1 en 2 – Op weg naar de Heilige Graal – de Sabartez en de Mount Négré

 

BESTEL OP WEG NAAR DE HEILIGE GRAAL

Eerste deel: De grotten der Églises van Ussat : 1 en 2, 3, 4, 5, 6, 7

Tweede deel: De grotten der Églises van Ornolac. De Heremiet : 8, 9, 10, 11, 12

Derde deel: Bethlehem : 13, 14, 15

In het zuiden van Frankrijk, in het dal van de Ariège in de Pyreneeën, bevinden zich de grotten die in de Middeleeuwen de onderkomens waren voor de Katharen en die voor hen als plaatsen van inwijding dienden. De weg van de Heilige Graal en de weg der sterren zijn aanduidingen voor de terugkeer, tot de oorspronkelijke levensstaat. Hierin kan men de gnostieke heilsboodschap van alle tijden herkennen. Het boek ‘Op weg naar de Heilige Graal – de oude Kathaarse mysteriën’ van Antonin Gadal bevat het verhaal van de noviet Mattheüs, die de weg van inwijding volgt, in 15 hoofdstukken. Hieronder volgen de hoofdstukken 1 en 2.

1. De Sabartez: De inwijdingsgrotten der Parfaits

Indien iemand achter mij wil komen, die verloochene zichzelf,
neme dagelijks zijn kruis op en volge mij.
Jezus (Mattheüs 16:24)

De Ariège, een zijrivier van de Garonne, tot halverwege haar loop een bergstroom, vindt haar oorsprong bij de grenzen van Andorra, in het hart van de Pyreneeën. Zij stroomt naar het noorden en mondt even voor Toulouse in de Garonne uit. Het departement Ariège, dat half bergachtig, half vlak is, en Foix als hoofdplaats heeft, ontleent aan haar zijn naam. Dit departement vormde in grote lijn een provincie, het graafschap Foix, dat door zijn laatste graaf, koning Hendrik IV, aan de Franse kroon werd toegevoegd.

Lang voor het ontstaan van het graafschap Foix werd het deel van het dal van de Ariège dat ten zuiden van Foix ligt, bewoond door de Tarusken, de Taruskonienses van Plinius. Caesar had hun grondgebied ontzien en Augustus had zich met dit besluit verenigd. Tarusko, het tegenwoordige Tarascon-sur-Ariège, was hun hoofdstad. Het bleef, als Romeins municipium, (een vrije stad die het Romeinse burgerrecht genoot) onder leiding van zijn consuls onafhankelijk, en wist zich altijd vrij te houden van een overheerser.

In 718 trokken de Arabieren over de Pyreneeën en vestigden zich in deze streek. Dit duurde tot 778, toen de legers van Karel de Grote, door de overwinning op de ‘Pré Lombard’, onder de poorten van Tarascon, het grensgebied met Spanje van het juk der Saracenen bevrijdden. Op de avond van die gedenkwaardige veldslag, 8 september 778, verscheen voor de als betoverde ogen der Frankische strijders een Zwarte Maagd: de Maagd van Sabart, aan wie het bergland van Foix zijn naam te danken heeft, Sabarthez. Zij wilde nooit naar elders verplaatst worden, want tot driemaal toe kwam zij terug in de kleine kapel die de soldaten na de overwinning haastig voor haar hadden opgericht.

In 779 werd de kapel van Sabart herbouwd en vergroot en kwam onder de bescherming van Onze-Lieve-Vrouwe-der-Overwinning te staan. Op de hoogvlakte, boven haar torenspits, werd de Zwarte Maagd beschermd door het oude oppidum der druïden. Met een grote bedevaart wordt nog elk jaar op 8 september deze gebeurtenis, die voor de gehele streek van grote betekenis is geweest, herdacht: het einde van de Saraceense onderdrukking. In de stad Foix wordt dan de naamdag van haar schutspatrones feestelijk gevierd, evenals in Quié, de hoofdstad der Cherusken, dicht bij Sabart, waar op die dag een openluchtfeest veel bezoekers trekt. De kapel van Sabart ligt tegenwoordig, als historisch monument, in de gemeente Tarascon, waar zij als kostbaar kleinood een waardevolle herinnering aan een schoon en rijk verleden vormt.

De naam Sabarthez

Sommige van deze grotten dienden de priesters der Katharen, die Purs* (reinen), Parfaits (volmaakten) of Bonshommes (goede mensen) genoemd werden, tot plaatsen van inwijding, een inwijding die lang, streng en hard was. Zij bewoonden vooral de ondergrondse spelonken, die hun een veilige, aangename en uitgestrekte woonplaats boden, en waar zij, in rust en stilte, de almachtige scheppende essentie konden ontmoeten. Soms versterkten zij deze spelonken en maakten er ware vestingen van, die men spoulgas noemde.

De prachtige en indrukwekkende grot van Lombrives diende als verblijf voor een bisschop; deze grot werd de ‘kathedraal der Albigenzen’. (Opgemerkt dient te worden dat de naam Albigenzen ten onrechte aan de Katharen werd gegeven).

De grotten van Ussat, Ornolac en Bouan, tezamen met de daar tussenin gelegen grot Heremiet, werden de Églises van Ussat, Ornolac (of Bethlehem) en Bouan, ook wel aangeduid als Les Trois Églises (de Drie Kerken).

Aan het einde van hun inwijding gingen de Bonshommes uit van Bethlehem, de Kerk van Ornolac, om heinde en ver hun ‘goede woord’ uit te dragen.

2. De Mount Négré

De Trois Églises liggen nauwelijks drie kilometer van Tarascon, de oude hoofdstad der Tarusken. Deze onneembare stad is gebouwd op een rotsachtig voorgebergte dat, als bewaker, boven vijf dalen uitrijst, die bij Sabart samenkomen. Een mooie weg verbindt de oude stad rechtstreeks met de Églises, die aan de rechteroever van de Ariège gelegen zijn.

Het grafelijke huis van Foix bezit een buitenverblijf aan de weg naar Ussat. Het is een oud kasteel, boven op een heuvel, die uitziet op Tarascon, en die door de Arabieren werd opgeworpen toen zij de oude stad belegerden. Daarom sprak men van ‘la Tour de Mount Négré’, de toren van de Zwarte Berg. Deze dependance van het kasteel van Foix diende de diakenen, bisschoppen en bonshommes tot rustplaats als zij onderweg waren naar de Églises.

Esclarmonde van Foix, Philippa, gravin van Foix, haar schoonzuster, Loup de Foix, een getrouwe dienaar van de Parakleet, Esclarmonde d’Alion, een zuster van Loup, Ermessinde, gravin van Foix, Guilhabert de Castres, de grote Kathaarse prediker… beroemde namen uit dit vermaarde huis van Foix, die worden opgeroepen als men aan dat middeleeuwse epos terugdenkt en mét deze namen roept men de hoge spiritualiteit der Églises en der Kathedraal van het Pyreneese Katharisme op.

Men ziet enerzijds Ramon-Roger van Foix — naar een uitspraak van de troubadour Guilhem de Tudelle een van de welsprekendste en moedigste vorsten van zijn eeuw — vergezeld van zijn briljante leenmannen, de heren van Rabat, Lordat, Castel-Verdun, Arnave, Alion, enzovoort, allen getrouwe verdedigers van de Kerk van de Parakleet, van het Pyreneese Katharisme; en anderzijds: de arme priesters der Katharen, die in deze wereld niets bezaten, geen huis, geen land, geen geld; die geheel tot de gemeenschap behoorden, in kuise staat leefden, en in naam van het Koninkrijk der Hemelen als genezers en predikers optraden.

Eerstgenoemden trokken, van top tot teen gewapend, uit om hun overweldigde en geplunderde bezittingen te verdedigen; laatstgenoemden keerden, na een rondgang waarin zij hun liefdesgaven schonken, ootmoedig in de Églises terug, om zich in de rust en de stilte te bezinnen op het leven en de dood, het begin en het einde, de alpha en de omega. En zij wisten dat het leven de dood is, en de dood de kus van God.

In de voetsporen van deze vereerde Bonshommes zien wij twee mensen uit het volk, een vader met zijn zoon, langzaam en zwijgend langs de weg gaan. Wij zullen hen volgen tot in de uitgestrekte Églises van Ussat, waar de jongeman, de toekomstige novice, na de ‘symbolische muur’, te zijn gepasseerd, voor lange tijd in de geheimzinnige grot zal verdwijnen, terwijl de vader met betraande ogen zijn kind voor altijd zal afstaan. De arme man weet dat hij hem nooit meer als zóón zal terugvinden; dat hij hem op zijn vroegst eerst na vier lange jaren zal terugzien, als hij Bethlehem zal hebben verlaten door de mystieke poort.

Welk een glorieuze roeping! Welk een diepe smart!

Bron: ‘Op weg naar de Heilige Graal – de oude Kathaarse mysteriën’ door Antonin Gadal

GA NAAR HOOFDSTUK 3

LEES OF BELUISTER ACHTERGRONDEN EN VERKLARINGEN BIJ DIT BOEK

BESTEL OP WEG NAAR DE HEILIGE GRAAL