Het kruis van de grootmeester en de bevestiging door patriarch Antoine Gadal op 22 november 1955 op Renova

LEES MEER OVER DE TRIOMF VAN DE UNIVERSELE GNOSIS

BESTEL DE TRIOMF VAN DE UNIVERSELE GNOSIS

De stichters van de School van het Rozenkruis, Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri, worden door leerlingen van de geestesschool wel aangeduid als de grootmeesters.  Die titel is aan hen toegekend door de laatste patriarch van de broederschap van de katharen: Antoine Gadal. Tijdens een dienst in de grote tempel van Renova in Bilthoven op dinsdag 22 november 1955, die deel uitmaakte van een vierdaagse conferentie, overhandigde hij het bovenstaande document met het kruis van de grootmeester aan J. van Rijckenborgh. Daarmee bevestigde hij hem in het grootmeesterschap en Catharose de Petri in haar hoedanigheid als archidiakonesse (een Franse benaming die in het Nederlands is vertaald als: grootmeesteres). Het was de bekrachting van het geestelijke mandaat van beide stichters in de eigentijdse Driebond van het Licht. Veel meer daarover, en over innerlijk christendom, is te lezen is ‘De Triomf van de universele Gnosis’.

Het document is geschilderd en getekend door Diana Vandenberg op basis van de rotstekening die gevonden is in de Grot van de Grootmeester in Ussat-les-Bains in Zuid-Frankrijk. Gadal heeft er een Franse tekst op geschreven.

NEDERLANDSE VERTALING VAN DE HANDGESCHREVEN FRANSE TEKST VAN GADAL

Heilige erfenis van de oude Broederschap
eerbiedig bewaard door Galaad,
de trouwe behoeder van de Heilige Graal,
Grot van de Grootmeester
Leene – Jan van Rijckenborgh 
Voor de Tempel
Voor de Katharen
Voor de Rozenkruisers

J. VAN RIJCKENBORGH SCHRIJFT OVER DE OUDE SYMBOLISCHE TEKENING

Hij die zichzelf overwint is almachtig

Misschien bent u wel eens in de grot van de Grootmeester geweest, die zich bevindt op de Heilige Berg in Ussat-les-Bains. Daar ziet u een schip, zoals het in het oude Egypte werd afgebeeld, een paar lijnen die het hemelschip aanduiden. Op dat schip ziet u als mast een zevenvoudig kruis. Een krachtige hand houdt dit kruis rechtop, zodat een even krachtige, verticale stroom van Godskracht kan neerdalen vanuit de bovennatuur. De twee armen van het kruis vormen elk een drieheid. De ene drieheid wordt gedragen en gestuwd door een adelaar en de andere door het getal negen, de grote symbolen van het goddelijke vuur en van de Godskracht. Daarom zeggen wij dat de kandidaat door de vuurether, de Heilige Geest dus – wanneer deze vrij komt en op waardige wijze door de kandidaat kan worden ontvangen en aangewend – wordt voortgestuwd op de golf van almacht. Alzo wordt het hemelschip met vaste hand gericht op het ene grote doel. Door het verticale het horizontale. Door God zelf de almacht. Door de vuurether de bevrijding.

Uit: De Chinese Gnosis
Hoofdstuk: Hij die zichzelf overwint, is almachtig

TOESPRAAK VAN A. GADAL IN DE TEMPELDIENST OP 22 NOVEMBER 1955 OP RENOVA IN BILTHOVEN

Het Kruis van de Grootmeester

De vier stomen in de Hof van Eden gaan uit van één en dezelfde bron en stromen door geheel het Paradijs, waarbij zij het teken vormen van het kruis. De eerste stroom, de Phison of de Phase, vertegenwoordigt het Licht; zij stroomt over het land van Evilath (het later Perzië), over het land van zegening, en voert er het goud van de waarheid aan. Daartegenover bevindt zich de Eufraat, de stroom van de gevangenschap en dwaling. De derde stroom, de Gehon, stroomt in Ethiopië, en deze staat tegenover de Tigis, waar de jonge Tobias de wonderbare vis ving, symbool voor de verborgen wijsheid of voor de universele panacee. De beide laatste stromen, de Gehon en de Tigris, verbeelden dus het leven en de dood; de beide eerste, de Phison en de Eufraat, symboliseren de waarheid en de leugen. 

Dit kruis, het glorieuze teken waarmee Paulus de vier mysteriën aanduidt, is niet, zoals men gewoonlijk meent, het ontmoetingspunt van twee lijnen. Neen, zij is het uitgangspunt van vier oneindige lijnen, die nimmer zullen samenvallen, en die toch voor altijd verenigd zijn door een middelpunt, dat het centrum wordt van de onmetelijke ruimte.

Het kruis dat verbeeld wordt door de vier stromen die vanuit de Hof van Eden vloeien, is ook:

  1. de oude Tau van de Hebreeën
  2. de X in ons alfabet
  3. de onbekende factor in de wiskunde
  4. het Mysterie der Mysteriën
  5. de Kracht der Krachten
  6. het Licht der Lichten
  7. de Heerlijkheid der Heerlijkheden

De zevenvoudige hemelladder!

In het hart van dit kruis bloeit de mystieke roos, de roos van licht, de roos van het leven en van de liefde, waarvan de geopende bladen de rijen van de uitverkorenen aanduiden in hun harmonische hiërarchie. De roos is het symbool voor het Grote Werk. Niet het fantastische ‘grote werk’ van het maken van goud, doch het universele geneesmiddel voor ziel en lichaam, de Grote Wijsheid. Deze roos wordt ons door Abraham geschetst als een bloem, wit met vermiljoen, op een azuren steel met gouden bladeren. In de kelk van de roos stort de sybolische pelikaan haar bloed om haar jongen daaruit te laven en hen onsterfelijk te maken. Ziedaar het teken van de ‘Roos en Kruisers’. Rozenkruisers en Katharen waren de filosofen van de Opperste Wijsheid.

Diepe vrede zij met u!

Doch luistert, mijne vrienden, dit Kruis van Eden, dit eerbiedwaardige kruis, was toevertrouwd aan de aspirant-Katharen, aan de Katharen en aan de Tempelieren. En krachtens een besluit van de Broederschap was de grootmeester van de Tempelieren de bewaarder van het Kruis van Eden. Helaas … de Tempelieren zijn vernietigd; de Katharen zijn machteloos geworden door de lange en wrede vervolgingen die zij hebben ondergaan … alleen het Rozenkruis heeft zich, ondanks de vijand die zijn ondergang zocht, weten te bewaren en is herleefd.

De Tempelieren van de de Sabarthez, die bij de naburige Katharen een toevluchtsoord hadden gevonden, hebbende, toegevende aan een impuls van diepe vroomheid, op de rots hun kruis, dat óns kruis is, getekend; op de rots van een kleine grot, die zich als hoge schildwacht verheft boven een prachtige berggroep, het inwijdingscentrum, de plaats waar de Geest heeft geademd, waar de geest thans ademt, waar de Geest altijd zal ademen!

Dit kruis, deze onmetelijke schat, heb ik bewaard: Galaad was de trouwe behoeder van de Graal en gij zult wel begrijpen dat het Kruis van de Grootmeester van de Tempel van de Geest een hoofdbestanddeel wás en ís van onze Heilige Graal.

Ik zal nu niet in historische bijzonderheden treden. Ik kan u slechts zeggen, dat ik, de Ancien, de Patriarch, de trouwe bewaarder, met grote eerbied erken dat onze Grootmeester niemand anders kan zijn dan onze vereerde en erkende Meester: de heer Leene, of liever: Jan van Rijckenborgh. Ik ben gelukkig het hem heden, in u aller tegenwoordigheid, te kunnen zeggen. En ik draag aan hem over de erewacht van ons Kruis van de Grootmeester, het oude en edele Kruis van Eden. Ik geef u de Kus des Vredes!

Esclar Mundi, Esclarmonde, Licht der Wereld! Prinses der Katharen, zij die Montségur belevendigde … de Duif van de Parakleet! Ik moge u vragen: wie is ónze Esclarmonde, ons Licht der Wereld?  Wie anders dan onze geliefde mevrouw Stok? Wie zou waardiger zijn onze Grootmeester terzijde te staan? Esclarmonde, ontvang de Vredeskus van de Oudere Broeder, die zich eerbiedig voor u buigt!

Uit: De Triomf van de Universele Gnosis
Hoofdstuk: Het Kruis van de Grootmeester

TOESPRAAK VAN J. VAN RIJCKENBORGH OP 22 NOVEMBER 1955 IN BILTHOVEN

De Broederschap van de Heilige Graal, de Ridders van de Tafelronde, de Broeders van de Tempel

Deze drie aanduidingen hebben betrekking op een en dezelfde Broederschap, waarvan door de eeuwen heen onder één van deze namen, en onder nog vele anderen, steeds sprake was en is.

De Broederschap van de Heilige Graal wordt gevormd door een zeer exclusieve schare van ingewijden en bevrijden, waarvan er steeds een aantal, met name negenenveertig, werkzaam zijn in de stoffelijke dreven der dialectiek. Steeds wanneer een voorgaande Broederschap geheel en al is opgeheven in het Zesde Kosmische Gebied, blijven een aantal van hen achter in de natuur des doods. Dat wil zeggen, hun microkosmoi geven zich vrijwillig tot dat dienstbetoon aan de nog lijdende en zoekende mensheid. Hun microkosmos neemt steeds een natuurgeboren gestalte aan, waarbij hun bevrijde ziel achter deze dienstknecht staat, om in alle tijden en onder alle omstandigheden bepaalde taken te kunnen verrichten. Zodra in enige streek of in enig wooncentrum op aarde de mogelijkheid bestaat om een gnsotieke bevrijdingsarbeid ‘van-onderen-op’ in te zetten, geven twee van hen in samenwerking leiding aan deze arbeid, en zij treden op als ‘Grootmeesters van de Graal’, totdat de groep haar eigen meesterschap gevonden en verworven heeft.

Daarom wordt en werd er bij iedere Voorgaande Broederschap in wording ook een activiteit van de ‘Broeders en Zusters van de Graal’ aangetroffen. En daarom is er ook sprake van een Ridderschap van de Tempel, die voorheen de Kathaarse Broederschap hielp waar zij maar kon. En daarom werd, tot aan het einde van hun openbaring, de grootmeester van de Tempelieren bij de Broederschap der Katharen gevonden, en kon deze grootmeester tegelijkertijd ook met recht de grootmeester der Katharen worden genoemd. Immers, hij was zowel het een als het ander. 

Een andere groep van afgezanten van de Voorgaande Broederschappen in de natuur des doods wordt gevormd door de dusgenaamde patriarchen. Dat zijn de behoeders en bewaarders van de oude heiligdommen en brandpunten, die steeds wanneer de tijd daartoe gekomen is deze overdragen aan een Jonge Broederschap.

De patriarchen hebben dan voorts de taak om voor het forum van de verzamelde groep, de grootmeester en grootmeesteres als directe afgezanten van de Graal aan te duiden, hen ‘voor het eerst naar buiten’ in hun taak te bevestigen, en zich in het praktisch-organisatorische aanzicht onder hun leiding te plaatsen. Niet omdat de patriarch de mindere zou zijn, doch omdat de broeders van de Graal de ‘bevestigers’ zijn in de tijd en dus gebruik maken van datgene wat al die tijd voor hen bewaard werd.

Op deze dinsdag 22 november 1955, beleven wij een zeer belangrijke dag in de historie van de ontwikkeling van de Jong Gnostieke Broederschap en in de wereldhistorie van de Gnosis: Het feest van de overdracht kan opnieuw worden gevierd!

Tot nu toe hebben wij het in de Geestesschool zo voorgesteld, dat het Levende Lichaam een werkveld zou zijn dat vanaf 1924 geheel en al van onderen op werd opgebouwd. Dat het, door enkelen begonnen, door een geleidelijk groter wordende groep werd voortgezet; dat het werkveld steeds geconcentreerder werd en geleidelijk aan steeds meer krachtlijnen ging vertonen, steeds meer krachten aantrok, steeds groter mogelijkheden verkreeg, en tenslotte deel ging krijgen aan de Geest, die zich manifesteerde in het Opstandingsveld.

Dit alles is volkomen juist. Maar wat wij totnogtoe moesten verzwijgen, was het feit dat van het moment waarop de Jonge Gnosis volledig deel krijgt aan de Universele Keten, en de erfenis van de voorgaande Broederschap in ontvangst mag nemen, en aan de beide geestelijke leiders van de Moderne Geestesschool het grootmeesterschap wordt toevertrouwd, daarbij nog iets anders aan de Jonge Gnosis wordt toevertrouwd, daarbij nog iets anders aan de Jonge Gnosis wordt overgedragen, namelijk de klassieke Inwijdingstempel, die als prototype in de Universele Keten wordt bewaard.

Dat wil zeggen: alles, alles wat tot de vrede en vrijheid, alles wat tot de openbaarmaking en de ware ontwikkeling van de mens dienen kan, en door alle tijden heen proefondervindelijk goed is gebleken, woont als idee, als idee naar de Geest, en naar de astrale uitdrukking ervan als kracht, in het machtige levensveld van de gehele Universele Keten. Dat alles kan nimmer verloren gaan. Iedere opvolgende Broederschap heeft in de loop der eeuwen steeds, uit ervaring en lijden, iets waardevols aan deze immens grote schat toegevoegd.

Zodra nu een Jonge Gnosis uit de worsteling der tijden, als uit de nacht omhoog rijst, en erin slaagt haar Levende Lichaam te ontplooien en te tonen in het licht van de nieuwe Morgen, ontwikkelt zich een magnetisch contact tussen de Jonge Gnosis enerzijds en de Inwijdingstempel van de Universele Keten anderzijds. De Schat der Ouden daalt dan geleidelijk aan in, in het Levende Lichaam van de nieuw toegevoegde schakel van de Keten, in overeenstemming met de verdere lichtkrachtontwikkeling in de Jonge Gnosis. Tot zij beiden volkomen concentrisch in elkaar liggen en zo tot een eenheid worden. Van dat moment af is de gehele Universele Broederschap met inbegrip van haar nieuwe schakel ín de wereld en toch niet ván deze wereld. En alles wat de gehele Universele Keten is en was en zijn zal, kan dan worden gekend door een ieder die zich er waardig voor maakt.

Uit: De Triomf van de Universele Gnosis
Hoofdstuk: De Broederschap van de Heilige Graal

LEES MEER OVER DE TRIOMF VAN DE UNIVERSELE GNOSIS

BESTEL DE TRIOMF VAN DE UNIVERSELE GNOSIS