Het druïdisme en de druïden, priesters van de Kelten

LEES MEER OVER GNOSIS, STROMEN VAN LICHT IN EUROPA

BESTEL GNOSIS STROMEN VAN LICHT IN EUROPA

Het is heel moeilijk om je voor te stellen hoe het in onze streken geweest is in de periode die loopt van een slordige 20.000 jaren geleden tot aan de Grieks-Latijnse periode, de periode waarin de geboorte van Christus plaatsvond. Ten zuiden van ons, in het Middellandse-Zeegebied, zijn er indrukwekkende culturen geweest. We hebben het al gehad over de Egyptische periode. Tegelijkertijd was er in het Nabije Oosten de Babylonisch-Assyrische beschaving, een samenleving die bijvoorbeeld het spijkerschrift uitvond, wat in zekere zin de voorloper van ons schrift is geweest. Er is een geweldige ontwikkeling geweest in India, waar groten van geest als Rama en Krishna de mensen hebben geleid en geïnspireerd. 

In Europa, van Ierland en Engeland in het westen tot in oostelijk Zuid-Rusland, en van het noordelijke Scandinavië tot in Kelt-Iberia, het huidige Spanje in het zuiden, zo zegt men, was er niets. Daar waren alleen maar wouden, uitgestrekte bossen, gebieden van honderden vierkante kilometers bomen, wouden die absoluut ondoordringbaar waren en waar nauwelijks mensen woonden. Gebieden die angst aanjoegen aan de bewoners van de toenmalige beschaafde wereld, die in het Italië van het Romeinse rijkwoonden. Je moet het je voorstellen als eindeloze wouden van eikenbomen, met grote open vlaktes erin en doorsneden van rivieren, aan de oevers waarvan mensen in primitieve omstandigheden woonden. 

‘Barbaren’, zo noemde de beschaafde wereld hen. Dat woord komt van het Grieks. De Grieken vonden alle mensen uit de omringende buurlanden barbaren vanwege hun afwijkende taal, vol absurde keelklanken, die ongeveer klinkt als ‘brraarbbra’. Vandaar het woord. 

‘Barbaren’, zo noemt ook de wetenschap van onze dag de mensen, die in eeuwenlange relatieve rust onze streken bevolkten. De officiële archeologie heeft het over de Kelten als een volk met nauwelijks beschaving, met een afgodendienst. Ze worden gekenmerkt door veel onderlinge strijd; er is een primitieve hiërarchie van edelen met onder hen een groep priesters en daaronder het gewone volk. Primitief vindt de wetenschap ook het gebruik om rivieren, open plekken en wouden als ‘heilig’ te beschouwen. 

Al meteen aan het begin van dit hoofdstuk doet zich een moeilijkheid voor. Om je in de zin van dit boek iets over de Kelten voor te stellen moet je een waagstuk ondernemen. Je moet je bril afzetten, je westerse visie op jezelf en op de geschiedenis durven loslaten. Je moet durven zien dat onze vooruitgang, onze technologie, en zelfs onze economie geen onverdeelde zegeningen zijn, en dat wij dientengevolge ook geen superieure mensen zijn. 

Je denkt misschien: dat begrijp ik. Het milieu is er slecht aan toe maar we gaan aan afvalscheiding doen – we lossen dat probleem wel op. Maar dat is niet het punt, en niet voldoende ook, om door te kunnen dringen tot de kern van waar het hier om gaat. Om een beeld van de Kelten te krijgen dat naar ons begrip recht doet aan dat volk, een groep volken moet je eigenlijk zeggen, die zoveel duizenden jaren de streken van Centraal Europa bewoonde, hebben we een heel ander standpunt nodig. We moeten daarbij uitgaan van de idee dat er voor ieder volk een reden is om er te zijn. Achter een volk leeft een machtige idee, een grondpatroon, een bepaalde bezieling, en het wordt eeuw na eeuw aangezet een bepaalde ontwikkeling te gaan. 

Dat standpunt vind je in de oude wijsheidsleer, waarin het verborgen weten is bewaard gebleven, toen het voor het overgrote deel van de aardse mensheid verloren ging. Zij vertelt ons over zeven werelden waarin de aarde bestaat. Zij maakt ons duidelijk dat de aarde leven en bezieling kent in zeven verschillende werelden, op zeven verschil- lende niveaus, in zeven bestaansvelden. Ook Mani heeft hetzelfde beeld gebracht. 

Over de zeven ontwikkelingsvelden of bollen kun je verder uitgebreider lezen in de Wereldbeschouwing der Rozenkruisers van Max Heindel, en in De Geheime Leer van H.P. Blavatsky. 

De druïden waren de wijzen van de Kelten. Zij legden aan hun mensen uit: ‘De aarde bestaat op zeven verschillende niveaus. En als deze aarde verdwijnt is er een nieuwe, in de cirkel van Gwynfyd, de cirkel der menselijke volmaaktheid, de cirkel van Gelukzaligheid.’ Dat is het wereldbeeld der druïden. Ook de mens is volgens die wijsheidsleer in beginsel zevenvoudig, en de volmaakte mens bestaat in zeven werelden tegelijk. 

Is dat moeilijk te begrijpen? Misschien wordt dit beeld eenvoudiger als je bedenkt dat de mens nu ook reeds in vier werelden bestaat: in de materiële wereld met zijn stoflichaam, in de etherwereld met het levenslichaam dat het stoflichaam doet leven, in de begeertewereld via zijn astrale voertuig waardoor hij gevoelens kan ondergaan en zijn zintuigen kunnen functioneren, en in het onderste gedeelte van de mentale wereld waardoor hij in contact kan treden met willekeurig elk idee dat er in die sfeer is. Via boeken, media, internet, wel te verstaan.

Ons bewustzijn is in alle vier gebieden werkzaam, vangt er impulsen uit op en reageert erop, maar wij hebben slechts ‘ogen’ voor de zichtbare, uiterlijke wereld der verschijnselen. En het zal nog wel enige tijd vergen voordat onze intuïtie zo sterk ontwikkeld is dat wij in de wereld der ideeën direct kunnen waarnemen. Bij de druïden was de intuïtie veel sterker ontwikkeld, en hun verbinding met de ‘onbekende helft’ zeer intens. Hun voorstellingsvermogen was geoefend door de jarenlange inspanning om de vele duizenden verzen van hun wijsheidsleer te onthouden en door te kunnen geven. 

Een volk heeft een reden om er te zijn, zo schreven we. Achter een volk leeft een machtige idee, een grondpatroon, een bepaalde bezieling, en een volk wordt eeuw na eeuw aangezet een bepaalde ontwikkeling te gaan. Zoals achter een persoonlijkheid een hoger zelf en een microkosmos tot een bepaalde ontwikkeling, tot een bepaalde werkzaamheid aanzet, zo werkt een zelfde grote kracht en inspiratie achter een volk. 

De moderne archeologie heeft steeds de neiging zich boven de volken te plaatsen die zij onderzoekt. Over de Kelten en hun Wijzen, die eertijds heel Europa bevolkten, lees je alleen maar in negatieve bewoordingen. Dat komt vooral omdat zij geen literatuur en geschriften hebben achtergelaten, en de moderne mens nu eenmaal niet kan geloven dat er ook een levend weten bestaat! We zullen daarop later in dit hoofdstuk nog terugkomen. 

In de westerse manier van denken over de Kelten is het zo vanzelfsprekend dat zij inferieur zijn dat er maar op weinig plaatsen iets positiefs over hen te lezen is. De film Gladiator laat een veldslag tussen het strak georganiseerde Romeinse leger en een groep halfwilde Galliërs zien, en de laatsten komen er in de beeldvorming maar bekaaid vanaf. 

Dat begon al bij de klassieken. Aan het begin van onze jaartelling is de expansiedrift van de Romeinen zo groot dat het Middellandse-Zeegebied niet meer voldoende voor hen is. Afrika hebben zij reeds veroverd, dat wil zeggen: de noordelijke kusten ervan, en ook in oostelijkerichting, naar Perzië en het Nabije Oosten zijn verschillende rooftochten geweest. Omdat het politiek gezien nodig is om ‘een groot veldheer’te zijn, die met flinke buit terugkomt, trekken de bevelheb-bers ook naar het noorden, om daar de bevolking het ‘voorrecht’ van hun beschaving te brengen. 

Als in de historische tijden door verschillende Romeinse auteurs over de Kelten en vooral over de druïden geschreven wordt, is hun bloeitijd reeds voorbij. De Kelten met hun bijzondere cultuur zijn op dat moment aan het einde van hun cyclus als volk. Dat einde is door het opkomende materialisme der Romeinen en het militaire inzicht en geweld waarmee zij kwamen behoorlijk bespoedigd. Niet eens zozeer door hun spreekwoordelijke wreedheid, maar meer nog door de meedogenloze energie waarmee ze het leefmilieu – de wouden – platbrandden en de Kelten uitroeiden. Ca. 150 v.C. bezetten de Romeinen Gallië en het Iberisch Schiereiland, in 51 v.C. het noorden van Frankrijk, de streken rond het Ile de France en Belgica (waartoe ook Nederland hoorde), in 142 n.C. trokken ze naar Engeland. Wat er over was van de druïden en de Kelten trok zich verder terug naar Ierland waar zij tot in 500 n.C. leefden. 

Julius Caesar bepaalde dat alle religieuze culturen vernietigd moesten worden. Daardoor werden ook de voorrechten van de druïden op religieus en politiek terrein ingetrokken. Het druïdisme werd als een gevaarlijke ketterij gebrandmerkt (een zeer beproefde methode). De beschermers en beoefenaars van een eeuwenoude, ja, duizenden jaren oude wijsheid werden achtervolgd als straatrovers en ze werden vogelvrij verklaard. Ze vluchtten naar Groot-Brittannië en naar centraal Duitsland; sommigen trokken zich terug aan de voet van de Pyreneeën. Ondanks deze dreiging werden de druïden gesteund en op handen gedragen door de lokale bevolking. Hun poëtische en mysterieuze wereldbeeld bleef naklinken in de harten der mensen, en het is niet overdreven te stellen dat hun bijzondere kennis sindsdien node is gemist. 

Het is de Romeinen niet gelukt de druïden volledig uit te roeien. Er is in de eerste eeuwen, tot aan de vijfde eeuw, bijvoorbeeld in de nabijheid van Toulouse een collegium van dru|« den geweest dat een zekere vermaardheid bezat, maar waarvan de activiteiten niet meer bekend zijn. Zij gaven zich pas gewonnen aan de leer en de pure beleving van de eerste christenen, die al in de vroege eeuwen van onze jaartelling in het land van Occitanië te vinden waren. Daarmee voelden zij zich verwant, daarin zagen zij de gloed van een nieuw weten waaraan zij de fakkel konden overgeven, de fakkel, die zij zo ongelooflijk lang brandend hadden weten te houden. 

Sindsdien heeft de mensheid nooit meer kunnen zien, hoe zij op de tijden van de zonnewende uit hun verborgen verblijfplaatsen naar de uitlopers van hun wouden trokken om daar een of andere gewijde ceremonie te voltrekken. Onbekend ook is sindsdien de verheven schoonheid van het rituaal van de maretak. Op het gras rond een heilige eik, aan de zoom van het woud, werd een driehoekig altaar op – gesteld. Op elk van de drie hoeken brandde een vuur. Achter het altaar stond de beker, gevuld met maretak die gesnoeid was met een gouden sikkel. En sindsdien heeft niemand meer een druïde gezien, die, staande bij deze heilige plaats, een stuk brood in de beker wierp, en het geheel overgoot met het geperste en gegiste druivensap, de wijn. Als wij deze handelingen overdenken, is het dan een wonder dat zij zich verwant voelden met het oorspronkelijke christendom? 

Waar kwam die wijsheid vandaan ? De geheime leer wijst erop dat de druïden bewaarders van een zeer oude kennis waren waarvan de oorsprong ligt in de nevelen van periodes van vóór ons huidige, Arische tijdvak. Zij zouden in Gallië de beschaving hebben gebracht, hetgeen erop wijst dat zij mogelijk een ander begin hebben gekend dan de Kelten zelf, of in contact stonden met nog een andere beschaving. 

De Keltische beschaving heeft zich niet uitgedrukt in gebouwen, infrastructuren of tempels – of het zouden de dolmen moeten zijn.

De Voortijd waarvan men aanneemt dat het graven zijn van grote stenen. Ook van de kringvormige steencirkels zoals Stonehenge en Woodhenge, die een grote astronomische kennis verraden, blijft de ware betekenis verborgen, net als van de cromlechs, een soort monumentale poorten van ruwe stenen, samengesteld uit een of meerdere grote steenblokken die dwars op twee of drie rechtopstaande stenen lagen. Ook mysterieus zijn de wouden van stenen te Carnac, Bretagne, opgetrokken uit verticale stenen, menhirs, in een ritmisch patroon. 

Daarvan zijn er maar weinige, en ze worden inderdaad voornamelijk gevonden in landen die door de oude Kelten werden bewoond. Ze dateren van ver voor de christelijke jaartelling, men zegt van 6000- 3000 jaar geleden. Maar over het gebruik en hun betekenis is nauwelijks iets bekend. Wel weten we dat de druïden een integraal onderdeel van de Keltisch-Gallische sociale structuur vormen. Daarin kun je drie lagen ontdekken, volledig ondersteund door de moderne archeologie. 

De eerste laag wordt gevormd door de verschillende gebruiken en tradities die Indo-Europees zijn, dat wil zeggen: we vinden ze terug in andere culturen die dezelfde oorsprong hebben. Daaronder ligt een laag, die zijn fundamenten heeft in de periode van beginnende neolithische landbouwvolken, die oosterse en westerse elementen mengden, reeds vanaf 5.000 v.C. En als brede, nog dieper liggende bo demlaag zijn daar de tekenen van riten en gebruiken van de jager-verzamelaars – waarvan de oorsprong wel 20.000 jaar terug ligt. 

De universele wijsheid, die vertelt over de verborgen geschiedenis van de mens, vertelt dat hun oorsprong nog veel verder terug ligt – en stamt uit de tijden van het verdwenen continent van Atlantis. Het is daar dat wij hun oorsprong vinden, en de bron van hun verborgen kennis moeten zoeken, alsmede de oorsprong van de speciale band die zij met de bovennatuur hadden en onderhielden. 

Onlangs is er een cirkel van 54 boomstammen, allemaal massiefdikke eikenstammen, teruggevonden, aan de Engelse kust van Norfolk, bij het plaatsje Holme-next-the-Sea, met in het midden een omgekeerde eik waarvan de wortelkern een soort tafel vormde. Na Stonehenge, een cirkel van stenen, en Woodhenge, een cirkel diep in een woud, werd deze cirkel van hout Seahenge gedoopt. Door de extreme werking van de getijden was deze in 1998 uit het water aan de oppervlakte gekomen, en omdat men vreesde dat de cirkel, na duizenden jaren onder het zand geconserveerd te hebben gelegen, binnen enkele jaren zou verdwijnen, heeft men hem geheel geconserveerd. Hij wordt nu, op exact dezelfde positie, verankerd en teruggeplaatst. 

Aan de hand van de jaarringen werd de ouderdom van deze cirkel vastgesteld op precies 2050 voor Chr. De centrale eik was 150 jaar oud toen hij – waarschijnlijk ten gevolge van een storm – neerging, de bomen eromheen waren allemaal precies één jaar later geveld. Hij zou gediend hebben voor ceremoniële doeleinden, zegt men. Of is er meer? Markeerde het een heilige plek; was het een brandpunt waar de goden een heilige eik neerhaalden om zo contact op te nemen met de bewoners van Abred, dat is: deze aarde? Nog een voorbeeld van hun indrukwekkende, verloren gegane kennis? Er gaat een stille kracht uit van de cirkel van Seahenge, die het hart beroert. 

De kennis die dedruïden hadden van flora en fauna, de medische toepassingen van kruiden en planten is indrukwekkend geweest en gebaseerd op een diepgaande kennis van het menselijke stelsel. De schaarse kennis die nu nog over het druïdendom bestaat komt tot de jeugd van de eenentwintigste eeuw in de vorm van karikaturen: wie over de maretak hoort denkt allereerst aan stripfiguren. 

Wie weet evenwel nog dat de druïden deze maretak of vogellijm om heel andere redenen vereerden dan om ‘toverdrank’ te maken? De maretak was voor hen naast een belangrijk geneeskrachtige plant een symbool van hoger leven. Wie weet nog dat de maretak een plant is die nooit de aarde beroert, gedragen als ze wordt door de levenskracht en de rijkdom van de eeuwenoude eiken in de heilige wouden ? Zo zal de geestziel van de oorspronkelijke mens gedragen worden door de aardse persoonlijkheid, maar nooit deze aarde willen en kunnen bewonen ! 

De maretak is geen parasiet in de gebruikelijke zin van het woord. Ze krijgt water van de eik, zonder dat deze in gevaar komt; haar voedsel vormt ze in feite zelf in de bladgroenkorrels. De wijzen en priesters, die de geneeskracht van de maretak kenden en in hoge ere hielden, beschouwden haar als een gift uit de andere wereld, de wereld der levenden; een gift uit de cirkel van Gwynfyd. De maretak is niet onderhevig aan de wisseling der seizoenen. Haar bessen rijpen in de koudste periode. Zij vermijdt alles wat met de aardse kringloop te maken heeft. Ze kent geen onder- en bovenkant, en haar vorm is rond. De ontkiemde zaadjes van de maretak groeien alle richtingen op, maar niet omlaag, zoals die van alle andere planten. Zij is – zo kun je denken – gericht op de volmaaktheid, ze is onaards en onderhoudt een bijzondere relatie met het licht. De wijze druïden zagen in de maretak een tastbaar bewijs van de goddelijke hulp die ons, mensen, noodzakelijk aanwezig in de cirkel der ervaring, geboden wordt. 

Het nietige plantje groeide in de reusachtige wouden, die duizenden hectaren bestreken, vol afgelegen plekken, waarin het rumoer van de onderlinge stammenstrijd nauwelijks doordrong. Waar een oneindige stilte heerste, gedragen door het ruisen van de wind en waar het geweld van opkomende en ondergaande beschavingen aan voorbijging. Veldlijsters eten de bessen van de maretak en, via hun snelle spijsvertering, laten ze de zaadjes ervan achter op andere bomen. Of ze strijken hun snavel waaraan de zaadjes blijven kleven weer af aan takken waardoor de maretak van boom tot boom kan groeien. 

Wie weet nog hoe je er een bijzonder effectieve wondzalf van mengt? Wie weet nog hoe je de plant moet aanwenden als een genees- middel tegende ‘heilige’ziekte, de epilepsie? De druïden konden niet weten dat maretak polypeptiden bevat, visotomine en biogene amino-choline, maar ze wisten wel dat de maretak bloeddrukverlagend is en de groei van tumoren tegengaat, omdat zij goed in staat is licht en (levens)warmte vast houden. 

Is het een wonder dat deze gewijde mannen en vrouwen met hun geweldige inzicht, uitstijgend boven de aardse ruimte en tijd, hun indrukwekkende kennis van de kosmos, deze plant als een gave, als een universeel geneesmiddel beschouwden, direct stammend uit ‘de oneindige vlakten’, of, zoals het ook wel werd genoemd: ‘het land der levenden’? 

Hun kennis en hun wijsheid is voor de mensen van deze tijd verloren. In de encyclopedieën lees je over de Keltische godsdienst als een bijzonder ingewikkeld systeem van dier- en oorlogsgoden, vele malen bonter dan de Egyptische hemelbewoners, maar weer wel veel overeenkomst vertonend met het oude hindoeïsme van de Brahmanen. De wetenschap veronderstelt daarom dat beide een zelfde Indo-Europese oorsprong hebben. Dat is, als we de visie van de verborgen wijsheid volgen, niet onterecht. Want beiden hebben een draagvlak, een basis die veel dieper ligt. 

Het geloof der Gallische Kelten moeten we dan ook zien als een uitvloeisel van de oorspronkelijke, zuivere wijsheidsleer, maar ook als een verbastering ervan. Want reeds in het begin van onze jaartelling, in de eerste en tweede eeuw, zijn de laatste oorspronkelijke druïden overgegaan in en versmolten met de eerste christelijke groeperingen toen die daar vanuit de meer oosterse delen van het Romeinse rijk ontstonden. 

Dat verklaart waarom je bij de Bogomielen op de Balkan enkele overblijfselen uit hun leer (de rotsgravures!) bewaard vindt. Ook door de katharen van Occitanië zijn een aantal ceremoniën geërfd en levend gehouden. Veel van de kennis der geneeskunst, die de bonshommes op meerdere niveaus bezaten, stamde af van de esoterische wetenschappen waarvan de druïden de sleutel bezaten. Er zijn voldoende tekens en figuren achtergebleven op de rots die dit bewijzen, zoals het ook bewezen wordt door de weinige ‘ketterse’ documenten die in beslag genomen zijn en diep weggeborgen werden in de bibliotheken van de middeleeuwse kloosters en die van het Vaticaan, onbereikbaar voor het gewone volk. 

Wie de sleutel heeft, wie begrip heeft van de twee natuurorden, zal die oorspronkelijke basis kunnen herkennen. Hij zal tevens begrijpen dat in onze samenleving die esoterische wijsheid en de bijzondere kosmologische kennis waaruit de leer der druïden voortkomt nooit meer een levende factor kunnen worden, ondanks het feit dat in 1717 in Engeland een vorm van neo-druïdisme nieuw leven is ingeblazen. Want kijk maar eens naar die foto’s van mannen en vrouwen die in witte gewaden door Londen lopen, of zich verzamelen bij Stonehenge. Ze zullen je een sterk gevoel geven van ‘dit klopt in onze tijd niet meer ’, ook al kloppen verschillende van hun inzichten zeker wel, en zijn ze waard om gehoord te worden. 

Voor de druïden bestond ‘tijd’ niet zoals wij hem kennen. Zij kenden slechts de wederkeer, in de wisseling der seizoenen, in de wisseling ook van de lichamen van de mens. Hier, op de aarde van de geboorte, op de eerste aarde, waar de mens móet zijn, ongeacht zijn wil, leeft hij in de cirkel der noodzakelijke veranderingen, die Abred werd genoemd. 

De tweede cirkel heette Gwynfyd. Dat is de cirkel der gelukzaligheid. Daar ziet de mens die streeft zijn ideaal tot werkelijkheid worden. Daar ontspruit alles direct uit het Ene Leven en daar heeft de mens een lichaam van Licht, een lichtkleed. 

En de derde cirkel is die van Ceugant. Het is de cirkel van God-Zelf, de Ene, die in en om alles is, die alles draagt en die het Leven aan élk leven geeft. Die is, zonder ooit minder te worden. 

In Abred, de eerste cirkel heeft de mens vrijheid van handelen – maar is hij gebonden aan de noodzakelijkheid. Wat wil dat zeggen? Niets anders dan: de mens mag vrij handelen, maar de gevolgen daarvan komen bij hem terug, en zij zullen bepalen hoe hij verder handelen zal en handelen kan. We herkennen hierin de aloude leer van karma, de wet van oorzaak en gevolg der Brahmanen uit het Indië van de oertijd: wat gij zaait zult gij maaien. De keuze is de vrijheid, het basisrecht van menszijn. De verandering die uit de keuze volgt, kan verruiming zijn, kan ook beperking zijn. En het is steeds de keuze tussen goed en kwaad. Niet voor het kleine, voor jezelf, dat is beperking. Het goede is: het welzijn van anderen. En daaruit ontstaat zedelijke groei! Wie zedelijk volwassen is, kiest nooit afwijkend van het welzijn van anderen. En naarmate dat innerlijk zedelijk besef groeit, kan de mens de drie voorrechten beter begrijpen, die hem in Abred tot hulp zijn:

    • de goddelijke hulp;
    • het voorrecht deel te hebben aan de goddelijke liefde;
    • en het vermogen, in overeenstemming te handelen met God, teneinde het eigen levensideaal en het einddoel van alle leven te bereiken.

Tegelijkertijd zal hij de diepe achtergrond verstaan van de drie noodzakelijkheden die binnen de aardse cirkel voorwaarden voor innerlijke groei zijn:

  • het lijden; 
  • het in stilte verdragen van de wisselingen van het lot; 
  • de vrijheid van keuze waardoor hij vooraf zijn eigen lot bepaalt.

Is het een wonder, met zo’n gestaalde filosofie, dat men in de Kelten een trots en moedig volk zag dat de dood niet vreesde? Een Kelt zou immers altijd in een nieuw voertuig de cirkel van Gwynfyd betreden ? In deze tweede cirkel wacht de mens geen stilstand, maar opnieuw een ontwikkeling, steeds hoger en verhevener. Hier leert de mens zichzelf kennen, zonder bedekking, zonder sluier. Hij ziet en ervaart, ja hij wordt één met de oorsprong van zijn wezen. 

Hij zal elke herinnering aan iedere bestaanstoestand terugwinnen. Zijn waarnemingsvermogen zal uniek zijn, en volstrekt onbevooroordeeld. Hier is hij in staat, het eigen ideaal volkomen te verwezenlijken. In de cirkel van Gwynfyd zijn de mens weer drie voorrechten geschonken:

  • de bevrijding van het kwaad;
  • de bevrijding van alle nood en gebrek; 
  • de bevrijding van de dood.

En het resultaat zal zijn: Awen, Liefde, Leven: de oorspronkelijke geest zal heersen en stralen in allesomvattende liefde voor het ene leven. Dit zijn enkele elementen van de wijsheid die de druïden gedurende eeuwen en eeuwen levend hebben gehouden. Een wijsheid die als een levend wezen werd geëtst in de onafhankelijke geesten van de zonen van de Keltische nobelen. In hun goed verborgen verblijfplaatsen, in het diepst van de heilige wouden, leerden zij hen deze dingen begrijpen en eigen maken.

De leer der triaden waaruit hierboven is verteld, is nog veel uitgebreider en meer omvattend. Als je erin doordringt zul je zeker een bepaald gevoel van herkenning voelen trillen, en zul je andermaal verbaasd zijn over de oneindige bemoeienis, die de broederschap onderhoudt met de mensen in de eerste cirkel, de cirkel van Abred. 

En toch, in het onverbiddelijke ritme van de tijd die voor hen zo onbelangrijk was, viel het doek voor dit mysterieuze priestergeslacht dat zo door de Romeinen werd gevreesd. Waarom konden zij niet blijven bestaan?

Om dat te kunnen begrijpen keren we terug naar de idee dat er achter ieder volk een bezielende kracht drijft, en dat bijgevolg er voor ieder volk een noodzaak tot bestaan is. De manier waarop de Kelten hun wijsheid beschermden en bewaarden was gebaseerd op mondelinge overdracht. De twintig- tot dertigduizend verzen die ze van buiten leerden werden doorgegeven in persoonlijk contact van leraar op leerling. De kennis van de cirkel der Gelukzaligheid, zoals we hierboven beschreven hebben, kwam tot hen in ‘openbaring’. Zij zagen de werkelijkheid ervan met intuïtie, in visioenen voorzich. 

De moderne wetenschap zegt dat zij verdwenen omdat ze niet opgewassen waren tegen het strategisch inzicht, de militaire overmacht en het technische vernuft van de Romeinen. Dat is zeker zo. De oude wijsheidsleer wijst op nog een oorzaak, op nog een reden, die wij in feite belangrijker vinden. De ontwikkeling van de mensheid kon niet blijven staan bij het passief overgedragen krijgen van de wijsheid der eeuwen. Daarin zat een automatisme, een vanzelfsprekendheid die de mens afhankelijk hield. Dat veld, dat de mens zo lang beschermd had, moest hem nu loslaten, moest hem nu aan zichzelf overlaten. Geheel onbeschermd, hetgeen een harde leerschool is, maar daardoor wel op eigen benen staand. 

De mens moest leren zelf, uit het verlangen van zijn eigen wezen, het Goddelijke opnieuw te naderen. Hij moest, in de nieuwe periode, God in zichzelf kunnen vinden, door de ziel te winnen. Aan het einde van de voorchristelijke jaartelling was de tijd daarvoor rijp. De mens kon dat, indien hij het eigen intellect zou laten leiden door een impuls van universele liefde, van werkelijke broederschap die in zijn hart opkomt. De mens kon dat, als hij zijn eigen waarneming zou vervolmaken, door te zien waar anderen lijden. De mens kon dat, als hij zou leren erkennen dat God, het Goddelijke, in hem verzonken lag en ligt, en wacht op regeneratie. 

En daarmee was het einde van de Kelten als bewaarders van de oude wijsheid ingeluid. Het waren niet de Romeinen, die het tot deze stap wisten te brengen. Wel hebben de Romeinen het materialisme tot grote hoogten gestuwd. Zij hebben hun intellect gescherpt door zich te buigen over tal van technische problemen, die zij voortreffelijk wisten op te lossen. Met hun wil hebben zij indrukwekkende staaltjes van architectuur en constructie gerealiseerd. Kilometerslange aquaducten hebben zij aangelegd, en hun wegen doorsneden geheel Europa en Klein-Azië. Indrukwekkend ook is hun passie voor aardse schoonheid en de psychologie van de mens. 

Voor het diepere mysterie van het menszijn hadden zij echter geen goed gevoel, terwijl ze er wel een soort nieuwsgierige hang naar hadden. Je kunt dat zien aan de enorme hoeveelheid culten die zij uit alle overwonnen landen naar zich toe haalden. Aan het einde van hun cultuur waren er vele tientallen, maar nergens werden ze gedragen door een levenshouding die ermee in overeenstemming was. 

De eersten die de nieuwe levensles in de praktijk brachten, waren de volgelingen van de Nazarener, zoals ze toen werden genoemd, van Joshua de Gekruisigde, de leerlingen van Jezus-de-Heer, zoalswijhem nu aanduiden. Toen zij in de eerste eeuwen van onze jaartelling voet aan land zetten bij Marsilia, het huidige Marseille, brachten zij de graal en haar wonderschone wijsheid mee naar het avondland. De druïden wisten reeds geruime tijd dat het einde van hun cyclus nabij was. In de eerste christenen herkenden zij de puurheid en de schoonheid van het nieuwe rituaal, opgedragen door het omgewende en gereinigde mensenhart. Wetend dat zij hun eeuwenoude taak tot een goed einde hadden gevoerd, droegen de druïden aan hen de fakkel van innerlijke wijsheid over. 

Bron: Gnosis – Stromen van Licht in Europa door Peter Huijs

LEES MEER OVER GNOSIS, STROMEN VAN LICHT IN EUROPA

BESTEL GNOSIS STROMEN VAN LICHT IN EUROPA

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE KELTEN EN DE DRUÏDEN