BESTEL ELEMENTAIRE WIJSBEGEERTE VAN HET MODERNE ROZENKRUIS
De onderstaande tekst is hoofdstuk 9 uit het boek Elementaire wijsbegeerte dat J. van Rijckenborgh publiceerde in 1950. Daarin geeft deze stichter van de geestesschool van het Rozenkruis zijn visie op de samenstelling van de aarde en het dialectische levensveld.
Wanneer wij trachten antwoord te geven op de vraag hoe een planetaire kosmos tot aanzijn komt, dringt zich onmiddellijk een andere vraag op, namelijk : Waaruit voltrekt zich de schepping? Wat is de materie waarin de Schepper zijn openbaringsplan voltrekt ?
Volgens de Universele Leer is de grote ruimte, het heelal, gevuld met oersubstantie, ook wel kosmische wortelzelfstandigheid genaamd. ‘Er is geen ledige ruimte‘, constateert de Fama Fraternitatis R.C. Deze oerstof bestaat in de zichtbare ruimte uit atomen van diverse elementen in onverbonden toestand. Het aantal atomen is, volgens ons bevattingsvermogen, oneindig groot. Een groot aantal elementen is aan de natuurwetenschap bekend, doch een nog groter aantal is volkomen onbekend.
Ieder atoom is een macht; een geweldig potentieel ligt in ieder atoom verborgen, hetgeen u zich wellicht kunt voorstellen, als u bedenkt dat dit de oerstof is, waarmee de Logos tot openbaring komt; dat dit het materiaal is waaruit de gehele schepping is opgebouwd en waarmee zij in stand wordt gehouden.
Ieder atoom heeft een stralend vermogen, een bepaalde actieradius. Met etherisch gezicht kan men de actieradius van sommige atomen waarnemen; van andere atomen kan men de stralingsin- vloed op andere wijze bemerken, zoals bij het radiumatoom.
Onze scheikundigen en natuurkundigen zijn in staat het natuurlijke stralende vermogen der atomen aan te wenden. Door atoomverbindingen van verschillende elementen te maken brengen zij wonderlijke resultaten en werkingen teweeg. Ook onze technici zijn, met behulp van de aanwezige metalen en diverse energieën, tot opzienbarende creaties in staat.
Toch is er nog geen mens, die de werkelijke krachten van het atoom, het gehele atoompotentieel, heeft weten vrij te maken. De kunst van atoomsplitsing in haar volle omvang verstaat niemand. En goddank ! De goddelijke schepping zou van stonde aan onmogelijk worden als gevolg van de duivelse aard van de momentele mens.
De oude occulte wetenschap zegt: ‘Stof is gekristalliseerde geest; de oerstof, of oersubstantie, de kosmische wortelzelfstandigheid, is gekristalliseerde geest, die zich in diverse elementen openbaart’.
Deze stelling is echter, in haar algemeenheid, te vaag en onjuist; de oerwording der kosmische wortelzelfstandigheid is vooralsnog een geheimenis. AI weten wij dan iets van de samenstelling van het atoom, van de wording der atomen weten wij nog niets. Wel kunnen wij zeggen dat de geest gebruik maakt van de oersubstantie om zich daarin, naar een bepaald plan, naar een bepaalde gedachte, uit te drukken. De scheppingsbedoeling van de geest neemt daarin vorm.
De oersubstantie, datgene dus waaruit alles ontstaat, wordt in verschillende zeer oude filosofieën wel aangeduid als water, de oerwateren. Het christendom spreekt ervan als ‘het levende water’. En in de mythologie duikt Neptunus, de God van het levende water, gewapend met zijn drietand [die de drie scheppingskrachten Gods symboliseert [, uit het levende water omhoog, als inwijder en inleider in de absolute goddelijke staat.
Zodra een goddelijke entiteit of een goddelijke hiërarchie een bepaald plan van de Logos gaat uitvoeren, wordt dat oude woord vervuld: ‘De geest Gods broedde [of zweefde] op de wateren’.
Wij zien dan hoe een bepaalde massa oersubstantie, waarin alle elementen aanwezig zijn, zich begint te concentreren, te verdichten; dit is het begin van een planetaire kosmos. Volgens een bepaalde scheikundige formule die, in overeenstemming met het scheppingsplan, voor elke kosmos weer anders is wordt nu, zodra de massa oersubstantie genoegzaam verdicht is (ook de verdichtingsgraad is zeer verschillend), in de kern van de massa tot gedeeltelijke atoomsplitsing overgegaan. Er ontwikkelt zich dan een ontzettende explosie, een ontzaglijke hitte, een vreselijk vuur: één laaiende geweldigheid van krachten.
Dit geheel van ontbonden vermogens is echter geen aan leiding ontsnappende ramp, het is geen probeersel, geen experi- ment: het is een geleid proces in de grote wereldsmidse. Het gehele proces wordt volkomen beheerst! Een rotatie, die al merkbaar werd bij de verdichting der massa, zet zich nu volgens een bepaald principe in. Allerlei verhoudingen openbaren zich tussen vaste stoffen en gassen, tussen krachten en machten: een planetaire kosmos is geboren, een toekomstig ontwikkelingsveld voor een groot aantal entiteiten. Neptunus heeft zijn scheppend fiat gesproken.
Zulk een kosmos kan nimmer vernietigd worden of vergaan. Zij kan door dezelfde goddelijke Schepper wel veranderd worden, waardoor telkens nieuwe ‘dagen van openbaring’ ontstaan, maar haar bron van kracht kan nimmer ophouden te vloeien.
Deze bron wordt gevoed via de noordpool, in een overmaat van kracht; en dat wat men de afgewerkte bedrijfsstof zou kunnen noemen wordt afgevoerd via de zuidpool. Een algeheel verbruik van alle beschikbare energie door de splitsing van alle in de kosmos aanwezige atomen kan dus nimmer plaatsvinden.
Want in het hart van de kosmos vinden wij de planetaire motor, die voortdurend van buitenaf wordt gevoed. In het hart der aarde vinden wij dus een geweldig centrum van vermogen, een stralend lichtend hart, een vuur: een liefdevuur dat te onzen behoeve brandt. De lezer vergeve ons de banaal-technische vergelijking die wij hebben gebruikt. Wij maakten deze opdat hij zich een eenvoudige voorstelling kan vormen van wat er geschiedt, zulks als basis voor onze verdere uiteenzetting.
Zodra nu al deze energieën en krachten door de beheerste atoomsplitsing in het hart van de aarde vrijkomen, ten dienste van het ene grote geleide doel: een ontwikkelingsveld, een woning te vormen voor kinderen Gods, moeten ze verschillende processen doorlopen. Deze processen moeten weer door middel van allerlei alchemische formules met elkaar samenwerken alvorens het gewenste resultaat verkregen wordt. Zoals een huis geleidelijk wordt opgebouwd en voor bewoning geschikt wordt gemaakt, en zoals hiervoor vele arbeiders nodig zijn van verschillende aard, aanleg en professie, zo werken er myriaden arbeiders mee aan de opbouw van een planetaire kosmos.
Tal van levensgolven, zowel ondermenselijke als bovenmenselijke, arbeiden mee aan het grote werkstuk. Zo heeft ook de menselijke levensgolf in vóór-menselijke tijden aan de bouw van haar eigen huis meegewerkt. Het leidende principe: alle wording komt tot stand door middel van mensenhoofden, mensenharten en mensenhanden; de Schepper openbaart zich door zijn schepping – heeft dus een veelvoudige betekenis.
Al deze ondermenselijke, menselijke en bovenmenselijk entiteiten, die in de geweldige werkplaatsen der planetaire kosmos arbeiden (hetzij voor een eigen tehuis, dan wel ten dienste van anderen), hebben althans voor het overgrote deel hier op aarde hun levensdomein, hun verblijfplaats. Dit levensdomein mogen wij niet zien als liggende op één vlak, doch in vlakken, domeinen, sferen, of strata boven of onder elkaar. Van de kern der aarde opgaande naar boven passeren wij de verschillende strata. En ieder stratum moeten wij leren zien als een bepaalde werkplaats, gewijd aan een bepaald proces, ten dienste van het geheel, van het éne grote doel. Als wij nu niet de fout maken óns levensdomein als het hoogste stratum van onze planetaire kosmos aan te zien, kunnen wij op de nu gelegde basis onze bezinning voortzetten.
Zodra in het hart der aarde tot atoomsplitsing wordt overgegaan, komen er twee energieën vrij. Niet een energie met een positief en een negatief aspect, doch twee energieën, en dus twee positieve en twee negatieve aspecten. Twee energieën die volkomen elkaars spiegelbeeld zijn; dat wil zeggen omgekeerd evenredig, dus elkaars tegenpolen.
Als deze twee energieën samenwerken kunnen zij een wonder verwerkelijken, een grote heerlijkheid, die een intense blijdschap inhoudt. Indien de samenwerking echter ontbreekt, barsten zij uit tot een vreselijk, chaotisch vuur. De aandachtige lezer zal bedenken dat deze twee energieën opgesloten zijn binnen één atoom! Zodra zij vrijkomen, moeten zij vrij en dynamisch samenwerken volgens de gedachte die aan de atoomsplitsing ten grondslag lag: zij moeten hun goddelijke roeping aldus bewijzen.
Om het voorstellingsvermogen te hulp te komen, denke men aan een wiel. De technicus neemt een stuk ijzer, dat wil zeggen ijzeratomen die met elkaar een massa vormen. Hij smeedt ze tot een wiel en gebruikt dat tot zijn doel. Het geestelijke principe dat aan een wiel ten grondslag ligt, is beweging, snelheid, draagkracht, activiteit. Indien wij het zouden verstaan de ijzeratomen te splitsen bij het scheppende dénken aan een wiel, dan zou het wiel op zichzelf die beweging, snelheid, draagkracht en activiteit al bezitten. Er zou dan sprake zijn van een levend wiel!
Elektriciteit is straling van bepaalde atomen. Indien wij deze atomen zouden kunnen splitsen, zouden wij een levende kracht hebben, die zélf lichtend en verwarmend was. Wij zouden dan geen technische apparatuur meer nodig hebben om de straling van bepaalde atomen lichtend of verwarmend te maken.
Al deze machten, al zulke scheppingsverwerkelijkingen, zijn mogelijk door het vrijkomen der twee omgekeerd-evenredige energieën van het atoom. Maar óók zouden wij door atoomsplitsing in een oogwenk een geheel volk kunnen vernietigen!
Er zijn ook Godvonk-atomen, het kernwezen van de hemelse mens. In het Godvonk-atoom, waaraan wij, mensen, ontheven zijn, waren in de aanvang twee energieën, twee entiteiten, die elkaars spiegelbeeld vormden, tegengesteld gepolariseerd: man- vrouw, tezamen vormend een kosmische twee-eenheid. Dit atoom werd bij de dageraad onzer schepping gesplitst. Geweldige krachten kwamen daardoor vrij. En de twee machten van het atoom moesten leren in vrijheid en volmaaktheid met elkaar samen te werken. In vrijheid zullen zij elkaar weer ontmoeten, nu evenwel niet tot gebondenheid, zoals in de aanvang, maar tot verwerkelijking van het al: van de Godmens in hen.
De twee energieën van het Godvonk-atoom, in harmonieuze samenwerking, worden symbolisch wel aangeduid als ‘de boom des levens’; ieder, in afgescheidenheid werkzaam, als ‘de boom der kennis des goeds en des kwaads’. Als de twee Godvonk-energieën in het hart der planetaire kosmos vrijkomen, dan worden zij door de verschillende strata naar boven geleid. In ieder stratum ondergaan ze een bepaald proces en verrichten ze een bepaalde dienst ten bate van het geheel.
Het eindproces, het resultaat, ontwikkelt zich in het hoogste of bovenste stratum. Daar zien wij hoe de twee energieën uitbreken tot een wonderbaarlijke heerlijkheid, tot een vlekkeloos zalig eindproduct: de volkomen twee-eenheid. Het gehele plan, dat aan het alchemische proces ten grondslag lag, openbaart daar zijn resultaat.
Deze zaligheid, deze volstrekte vlekkeloosheid, bestaat in het hoogste stratum van iedere planetaire kosmos. In verband met onze aardekosmos noemen wij dit stratum de Godsorde, het Koninkrijk der Hemelen, of de hoogste hittesfeer. In die zaligheid leefde de oorspronkelijke mensheid; in de vrijheid van de samenwerkende energieën, als uit het Godvonk-atoom bevrijden, als kosmische twee-eenheid. De mens was kind van God, levende in de tuin Gods, en openbaarde zich in het leven en in het zijn Gods met alle waarden en vermogens van dien.
In dat paradijs stond ‘de boom des levens’, het beeld van de samenwerkende energieën, volgens het plan der alchemische formule: gezondheid, kracht, onsterfelijkheid, als statische waarden. Maar natuurlijk was ook ‘de boom der kennis des goeds en des kwaads’ aanwezig, als de verboden boom, want de verstoring of het forceren van de samenwerking der twee energieën moest onheil, ramp en dood betekenen, als natuurnoodzakelijk gevolg van de verstoring van het levensprincipe.
In het levensdomein, waarin wij nu wonen, treden de twee energieën nog gescheiden op. De ene energie, die wij zouden kunnen aanduiden als de vrouwelijke, zorgt voor assimilatie en groei; de tweede energie, de mannelijke, zorgt voor openbaring en verwerkelijking.
Wij vinden het optreden van deze gescheiden werkzaamheid in de dialectische natuur in het verschijnsel van de nacht, die in haar schoot de dageraad verbergt, en van de dag, die de zon des levens doet opgaan. Het beeld van ons levensdomein moet dus dialectisch zijn, dat wil zeggen onbestendig, volgens een bepaalde ritmische wet. Vandaar dat het gehele natuurproces zich kenmerkt door opgang en ondergang; want de twee energieën zijn op zichzelf niet statisch. Zo komt in het opgaan, blinken en verzinken het verbroken evenwicht tot uitdrukking; zo moet ook de afgescheiden werking der twee energieën verbreking en dood in zich sluiten.
Zodra de mens het principe van het ware leven verlaat, dat wil zeggen zodra hij het goddelijke evenwicht, de kosmische harmonie, verbreekt, wordt hij aangetrokken tot een lager stratum. Hij leert dan wat het gevolg is van ongehoorzaamheid aan God; hij ondervindt wat het zeggen wil in een dialectische wereldorde te leven.
De historie van het menselijke geslacht bewijst ons dat zulk een neergang heeft plaatsgevonden, met ontzettende gevolgen. De mens verloor zijn herinnering en maakte verschillende natuurkrachten en natuurstromen in dit levensdomein zeer onheilig. Hij verbreidde het kwaad als een besmettelijke kanker, die het gehele levensdomein aantastte – want ook de afgescheiden mens is nog een magiër !
Het kwaad werd mogelijk door de excessieve ontwikkelingen die de mens teweegbracht door middel van de energie, die bekend staat als de vrouwelijke. Vandaar de Eva-legende.
Als tegenpool van het kwade gaat het goede zich in een steeds moeilijker positie bevinden, met als gevolg een uiterst betreurenswaardige zondige dialectiek, die schijnbaar de natuurlijke dialectiek van dit levensdomein aanvult en beantwoordt, namelijk
Dat wat nu kwaad is, was vroeger de ongeschonden tweede energie: het tegenbeeld van de andere energie, die wij nu goed noemen. Deze tweede energie is de vrouwelijke energie, maar thans bekrompen en geschonden. Vandaar dat het wezen van het kwaad steeds negatief is en dat de werking van het kwaad steeds tot negatieve resultaten moet leiden.
Als de energieën in het hart der aarde vrijkomen, wordt de bol, de concentratie van oersubstantie, lichtend. Het duistere vuur, dat over de wateren zweeft, breekt dan uit tot licht. Met dit licht ontstaan warmte en hitte, dus ontwikkelingsmogelijkheden voor leven: het grote plan wordt aldus zichtbaar.
Dit lichtende kloppende leven, dat in alle strata een proces, een taak, vervult, kunnen wij vergelijken met de ziel, met het bloed van de planetaire kosmos. Dit bloed is in ieder stratum van een bepaalde samenstelling, in overeenstemming met de aard van het stratum. Bijgevolg bezitten de entiteiten die zich in een bepaald levensdomein manifesteren, bloed dat in overeenstemming is met het lichtprincipe van dat domein. Daarom hebben wij hier bloed waarin de afgescheidenheid der twee energieën tot uitdrukking komt.
Onze ziel, ons bloed, bergt het principe van dag en nacht, van goed en kwaad, van licht en duister in zich. Onze ziel, ons bloed, is derhalve zondig en behept met de kwalen van dit stratum. Zo zijn ook onze lichamen naar ditzelfde beginsel der zondigheid gevormd en daardoor ook onderworpen aan de dood. Het gluten, het zondelichaam in ons bloed, is het satanische van de vrouwelijke energie.
Door deze geaardheid van ons bloed zijn wij gebonden aan het wiel van geboorte en dood, aan het stratum der dialectica; en dit blijven wij totdat wij, onder de geestdrang der herinnering:
- ons verloren zoonschap beseffen; onze huidige toestand doorpeilen ;
- het doel van het Al doorgronden;
- en de fundamentele omkering doen doorbreken;
- om op die basis terug te keren tot onze oorspronkelijke woonstede.
Wat hebben wij, in verband met deze dingen, nu te denken van de atoomsplitsende bom? In het algemeen: hoe hebben wij te staan tegenover atoomsplitsing? Men zegt in de literatuur over deze nieuwe vondsten der wetenschap: ‘Het woord atoomverbrijzeling schittert in vele kleuren, straalt hoopvol licht uit en lokt tot dromen over mogelijkheden, die ééns uit atoomverbrijzeling voor een paradijsachtig tijdperk der techniek kunnen groeien’.
Deze dromen delen wij in het geheel niet! Wij zien integendeel uit deze moderne vondst der natuurwetenschap een geweldige ramp groeien. Mogelijk kan deze ramp alleen worden geschouwd door esoterici, die niet diep in de wereld van techniek en natuurwetenschap gedompeld liggen.
Men heeft, naar men zegt, de atomen van het element uranium weten te splitsen. Het betreft hier dus een uiterst zwakke nabootsing van hetgeen in het hart der aarde, onder leiding van de Lichthiërarchie, gebeurt. Er zijn legio elementen en wat onze natuurwetenschappelijke tovenaars vermogen is dus te vergelijken met de prestaties van de Egyptische magiërs, die ten overstaan van de farao de magie van Mozes trachtten te evenaren.
Niettemin beduidt deze vondst een gevaar van de eerste orde. Men heeft namelijk met de vrijmaking van de atoomenergie twee bedoelingen: ten eerste het scheppen van vernietigingsmogelijkheden voor oorlogsdoeleinden, ten tweede: uitbreiding van de techniek.
Het onheil dat veroorzaakt zal worden door het eerste oogmerk, is duidelijk. Wij dienen evenwel te verstaan dat ook het tweede oogmerk, de dusgenaamde vredelievende toepassing der atoomenergie, absoluut onheil zal veroorzaken: de zelfmoord van deze wereldorde.
Wij hebben gezien, dat in het hart der aarde een geleid proces van atoomsplitsing plaatsvindt, teneinde alle strata van de benodigde energie te voorzien. Tot dusverre werden er in de overige aardstrata geen atomen gesplitst; wel bestond er omzetting van atoomverbindingen. En ook nu nog mogen wij hopen dat, wat thans atoomsplitsing wordt genoemd, het in werkelijkheid niet is, doch het uiteenvallen van de atomen van een zeker element in de atomen van andere elementen; met andere woorden dat het element uranium geen werkelijk element zou zijn, doch een samenvoeging van een zeker aantal onbekende elementen, die door de splitsing vrijkomen. De energie die daardoor wordt ontbonden zou dan wel geweldig zijn, doch nog niet gelijk aan de energie die zou vrijkomen indien er werkelijk een atoom zou worden gesplitst.
Toch ligt er in de huidige situatie al een groot gevaar, daar de in alle strata der planetaire kosmos bestaande harmonische atomaire ordening door zulk een eigenwillige kosmische ordening volledig wordt verstoord. Met andere woorden, ook door een vreedzaam gebruik van deze energie zal zich een kosmische verandering doorzetten. De verhoudingen tussen de strata zullen anders worden. Geheel andere stromingen zullen zich ontwikkelen om de dreigende evenwichtsverstoring te voorkomen. Wij brengen in dit verband in herinnering, dat de brandstof voor de benodigde energie van buiten de kosmos wordt aangevoerd via een der polen, terwijl bepaalde krachten via de andere pool worden afgevoerd. Het aanvoeren dezer krachten en brandstoffen van buiten de kosmos houdt verband met kosmische straling.
Door de anarchie der natuurkundige wetenschap worden de grondslagen van ons levensveld aangetast en het evenwicht der kosmische krachten verstoord. Wederom vergrijpt de mens zich aan krachten, die hij niet kan beheersen. Wederom forceert de mens goddelijke krachten om die tot zijn egocentrische doeleinden te misbruiken.
Wederom grijpt nu de Hiërarchie in om de dreigende evenwichtsverstoring te voorkomen. Onafwendbaar heeft zich een kosmische, atmosferische en geestelijke revolutie ingezet, die aan de verkrachting der kosmische wetten door onze huidige mensheid in dit dialectische levensveld radicaal een einde zal maken.
Er voltrekken zich totale veranderingen in onze atmosfeer; de verhoudingen tussen zuurstof en edelgassen zijn bezig zich radicaal te wijzigen, als gevolg van de zich voltrekkende zondvloed-door-vuur, die met grote natuurrampen, aardbevingen, het verzinken van continenten, vele wonderlijke nieuwe ziekten, andere kosmische stralingen enzovoort gepaard zal gaan. Het leven, zoals wij dat nu kennen, zal onmogelijk worden. De wetenschap, en met haar de gehele mensheid, zal aldus in zelfmoord ondergaan.
De atoomsplitsende bom heeft in 1945 alle gemoederen opgeschrikt en aan de tweede wereldoorlog een einde gemaakt; doch een veel vreselijker ramp is begonnen. Temeer omdat in de wereld der techniek en natuurwetenschap Rusland er nog een schep, een meer dan formidabele schep op zal gooien. Wij hebben enkele jaren geleden reeds kunnen lezen dat de Russische geleerden in het bijzonder de kosmische straling hebben bestudeerd en ermee hebben geëxperimenteerd. Er wordt terzake gezinspeeld op een uitvinding in vergelijking waarmee de wetenschap der atoomsplitsing in het niet verzinkt.
De Russische geleerden willen namelijk de energie, bestemd voor de voeding van het hart der aarde, de bedrijfsstof van onze kosmos, afvoeren ten eigen bate voor hun dialectische plannen. Zij willen dus de energie van de oersubstantieatomen en zonnelogoskrachten rechtstreeks aanwenden. Het moeizaam produceren van vernietigingsenergie uit uraniumatomen zal, daarbij vergeleken, kinderspel blijken.
Wat van zulk een gebruik van kosmische oersubstantiële krachten het gevolg zal zijn, laat zich in het licht der esoterische wetenschap gemakkelijk raden.
Het drama van Atlantis herhaalt zich voor onze ogen. In het streven der wetenschappelijke wereld bewijst zich de reïncarnatie van Atlantis, welk rijk eveneens ten onder is gegaan door het aantasten van de goddelijke grondslagen der kosmische orde. Toen niet door de wetenschap, doch door de priesterschap. Thans zal de ondergang der wereld zich voltrekken als gevolg van het werk der dialectische wetenschap.
Voor de huidige mensheid, moeizaam bezig met allerlei pogingen tot herstel, ware het beter alle banaliteiten terzake van zogenaamde ordening na te laten en allereerst alle mannen der experimentele wetenschap en alle leidende figuren die daarmee annex zijn op te sluiten en volstrekt gevaarlijk-misdadig en krankzinnig te verklaren. Dat kan evenwel niet en men zal het natuurlijk niet doen. Zulk een zuivering is niet mogelijk, want onze mensheid wil alleen leren door ondervinding, helaas! Met andere woorden: de ondergang dezer wereldorde is principieel reeds een feit. Praktisch wordt zij een feit binnen afzienbare tijd. Het is een kwestie van een paar honderd jaar.
Ons levensdomein, het dialectische stratum, dat reeds zo verzondigd en onheilig is, zal gereinigd worden en de verhoudingen der natuurlijke dialectiek zullen worden hersteld. Dit is een zaak van nuchtere logica. Toen de priesterschap van Atlantis haar hoogste machtszangen zong, ging zij ten onder. Als de wetenschap van Ariës haar geweldigste triomfen meent te kunnen vieren, zal zij ondergaan en met haar alle aanbidders van deze moderne afgoderij.
Na al het voorgaande zal de lezer wellicht beter dan ooit begrijpen, waarom de geestesschool een beroep doet op alle weldenkenden tot bezinning te komen, tot fundamentele verandering en structurele vernieuwing. Het gaat om een keuze waarvoor iedere mens onafwijsbaar wordt gesteld:
Zult u behoren tot hen die met hun afgod ondergaan, en het zullen moeten overdoen in een nieuwe bedeling?
Of zult u behoren tot de pioniers, die naar bewustzijn, ziel en stof al die maatregelen zullen nemen, waardoor zij van de tweede dood niet beschadigd zullen worden, en door zullen gaan tot hoger goed?
Het gaat erom: doet u mee? Of: doet u niet mee? Aan beide wegen zijn consequenties verbonden !
Over het oude, vergane wereldrijk Atlantis bestaan verschillende theorieën. Exact is daarover zeer weinig bekend, hetgeen de menigvuldigheid der theorieën en speculaties verklaart. En de occulte wetenschap verschaft ter zake naar buiten geen enkel detail. Vast staat wel dat er in de dialectische wereldorde niets blijvend kan bestaan; steeds ontwikkelt er zich een verwisseling van waarden, krachten en toestanden. Bijgevolg kan er in deze orde geen opbouw, in de zin van constante ontplooiing en groei, bestaan, want elke opgang wordt er door een neergang gevolgd.
In de oorspronkelijke dialectische orde was dit op- en neergaan der dingen niet analoog aan goed en kwaad; het betekende niet dat goed vernietigd werd door slecht, en slecht wederom door goed. De op- en neergang was aanvankelijk slechts verandering. Hoe lang een bepaalde situatie duurde werd niet uitgemaakt door de mens, of door menselijke invloeden, doch door de natuurwetten van dit levensstratum.
De menselijke val heeft evenwel ook ons levensstratum verstoord en bedorven, zodat de natuurlijke dialectiek nu vervangen is door de wrekende dialectiek, een situatie waarbij ‘de kruik zolang te water gaat tot zij breekt’, dat wil zeggen dat er door het werken der mensen telkens weer spanningen optreden, die tot verbreking en verandering dwingen.
In de pre-menselijke staat in dit levensstratum was een hergroepering der vastelanden en zeeën voor de mensheid geen ramp. Nu is zij dat wel: de twee dialectische processen, namelijk dat der natuurlijke dialectiek en dat der wrekende dialectiek, grijpen in elkaar. De natuurlijke dialectiek wordt nu telkens opnieuw geforceerd door de boosheid van de mens, de menselijke dialectiek.
Wij kunnen ons voorstellen dat de aanblik van onze aarde tijdens de Atlantische periode door de natuurdialectiek moest veranderen in die der Arische periode. Wij kunnen ons ook voorstellen dat de leiders van ons lot van deze wending der dingen gebruik maakten om de mensheid een nieuwe les te leren, een nieuwe mogelijkheid te ontsluiten, teneinde de mens de weg naar het oorspronkelijke tehuis, het Koninkrijk der Hemelen, te leren gaan.
U zult zich evenwel óók kunnen voorstellen dat, gezien de zondige toestand van de mens, de verandering der natuurlijke dialectiek gebruikt kon worden als een straf, als een grote versluiering, een uitdoving van onheilig bewustzijn, als ‘een dronk vergetel-
heid’. De nieuwe omgeving zou ook dan voor de zondaar als ‘een schone lei’ kunnen worden, een nieuw begin; ook dan zou de verandering der natuurdialectiek als een poort van vernieuwing zijn.
Zo kunnen wij ons dus twee ontwikkelingen denken: een voor dat deel van de mensheid, dat in de Atlantische periode geen deel heeft gehad aan de grote zonde; en een ontwikkeling voor het verzondigde deel. Inderdaad bestaan deze twee ontwikkelingen. Wij leven nu in het Arische tijdperk. Een deel van de mensheid leeft in dit tijdvak door de zonde van Atlantis, in dit tijdvak geslingerd met een teug vergetelheid. Een ander deel heeft grote en nieuwe mogelijkheden ontvangen. Daarom spreken wij van het Arische tijdvak, hetgeen letterlijk betekent ‘het tijdvak van heiliging’. Een werkelijke Ariër is een heilige, iemand die met hulp van de natuurdialectiek de poort der eeuwigheid van het ware Koninkrijk doorgaat.
Onze oriëntalisten hebben van alle Europeanen Ariërs gemaakt. Deze domheid is tot een krankzinnigheid geworden bij de nazi’s, die zich koning-Ariërs waanden en zich het recht en het vermogen toekenden iemand te ‘ariseren’.
Naar analogie van het voorgaande komt er ook nu in de toekomst een nieuwe herschikking der continenten. Er zal een nieuw tijdvak aanbreken, het Jupitertijdvak, waarin alle materie in haar huidige vorm zal worden opgeheven. De zondaars van deze bedeling, zij die in deze materie tot volkomen kristallisatie geraakten, zullen zich niet meer kunnen handhaven in dit dan materieloos geworden levensveld, en verzinken.
Aldus gaat zich de scheiding tussen de twee ontwikkelingen voltrekken en zullen alle processen die hiermee verband houden zich steeds meer gaan aftekenen, namelijk een degeneratieproces, een oogstproces, een bevrijdingsproces en tenslotte de grote eindprocessen.
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
- De drie vermogens die gewekt moeten worden
- De Christushiërarchie of Geestesschool
- Magie
- Inwijding
- Wat wordt ingewijd
- Involutie – evolutie
- Het rad van geboorte en dood
- Microkosmische reïncarnatie
- De samenstelling van de aarde en het dialectische levensveld
- De drievoudige, negenvoudige en twaalfvudige samenstelling van de mens
- De zevenarmige kandelaar en de menselijke tempel
- Het proces van regeneratie en wereldredding
- De nieuwe wereldbroederschap en de gevaren van de kerk
- Spiritisme (I)
- Spiritisme (II)
- Spiritisme (III)
- Hypnotisme – magnetisme – handoplegging
- Levenshouding en vegetarisme
- Levenshouding en nicotine, alcohol en andere narcotica
- De kosmische twee-eenheid (I)
- De kosmische twee-eenheid (II)
- Onze verhouding tot staat en politiek
- Onze verhouding tot het esoterische levensveld
- Het gebed
- De Bijbel
- Het Gouden Rozenkruis