijk, en dat Licht, zijn niet van deze wereld. Dat is ook het enige antwoord dat Jezus de heer geeft als hem gevraagd wordt of hij een koning is. ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.’ Het is een waarheid van een absoluut karakter, een waarheid die niet heen en weer geslingerd wordt tussen ja en nee, licht en donker, waar en niet waar. Het is een waarheid die niet onder de controle van het verstandelijke denken staat. Ook is zij niet van emotionele aard, en het hele natuur-spirituele is haar wezensvreemd. Zij is een astrale waarde, uitgestraald door de gnosis en opgevangen door mensen en groepen die zich aan haar wijden, en haar weer uitstralen.

Het begint met een absoluut onwankelbare liefde, onafhankelijk van sympathie of antipathie. Ook dient er te zijn een absoluut zekere kennis, die het verleden beheerst en zeker is over de uitkomsten in de toekomst. En dan zal er ook zijn, op basis van die twee eerste voorwaarden, een onverstoorbaar trefzekere kracht van handelen. En wat is dat ‘je eraan wijden’? Het is jezelf transformeren tot een helpende basishouding, een altijd bereid zijn tot mensendienst, zonder eigenbelang.

De gnosis is zo bezien een straling, een vibratie die over de wereld uitstraalt en door mensen wordt verbreid. Zo kunnen zij die het werkelijk uit zielenood nodig hebben, er iets van ervaren en mogelijk daarop reageren. Want deze gnosis is Licht, op zoek naar Licht, naar het lichtelement in de mens. Haar waarheid is niet rationeel, zeiden we, en wil ook niet ervaren worden tenzij een waarheid zoekende mens op een nulpunt in zijn bestaan is beland. Het nulpunt van ‘niets te weten’, ‘niets te zijn’. En dat is een zeer merkwaardige toestand want ondanks de wanhoop die daarmee gepaard kan gaan, is het tegelijk een toestand van grote openheid, en van een groot verlangen naar uitkomst.

Het wondere juweel

Openheid en een groot verlangen hebben alle groepen gemeen die dit Licht als uitgangspunt namen en er vorm aan gaven. Mensen die zich op deze basis bij elkaar voegden, om in hun tijd en aan hun wereld een impuls te geven, iets ten goede te keren. Altijd onder leiding van een gezondene. De namen uit de mythes verwijzen ernaar, zoals Arthur, een koning, of een priester-magiër als Merlijn, of Christiaan Rozenkruis, die de christelijke en Arabische gnosis bijeenbracht. Denk ook aan de kathaarse voormannen die we nog bij naam kennen, zoals Amiël Aicard, Peire Authier of Bélibaste, en veel anderen, mensen die het Licht en zijn eigenschappen kenden, die het door alles heen trouw bleven en er nooit van zouden afwijken. Het is bijzonder mooi hoe Catharose de Petri, grootmeesteres van de school van het Rozenkruis, deze mensen karakteriseert:
De oude mystieken hebben deze predispositie wel aangeduid als ‘de schat van het wonderbare juweel’, daarbij doelend op een bepaalde werkzaamheid van het slangenvuur.

In alle mensheidsperiodes wordt een aantal van deze gepredisponeerden gebruikt, die daartoe door hun levenshouding geadeld zijn en die, om welke reden dan ook, tot zulk een roeping opgeklommen zijn. Iedere uitgezondene draagt, zoals gezegd, het wonderbare juweel, bezit die bepaalde toestand van het slangenvuur. De geest-zielekern in het hoofd vindt haar brandpunten in hart, hoofd en bekken, en is als zodanig in haar uitwerking Heilige Geest. (…)

Er zijn gebondenen aan het wiel van geboorte en dood ter wereld gekomen met het vaste besluit van der jeugd af aan de ziel en, door haar, anderen te dienen, dwars door alles heen. Dezulken kunnen eveneens als uitgezondenen in aanmerking komen. Alle anderen zullen eerst in het radiatieveld Christi moeten genezen van de zelf geslagen wonden, alvorens later, met jonge en gewijde kracht, de Graal te mogen uitdragen.

Alle gezondenen hebben een volkomen gelijke signatuur: zij dienen van der jeugd af aan; zij distantiëren zich van het dialectische lagere leven; zij arbeiden in een zo rein mogelijke staat. (…) Er is een grote verscheidenheid van broeders en zusters uitgezondenen, die naar tal van landen gaan, volstrekt onafhankelijk in hun opdracht. Zij allen hebben echter dit gemeen: aan elkaar zijn zij gebonden door hun opdracht, aan Jezus Christus door het juweel, aan hun taak door hun levenshouding.

Legende wordt werkelijkheid

De gemeenschappen en broederschappen die onder hun leiding ontstaan, verkrijgen, terwijl zij groeien, steeds duidelijker de hierboven beschreven eigenschappen van het Licht. Zij staan in het zekere weten van de gnosis, zij kennen een iedereen en alles omvattende, onpersoonlijk liefde, en brengen hun kennis en liefde in de praktijk. Zo vinden de onzichtbare, maar tegelijk onafwijsbare waarden van het Witte Eiland onophoudelijk een weg in de wereld, om de harten van de zoekers te zoeken en te raken.

In het midden van de twintigste eeuw kwamen de geestelijke lijnen samen van de drie werkzame aanzichten in het innerlijke christendom: die van de broederschap van de Graal, die der katharen en die van het Rozenkruis. In de onzichtbare gebieden van de geestelijke wereld vormen zij één gemeenschappelijke inspiratie, een verbond onder het zegel van de Fraternitas Universalis, de universele broederschap. Leden van deze universele broederschap van de Hemelse Roos, zoals ze in de oudheid wel is aangeduid, worden overal ter wereld gevonden, zij wonen in alle landen. Zij hebben geen lidmaatschapskaarten of organisatiestructuur, hun kenmerk is: eenheid van straling, van vibratie. Eigenbelang is onbekend in hun rijen, hun natuur is in evenwicht en hun bestaan in het aardeveld ademt een zekere rust. In hun hart straalt en geurt een zevenbladige roos, die de weldadige straling van de ene, oneindige schepper heeft weten om te zetten in een geheel nieuwe etherisch-stoffelijke voertuigelijkheid.

Tezamen verbijzonderen zij de drie besproken eigenschappen: liefde, kennis en handeling. Net zoals de twee oudere broederschappen van de Graal en van het katharisme vanuit die atmosfeer van het Witte Eiland hun inspiratie en impulsen ontvingen, zijn ook de tempels en gewijde werkplaatsen van het moderne Rozenkruis vanuit die sfeer werkzaam.

De Driebond van het Licht

Leden van deze broederschap, zo schreven we hierboven, hebben geen organisatiestructuur nodig, toch voegen zij zich in één subtiel bewegend, organisch geheel. Deze geestelijke bond is niet van persoonlijke aard; het gaat hier niet om een persoonlijke binding en zelfs niet om een institutionele – ook al zal duidelijk zijn dat ieder geestelijk werk alleen gestalte en dynamiek kan verkrijgen doordat mensen het met hart en ziel, en zeer bewust, willen realiseren. Personen zijn onontbeerlijk, maar het gaat om de geestelijke lijnen die getrokken worden. Er zijn momenten van grote inspiratie, er zijn momenten van stille overdracht.

Er is altijd contemplatie, overdenking, bezinning. Deze zijn er in tijden van grote activiteit en in tijden van inkeer en bescheiden werkzaamheid. Onder iedere activiteit die zij ondernemen, gloeit het nooit aflatende verlangen en streven naar verheffing, naar opname in het grote verbond van het geestelijke levensveld. En het resultaat van de weg die daarin gegaan kan worden, is het feit dat elk van zijn leden wéét, ondergaat, in die levenssfeer opgenomen te zijn – terwijl hij of zij tegelijk nog volledig in het aardse lichaam woont en werkt.

Dat zekere weten dreef in de jaren ’50 van de vorige eeuw enkele van deze bewuste leden, Jan van Rijckenborgh, Catharose de Petri en Antoine Gadal, om drie onderscheiden magnetische velden van werkzaamheid, van spirituele activiteit, die in de geestelijke wereld reeds geruime tijd samenwerkten, ook in onze zichtbare wereld te bevestigen, samen te voegen in een abstracte eenheid. Abstract, maar niettemin reëel, werkelijk. Die eenheid kreeg de naam mee van Driebond van het Licht. De drie sferen van werkzaamheid hebben ieder een eigen signatuur, die elk op eigen wijze de eenheid van de broederschap van de Hemelse Roos uitdrukken.

Wereldwerk

Wij mogen wel zeggen dat zij vanaf dat moment – helder, krachtig en niet mis te verstaan, gesteund door mensenliefde en kennis van de universele leringen van alle tijden – hun impuls gezamenlijk over de wereld zenden. Deze Driebond van het Licht is een belangrijke en praktische schakel in de keten van werkzaamheden ten dienste van het wereldwerk. In alle werkvelden zijn enthousiaste en offerbereide werkers werkzaam, en zij bevolken de school van het moderne Rozenkruis. Zo is er een heerlijk krachtveld ontstaan, stralend in de genadevolle radiaties van de geest voor iedereen die nadert.

Er is een intense activiteit vanuit het Licht om de zoekende mens bij te staan, met kennis, begrip, en daad. Want er zijn er veel, waarvan de ziel graag het krachtveld en de School wil binnengaan, maar die in feite niet kunnen omdat de eigen omstandigheden het te zeer verhinderen. Hoeveel mensen zijn er niet die de weg wél kennen, maar deze niet durven of kunnen gaan. De weg niet kunnen gaan vanwege hun kleine kracht?

Daarom zijn er altijd mensen nodig die erin slagen de geest vrij te maken van de letter en die door kunnen dringen tot het diepste innerlijk van de zoeker. Want wanneer de geest niet vrijgemaakt wordt, is ieders werk vergeefs. En wie zoeken, dienen – al is het maar voor een moment – even boven zichzelf uit te kunnen zien, voor een moment te worden losgerukt uit de eigen omstandigheden door een kracht, een visie, een impuls die sterker is dan de natuur. Dat is de kracht van de Driebond van het Licht. Wij noemen dat intelligente, nieuwe handeling, en dat is wat het moderne Rozenkruis verstaat onder praktische, transfiguristische magie. Zo plant de Driebond van het Licht, en de geestesschool van het moderne Rozenkruis, het kruis van de Christus in het wereldveld. Buitengewoon praktisch straalt de Driebond van het Licht haar verticale binding met het universele Licht uit in een horizontale werkzaamheid.

Met het Licht beginnen

Ook in onszelf kunnen wij met het Licht beginnen. Het begint met een noodkreet, een nulpunt van ervaring. Waarom ben ik in dit leven beland? Waarheen ben ik op weg? Wat is de bedoeling van mijn bestaan? Met deze uitgangspunten zullen we de symboliek van de legende van het Witte Eiland als het ware met andere ogen bezien. Die ogen vormen zich, wanneer er is een diep verlangen naar een nieuw perspectief, dat altijd bevrijding werd genoemd. Bevrijding van een opgesloten, bijna verstikt innerlijk, dat weer vrij kan ademen!

Allereerst zullen die ogen zich losweken uit de bedwelming van een samenleving vol illusie, fake-werkelijkheid en opwinding. Zij gaan wat zij zien toetsen aan wat een mens zelf voelt en ervaart, vanuit een eigen waarneming. Het gaat geleidelijk, maar dit proces zet uiteindelijk het hart vrij, en met de kracht van een warm hart kan men die gloed bewust omhoogstuwen, zodat het eigen denken weer vrij en open actief werkzaam is.

Daarbij past dan een levenshouding waarin men door alles heen zijn ‘niet-ikgerichtheid’ weet vol te houden, door niet alleen voor zichzelf te leven, maar ook op het belang van anderen te letten. Dat is de wijze waarop dan, uiteindelijk, een nieuwgeboren bewustzijn tot stand komt: geest en ziel die samenkomen in een volkomen getransformeerd lichaam. Zo wordt de geboorte van de zielemens een feit.

Een levende ziel is een mens die innerlijk levend werd. Hij weet dat hij – in principe – een eeuwigheidswezen is en alleen al om die reden in wezen onaantastbaar, en dat hem uiteindelijk geen blijvend kwaad kan geschieden. Wie dat weet, is vrij, ook al leeft hij nog volkomen in een wereld als de onze, met al zijn beperkingen. En terwijl hij in deze wereld is, is hij een factor van betekenis om anderen iets van dat Licht dat in hem is, te laten kennen.

Het belang van de groep

Als veel van deze bijzondere mensen zich aaneensluiten, vormt zich een groep en om die groep een atmosfeer die een vrijplaats, een eiland van afzondering van de wereld is. Het is een ‘grazige weide’ zoals het in een cantate klinkt, een enclave van innerlijke geborgenheid. Een groep die het vizier gericht houdt op de horizon van een ander, hoger leven, zonder verschrikkingen, waarin vrede, zieleontwikkeling en het ware geluk van de mensheid tastbaar en ervaarbaar zijn. Met elkaar zijn zij sterk.

Zo’n groep was wat we nu de kathaarse broederschap noemen. Zelf noemden zij zich de kerk van de Parakleet, een benaming uit de vroegste tijd van het christendom, die Montanus al in de tweede eeuw aan zijn beweging gaf. Anderen spraken van de kerk van liefde van de bons chrétiens, eenvoudige christenen, die niet alleen troost, maar ook actuele hulp boden aan de mensen in hun omgeving die nood hadden. En er zijn veel van deze vrijplaatsen geweest, sommige zeer wijdverbreid, zoals de gemeenschap van Mani, de apostel van Christus uit de derde eeuw, waarvan de invloedssfeer zich uitstrekte van Egypte tot in China.

Denk aan de talrijke gnostische scholen uit de tijd van het vroege christendom, met een kleinere actieradius misschien. Denk aan de Esseense broederschap, die al een ceremonie kende met brood en wijn. En eveneens aan die volstrekt onbekende tijd van de vijfde tot de tiende eeuw, waarover de graallegenden gaan. Deze vertellen over ‘edele’ mannen en jonkvrouwen die hun omgeving hielpen, het kwaad beteugelden en op een hoger ideaal gericht waren. Zelfs ons eigen lied van Heer Halewijn kunnen we in wezen beschouwen als een weerklank van een graallied, een graallegende!

Zo is de Driebond van het Licht opnieuw een Wit Eiland, een geestelijke sfeer, een geestelijk tehuis, en de Internationale School van het Gouden Rozenkruis is er een werkzaam deel van. Het wordt bevolkt door en met mensen die innerlijk levend werden. Zij werken in onze samenleving, en doen alles om deze vuurtoren, als een baken in deze tijd, lichtend en brandend te houden.

LEES OVER DE BOVENSTAANDE VIJF BOEKEN OVER DE KATHAREN