Achtste zang: O Esclarmonde, prinses der katharen – gedicht en toelichting uit ‘De weg der katharen’

O Esclarmonde, licht in duistere wereld,
uw naam verwees naar de éne rots,
de rots waarop men bouwen kan
als alles in puin vervalt
en graven naast ruïnes verrijzen.
Gij waart een hoeksteen,
gevoegd in eigen hartegrot,
die openstaat voor goddelijk Licht.

O,Esclarmonde, prinses der katharen,
over u nu zing ik dit lied.
Niet als troubadour
die zingt over zijn schone Domna,
de eeuwige Sophia van de reine ziel,
maar als troubadour
die de laurier zag groenen.

O Esclarmonde, wie was toch uw Merlijn,
die de edele levenslessen leerde
hoe de ziel weer één kan worden
met de goddelijke Geest,
hoe de parel weer tot glans kan komen,
de prins zijn prinses weer voor eeuwiglijk ontmoet.

O Esclarmonde, wie was uw Merlijn,
die zulk een rijke zieleburcht gaf,
zodat uw zielekracht ruimte en beschutting schonk
aan hen die duisternis vreesden
en vluchtten voor schaduwen van kwaad.

O Esclarmonde, toen gij het consolamentum ontving,
waart gij werkelijk zuiver van hart.
Toen de Geest zich over uw hoofd spreidde
en als een witte duif
al het oude vernieuwde
ontwaakte de adelaarskracht
van de volmaakte geestziel.

O Esclarmonde, welk een licht
scheen toen in de duistere harten
die zochten naar het eeuwige Ene.
Hoe blind waren zij
die meenden te zien in duisternis,
hoe wetend waren zij
die zwegen in heilige stilte.

O Esclarmonde, gij schoon godenkind,
prinses der zuiveren van hart,
schitterende ster, levend pentagram,
geboren in eigen grot van Bethlehem.
Geen vuur heeft uw bruiloftsmantel kunnen deren,
geen haat kon u werkelijk schroeien,
want het was eeuwige liefde
die straalde door hart en hoofd.

Vaarwel Esclarmonde, schitterende sterreziel,
omkleed met een zuivere mantel van ijle stof
die niet van deze aarde is.
Vaarwel mijn lieve Esclarmonde,
ik buig ootmoedig voor u neder.
In beperking, kleinheid en onvolmaaktheid
kus ik uw zachte hand als troubadour van God.

Vaarwel Esclarmonde, eens zult gij terugkeren
om de oogst verder toe te bereiden.
Dan zal uw geopende hart weer kloppen
in een andere mantel van vlees
en zal Merlijn weer aan uw zijde staan
als een rijke burcht, vol licht.
Weer zal uw liefde zich spreiden
voor hen die verzaakten en achterbleven
of te jong stierven op het pad van heil.

Ik groet u Esclarmonde, schoon godenkind.
Ik groet u Esclarmonde, prinses der katharen.
Ik groet u met witte en rode rozen.
Ik groet u met handen vol tekort.
Vaarwel Esclarmonde, rots der katharen,
ik groet u met heel mijn rozenhart.

Een kruisleger van de inquisitie van circa 15.000 man belegerde tien maanden lang de ‘ketterburcht’ Montségur. Daar de ligging van de Montségur het de vijand onmogelijk maakte haar al te makkelijk in te nemen, konden ongeveer honderdvijftig strijders de verdediging van de burcht zo lang volhouden. Door verraad van de geheime toegang kon de vijand echter binnendringen. Pierre Roger de Mirepoix en Ramon de Pérelha moesten als leiders het bevel geven het verzet te staken.

Het is 2 maart 1244. Een voor velen raadselachtige afspraak tussen de belegeraars en de katharen werd gemaakt op de ‘pog’ van de Montségur. Raadselachtig echter voor hen die niet weten dat er ook onder de belegeraars diverse sympathisanten waren van de katharen, die zich echter uit hoofde van hun functie, rang of stand gedwongen voelden deel te nemen aan het kruisleger. De katharen kregen 14 dagen de tijd om hun spirituele arbeid af te sluiten.

De prijs was hoog het leven van de 205 aanwezige katharen. Het was hun eigen voorstel in ruil voor de vrijheid van het garnizoen dat hen had verdedigd. De leiders van het inquisitieleger, Hugues des Arcis en Gui de Lévis moeten op een of andere wijze de inquisitie hebben kunnen overhalen om tot een vergelijk te komen. De invloed van degenen in het leger die met de katharen sympathiseerden, zal hierbij zeker zijn aangewend.  

Op 15 maart mochten 205 katharen, – parfaits en pûrs – uit handen van de geliefde grootmeester Bertrand d’en Marti het consolamentum der stervenden ontvangen. In de kapel kwamen allen voor een laatste dienst bijeen. In de hele omgeving moet de stralingskracht van het Licht gevoeld en gezien zijn toen tijdens het rituaal het Christuslicht als op een tweede Golgotha zich in lange golvende trillingen verspreidde.

In de nacht van 15 op 16 maart was het de edelmoedige Amiel Aicart die, vergezeld van enkele trouwe broeders, de spirituele broeders, de spirituele attributen, de schat der katharen, voor de wereld in veiligheid bracht, om deze in latere tijden weer aan te wenden. Als opvolger van d’en Marti zal hij nog tientallen jaren in het dal van de Ariège werkzaam zijn in dienst van de kathaarse broederschap.

Het is 16 maart 1244. In de vroege ochtend verlaten de bewoners van het kasteel in vier groepen de burcht. Eerst zij die in vrijheid gesteld worden en tot slot de katharen, met aan het hoofd van de stoet de patriarch Bertrand d’en Marti.

Voor hen wachtte aan de voet van de Montségur, op een klein veld, een enorme brandstapel. Op het moment dat deze vlam vatte, wiepen de katharen zich onder het zingen van hun gewijde liederen in het vuur. Ondanks de stoffelijke vernietiging van hun werk hadden zij hun doel bereikt. Het geheim van het innerlijke christendom was in de harten van tallozen ontwaakt en zou in de toekomst veilig gesteld zijn. In een ontroerende apotheose volgde hun ontzagwekkend offer in het vuur van de wereldse haat.

In dat ultieme ogenblik verenigde de Heilige Geestkracht zich op uiterst indringende wijze met hen die zich in het vuur geworpen hadden als een offerande voor mens en wereld. De toeschouwers deinsden terug voor iets wat zij ongekend hevig voelden, voor iets wat hen de dag tevoren ook al onrustig had gemaakt en nu met huiver vervulde, maar wat ze niet konden waarnemen.

Het vuur straalde zulk een intense hitte uit dat het velen zich plotseling op de grond wierpen. Anderen deinsden achteruit of werden van hun steigerende paarden gegooid. Als door een plotselinge stormwind aangewakkerd, schroeide het vuur de belegeraars, kort en hevig, om daarna, even plotseling als het zijn mysterieuze verzengende hitte had verspreid weer terug te keren tot zijn normale vorm. Voor de katharen was de reis der sterren werkelijkheid geworden. Reeds tijdens hun leven stonden zij in de lichtkracht van de vijfpuntige ster, het pentagram.

In de verte wendde Amiel Aicart zijn blik van de vlammen af. Tranen vervulden zijn ogen. Een lange en eenzame weg wachtte hem, een weg die eens opnieuw in de stof vervolgd diende te worden en door velen niet direct begrepen zou worden. Een weg vanuit het Christuslicht. Een weg ter ontsluiting van de verborgen schat. Terwijl het vuur van de brandstapel de lichamen van de katharen verteerde, weerklonk plotseling luid uit de mond van een troubadour die getuige was van dit aangrijpende, mystieke brandoffer de profetie:

‘Mais apretx sept cent ans verdejo lé laurier sur Cendrum des Martyrs!’

‘Maar, na zevenhonderd jaar zal de laurier weer groen worden op de plaats der crematie van de martelaren!’

Het lot van de troubadour was bezegeld. De inquisitie, de ‘rechtbank van God’, zorgde ervoor dat hij niet meer kon zingen en schrijven. Maar zijn profetie galmde door het dal van de Ariège en vulde de harten van ontelbaren en bracht vreugde in het hart van zijn broeder Amiel Aicart. 

Zevenhonderd jaar later incarneerde een zekere Gadal, hoeder en verkondiger van de kathaarse mysteriën. Het was deze geliefde broeder die in 1944 in aanwezigheid van zeven personen, waaronder Maurice Magré, de profetie van de troubadour ontbond. Op de plaats der crematie van de martelaren. Hij die toentertijd als eerste de brandstapel inliep, wist wat zevenhonderd jaar later zou plaatsvinden: de herleving van het katharisme in een ander gewaad, onder een andere naam.

Deze Gadal heeft als een Galahad de kathaarse mysteriën doorgegeven aan hen die toen voor het eerst werden aangesproken met grootmeester en grootmeesteres: Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) en Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22). De kathaarse mysteriën werden overgedragen aan de mysterieschool van het Gouden Rozenkruis, terwijl het grootmeesterlijke zegel van de patriarch Nicetas in handen kwam van de grootmeester van het Rozenkruis.

Het monument Galaad, steenhoop van de getuige, werd op 5 mei 1957 nabij Ussat-les-Bains opgericht als een bevestiging van de levende krachtlijnen die de broederschap van de Katharen, van de Graal en van het Rozenkruis – de Driebond van het Licht – verbinden. Het betreft hier niet een of andere organisatie in de stof, maar een voertuig dat door haar subtiele gewaad in de stoffelijke wereld in staat is de lichtkracht van de Universele Broederschap te spreiden.

Het goud symboliseert hierbij de spirituele zonnelichtkracht die in staat is ons hele lichaamsstelsel om te zetten in een lichtlichaam. Het kruis is het universele symbool van de innerlijke weg hiertoe en de roos het symbool van de Christuskracht in ieders hart.

Ieder mens of iedere broederschap, waar ter wereld ook en in welke tijd dan ook, die bereid is te werken vanuit de lichtkracht der Universele Broederschap wordt tot een voertuig van de kracht van de Heiligende Geest, de Paracleet, de witte duif

In een visioen dat Gadal eens op Palmpasen in de kathedraal van de Lombrives kreeg, schouwde hij tot in het kleinste detail de verbranding van de 205 katharen. Zijn indrukwekkende visioen eindigt met de zinnen:

Plotseling een Duif, een witte Duif van de Paracleet steeg omhoog
vanuit het midden van de brandstapel, vliegt langzaam naar het
kasteel, trekt eromheen, volgt een moment de weg van
de katharen, richting grotten van de Sabartez;
vervolgens schiet ze weg als een pijl in de
richting van het Oosten
Haar missie was
voltooid.

Bron: De weg der katharen – dertien zangen van een troubadour door Marcel Messing (niet meer in druk verkrijgbaar)

Eén gedachte op “Achtste zang: O Esclarmonde, prinses der katharen – gedicht en toelichting uit ‘De weg der katharen’

  1. Mieke Vulink

    Merci millefois. Op Zondag 27 juni zijn we vanuit Montségur naar Foix gereden en voelden we ons meteen verbonden met Esclarmonde (en met Draken, een witte en roze, 17e dimensie). We hebben Lichtwerk gedaan in de bovenkamer van de ronde Toren, onder de zespuntige ster (tevebs Zegel van Salomon?) Vervolgens vind ik ’s avonds, hier, dit gedicht over haar, en lees daarna nogmaals wat er op de Montségur gebeurd is ?️?️. Ja, we zijn allen weer teruggekeerd om het Christuslicht in onszelf te her-ont-dekken en het heilige werk voort te zetten. Dankjulliewel voor het plaatsen van deze prachtige tekst! We gaan deze week richting de grotten. Alles wordt geleid, vanuit een eeuwige grootsheid ?

Reacties zijn gesloten.