KATHAREN WEBINAR 1 – KATHAREN WEBINAR 2 – KATHAREN WEBINAR 3
De bovenstaande video is een opname van het eerste webinar van een serie van drie met de titel Volg de kathaarse voetstappen van het Gouden Rozenkruis. Het webinar is gehouden op maandagavond 25 april 2022 en werd gepresenteerd door Mirjam Duivenvoorden (midden), Peter Huijs (rechts) en Dick van Niekerk (links). Hieronder volgt de integrale tekst van de inleiding, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 uit de cursusmap.
INLEIDING
Zo’n acht eeuwen geleden bloeide het katharisme (katharos betekent ‘rein, zuiver’) in Zuid-Frankrijk en in grote delen van Europa. ‘Goede christenen’ noemden de katharen zichzelf en ze waren verenigd in hun ‘kerk van liefde’. De term kathaar werd hun pas eeuwen later van buitenaf toebedeeld. Deze zuivere, spirituele beweging was geënt op de wortels van het oerchristendom en de tradities van de gnosis. God is Liefde: het zijn de drie woorden waarmee de kathaarse religie beknopt samengevat kan worden (zie eerste hoofdstuk).
Centraal stond bij hen de navolging van Christus. Dat is een verlossingsweg waarop ieder mens de, in zijn eigen wezen aanwezige, goddelijke lichtkern vrij kan maken. De katharen gingen er daarbij van uit dat ieder mens een wezen is van twee werelden: enerzijds de voor iedereen waarneembare wereld, anderzijds de oorspronkelijke, goddelijke wereld. Ieder mens heeft het daarom in zich om een volmaakte te worden, een parfait of parfaite zoals de katharen dat noemden (zie hiervoor tweede hoofdstuk).
Vrouwen hadden een sleutelpositie binnen het katharisme en werden als gelijkwaardig aan de man beschouwd: vrouwen konden tot volmaaktheid komen, uitgroeien tot een parfaite. Deze benadering maakte het katharisme niet alleen extra aansprekend; het was voor die tijd ronduit baanbrekend (zie hiervoor derde hoofdstuk)!
Waarom een Innerlijk Bron-cyclus over de katharen? De school van het Rozenkruis voelt zich nauw verbonden met de katharen. Beide vormen een schakel in de keten van de driebond van het licht: Graal, Kathaar en Rozenkruis. Deze drie stromingen vertegenwoordigen respectievelijk de kennis, de liefde en de daad, die onophoudelijk vanuit het goddelijk gebied op aarde inwerken en zo de mensheid bijstaan om de weg tot terugkeer te vinden en te gaan (zie hiervoor hoofdstuk vier).
Was het de onkreukbaarheid van de parfaits, hun puurheid en eenvoud, hun respect voor mens en dier, hun absolute toewijding aan het eenmaal gekozen levensdoel die indertijd velen tot navolging inspireerden? En wat is het toch dat ook nu nog een onvermoede snaar in ons wezen doet aanslaan? In deze cyclus doen we in gezamenlijkheid een poging om hierop een antwoord te vinden.
Aan het eind van dertiende eeuw is het katharisme door de heersende machthebbers als concrete verschijningsvorm gewelddadig verdreven. De geest van dit zuivere, innerlijke christendom laat zich echter nimmer verdrijven, is onvernietigbaar en van alle tijden. Het in 2021 verschenen boek Plaatsen waar de Geest waait legt daarvan eens te meer een indringende getuigenis af. Het is in concentrische cirkels geschreven rond de persoon van Antonin Gadal, ‘de laatste patriarch der katharen’, en geldt bij de volgende hoofdstukken als de stille leidraad.
HOOFDSTUK I – DE GNOSTIEKE ACHTERGRONDEN VAN HET KATHARISME
Doel van dit eerste hoofdstuk is om je globaal vertrouwd te maken met de leringen van de katharen en de achtergronden daarvan. Allereerst staan we uitvoerig stil bij het begrip gnosis dat de laatste jaren steeds meer gezien wordt als de derde component naast theologie en theosofie in de Europese cultuurtraditie. Na eeuwen van vergetelheid hebben de katharen – vooral in de twaalfde en dertiende eeuw – samen met hun zielsverwanten uit het oosten, de bogomielen – bij benadering tussen 950-1470 – de gnosis weer volop in het Licht gesteld. Het tweede deel schetst in vogelvlucht de baanbrekende, bevrijdende leerelementen die de katharen brachten en die het tot dan toe feodaal geknechte middeleeuwse individu in de sfeer van de kerk van de liefde ongekende bevrijdings- en verheffingsmogelijkheden boden. We maken daarbij de verbindingslijnen duidelijk tussen de opvattingen van de eerste christenen en de katharen.
Gnosis, een korte oriëntatie
Er is nog nooit zo veel over gnosis geschreven als in de laatste decennia. Een mogelijke reden daarvan is dat de essentie van wat gnosis is, zich niet zomaar prijsgeeft. Zij blijkt moeilijk in woorden uit te drukken omdat gnosis een onmiddellijke innerlijke ervaring is. Wat verbaal kan worden uitgedrukt of in schrift wordt vastgelegd, is uiterlijk. Gnosis is dat niet. Dat is ook de reden waarom men van ‘mysteriën’ spreekt. De gemeenschappen waarin de gnosis werd gepraktiseerd heten mysteriescholen.
Gnosis is het Griekse woord voor kennis, inzicht. Gnosis betekent letterlijk kennis, geen zintuiglijke of cognitieve kennis maar kennis die rechtstreeks op ons bewustzijn rust, innerlijke kennis dus. Juist omdat deze kennis verbonden is met ons diepste innerlijke gevoel en verlangen, noemen we haar ook wel de kennis van het hart. Het is dus geen kennis die aan te leren is: je kunt niet afstuderen in de gnosis of drs. of MA in de gnosis worden. Gnosis is de diepe kennis van de grond van ons bestaan. In die zin is gnosis even oud als de mensheid: al vanaf zijn oorsprong wordt de mens – al of niet bewust – begeleid door de gnosis. Een gnostiek wijsgeer aan het begin van onze jaartelling drukte het zo uit:
Gnosis is de kennis wie we waren en wat we geworden zijn, waar we waren en waarin we geworpen zijn, waarheen wij ons spoeden en waarvan wij verlost worden, wat de geboorte is en wat de wedergeboorte.
De christelijke kerk heeft God tot persoon verklaard, een wezenlijk andere. Daarmee heeft ze God buiten de mens geplaatst. De gnostiek legt echter de nadruk op de innerlijke, immanente God. Ieder mens heeft een goddelijke kern. De mens zelf is ten diepste God. Maar we zouden God bijna fataal afperken tot het eigen bewustzijn als we het hierbij zouden laten. De immanente God kan niet zonder een verbinding met de transcendentie: God of Geest is het allesomvattende, in alles aanwezige.
De mens is een kind van God
Toen de mens uit het oorspronkelijke lichtrijk viel en op aarde kwam, bleef hij verbonden met het lichtrijk door een lichtvonk in zijn hart en de Logos – het Licht – vergezelde hem. Echter, geleidelijk aan is de mens zijn verheven afkomst vergeten, hij is zich er vaak niet meer van bewust wie hij in werkelijkheid is. De lichtvonk is verborgen geraakt. Zij rust toegesloten in het hart. Zonder hulp kan zij zich niet meer ontvouwen. Die hulp en wijsheid kan de mens van nu vinden in een waaier van religieuze stromingen en mystieke tradities. Samen noemen we die gnosis of gnostiek.
HOOFDSTUK I – DE GNOSTIEKE ACHTERGRONDEN VAN HET KATHARISME
Als de mens zich daarvoor openstelt, kan deze oerwijsheid de mens in het hart raken en uiteindelijk de lichtvonk tot leven brengen. Geleidelijk krijgt hij/zij hierdoor het inzicht terug in zijn goddelijke afkomst. Deze innerlijke kennis kan de gnosticus op zijn levensweg als leidraad gebruiken voor zijn handelen en denken, een en ander indachtig het Bijbelwoord van Jezus: ‘Het Koninkrijk Gods is binnen in u’.
Omdat de kennis hiervan de laatste decennia steeds meer verbreid is geraakt, wordt gnosis naast theologie en filosofie regelmatig als de derde component van de Europese cultuurtraditie aangemerkt. Het zijn juist de katharen die de gnosis in de middeleeuwen – na eeuwen van vergetelheid – weer tot leven hebben gebracht. Deze kathaarse gnosis blijkt vaak verrassend actueel en biedt voor de mens van nu tal van herkenningspunten.
De ware kerk van Christus zetelt in het hart van de mens
Overal en altijd is er een goddelijke bemoeienis geweest met de mensheid, om haar bekend te maken met de oorsprong en de bestemming van alle leven. Overal en altijd is er op deze bemoeienis gereageerd en zijn er mensen opgestaan die hun leven hebben gewijd aan het vinden van en gehoorzamen aan deze bestemming. Antonin Gadal (Tarascon-sur-Ariège 1877-Ussat-les-Bains 1962), wiens ideeën in grote lijnen leidend zijn voor deze cyclus, was een van hen (zie bijlage). Hij had een grote liefde voor de geschiedenis en het erfgoed van de Sabarthez, een gebied in de Zuid-Franse Pyreneeën met een unieke gnostieke instraling, waarin de wind van de vrije geest tot op de dag van vandaag nog steeds waait.
Evenals Gadal hebben in de loop der eeuwen ontelbare anderen gestalte gegeven aan een onsterfelijke wezenheid met een bewustzijn dat aan alle dualiteit en begrenzing ontstegen is. Tezamen vormen zij een ononderbroken keten, ook wel ‘de Universele Broederschapsketen’ genoemd. De katharen noemen wij ‘de voorgaande broederschap’ omdat zij in hun tijd beschikten over inwijdingsplaatsen en een inwijdingscentrum met als doel de wedergeboorte van de oorspronkelijke ziel, de lichtziel, te realiseren. Een dergelijke christelijke inwijdingsschool, die daarnaast breed was ingebed in de samenleving, is historisch gezien uniek. Hoewel de katharen door de heersende kerk als ketters werden aangemerkt, is hun ontstaan direct te herleiden tot een vroege impuls van zuiver gnostiek christendom en is hun leer, naar eigen zeggen, afkomstig van de apostelen en van het vroege christendom.
Zij spraken over hun kerk als ‘de schaal die manna geeft’ en de ‘edele steen’. Beelden die we ook terugvinden in de graallegenden die in de twaalfde eeuw door de troubadours – van wie er velen waren ingewijd in het katharisme of de kerk van de (Heilige) Geest – in heel Europa werden uitgedragen. De duif was het voornaamste symbool van de kerk van de geest en op de kleding van de troubadours was ook vaak een duif geborduurd. Tegelijk maakte de duif als symbool verbinding met de joodse mystieke traditie van de kabbala, die bekend stond als de ‘Stem van de Duif’.
Een korte geschiedenis van gnostieke stromingen
Al in de tweede eeuw stichtte een zekere Montanus van Phrygië (nu: centraal Turkije) een kerk die zich baseerde op de Apocalyps, het Boek der Openbaringen, toegeschreven aan Johannes van Patmos. Daarin zijn opgenomen de brieven aan de zeven gemeenten, of zeven kerken in Asia, het huidige Turkije. Deze johanneïsche stroming noemde zich de kerk van Mani en van de Gnosis, de kerk van de Geest en van de Liefde.
De uit het Egyptische Alexandrië afkomstige Marcus van Memphis stichtte in de vierde eeuw een wijsheidsschool die de leer van Hermes Trismegistus verbond met deze christelijke stroming en verbreidde zijn leer naar Spanje. Zijn leerling Priscillianus van Avila droeg haar met zijn trouwe volgelingen verder uit naar Aquitanië. Hij predikte in heel het toenmalige Gallië, de Lage Landen en Duitsland, waar hij uiteindelijk op beschuldiging van ketterij
om het leven werd gebracht. Er vormden zich geloofsgemeenschappen van priscillianen, die eeuwenlang standhielden onder vervolging en onderdrukking. Een deel van hen trok zich terug in de Pyreneeën, waar zij de voedingsbodem vormden voor het vroege Pyreneese katharisme, dat in levendige wisselwerking stond met andere gemeenschappen, van Turkije tot Spanje en in een latere fase via de Scilly-eilanden ook met delen van Ierland.
Toen ook de katharen in toenemende mate met vervolgingen te maken kregen, riepen zij de hulp in van Nicetas uit Constantinopel, de patriarch van de Byzantijnse broedergroepering in het oosten, de bogomielen. In de persoon van Nicetas vloeide de directe impuls vanuit Alexandrië via het Iberische schiereiland en de Pyreneeën samen met de impuls vanuit Oost-Europa en Klein-Azië. Onder zijn leiding werd een strategie uitgestippeld om de kerk van Rome in de Languedoc te vervangen door het ‘ware christendom’, de kathaarse kerk van de geest. Het was de aanzet tot de bloeitijd van het katharisme. Tijdens een concilie in het Zuid-Franse plaatsje Saint-Félix de Caraman (nu Saint-Félix-Lauragais) in 1167, bood hij het katharisme zicht op totaal nieuwe ontplooiingsmogelijkheden.
De kerk van liefde, een gemeenschap van gelovigen
Het katharisme ontwikkelde zich tot een zelfstandige loot van de Johanneïsche Kerk, de kerk van liefde, zonder formele organisatievorm, net zoals de eerste christenen die kenden. De opkomst van het katharisme ging hand in hand met de in Occitanië tot bloei gekomen hoofse liefde voor de vrouw, ‘La Dame’ (zie hiervoor ook hoofdstuk 3).
De katharen richtten zich op de geest, die vanouds werd gezien als vrouwelijk, de Sophia. Zij werd geassocieerd met helende, troostende verzachtende kwaliteiten. De kerk van de katharen, de kerk van de liefde, duidden zij zelf ook wel aan met La Dame of Joana.
Voor alle duidelijkheid: de katharen maakten voor hun erediensten geen gebruik van kerken in de betekenis van kerkgebouwen. Die activiteiten vonden plaats in hun domus, een huis dat het midden hield tussen een gebeds- en verzorgingshuis. In tijden van vervolging vonden de bijeenkomsten, ’s nachts, in het geheim, in hun huizen plaats. Zij vonden dat de ‘kerk van God niet van hout of steen is gemaakt, maar dat de gemeenschap van gelovigen de kerk is’. Een kathaarse gelovige getuigde eens: ‘De ware kerk van Christus zetelt in het hart van de mens.’ Deze opvatting is typerend voor het gnostieke geloof in een onzichtbare ecclesia of ‘samenkomst’ van de zielen die elkaar (her)kennen vanuit het hart.
Verlossing in en door de mens zelf
In de tweede helft van de twaalfde eeuw had het katharisme in Occitanië de kerk van Rome vrijwel geheel vervangen en kende zij een enorme uitstraling in alle geledingen van de maatschappij. Zij stelde dat zij de ware kerk van Christus was, in onophoudelijke opeenvolging doorgegeven door de apostelen. Hierdoor was de geestelijke macht behouden gebleven die de kerk van Rome verloren had of alleen in naam had bezeten. Waar die kerk leerde dat de verlosser buiten ons is en onze uiteindelijke verlossing als christenen door de offerdood van Christus is verzekerd, leerde het kathaarse christendom dat de mens zelf de verlosser of de ‘wekker’ kan worden van de goddelijke geest die in zijn ziel verborgen is.
In een periode waarin de mens voornamelijk gezien en behandeld werd als een grijze cel in een streng hiërarchische, feodale samenleving, was dat van enorme betekenis voor de groei naar autonomie van het middeleeuwse individu, die later in de renaissance nog meer geaccentueerd zal worden. Het goddelijke drama van verlossing kon nu in en door de mens zelf worden voltooid en niet door het offer van Christus op zich, en zonder tussenkomst van derden. Evenals het gnosticisme leerde het katharisme een heilige rite van eenwording, een opus divinum, die uiteindelijk in een man of vrouw de inwonende goddelijkheid ontvouwde, zonder dat daar een priester aan te pas kwam.
Gnostiek-christelijke geschriften
Bij de ontwikkeling van hun leringen kan het haast niet anders of de katharen hebben gebruik gemaakt van enkele gnostiek-christelijke oergeschriften. Zo moeten zij bekend zijn geweest met het Apokryphon ofwel Het geheime boek van Johannes – een inmiddels beroemde gnostische tekst uit de begintijd van het christendom. In een van hun belangrijkste authentieke teksten, Het Geheime Boek, ook wel Het Geheime Avondmaal genoemd, staan passages die vrijwel letterlijk overeenkomen.
De Asklepius, een hermetische tekst, was algemeen verbreid in de middeleeuwen. Dit geldt ook voor het curieuze Boek der 24 Filosofen waarin 24 definities van God zijn vastgelegd, waaronder de aan Hermes Trismegistus dan we laan Empedocles toegeschreven definitie ‘God is een oneindige sfeer waarvan het centrum overal en de omtrek nergens is.’
Verder was het Evangelie van Thomas bekend, met uitspraken van Jezus. Evenals uiteraard de Bijbel, waarin zij zich primair baseerden op het Evangelie van Johannes, dat ze altijd bij zich droegen. Ook de Openbaring van Johannes speelde een belangrijke rol. Niet onvermeld mag blijven dat ze ook dankbaar gebruik maakten van de leringen van de illustere kerkvader Origenes uit de tweede eeuw, aan wie zij hun allegorische Bijbeluitleg en de leer van reïncarnatie ontleenden.
Hoe dienen we de term gnostiek-christelijk op te vatten?
Laten wij beginnen met het begrip ‘Christus’. Bij de eerste christenen leefde de voorstelling dat de mens Jezus bij de doop in de Jordaan, toen de Heilige Geest op hem neerdaalde, werd overkleed door de Christus. Dat betekent volgens hen dat het sterfelijke wordt overkleed met het onsterfelijke. Zoals de apostel Paulus zegt, dienen we te sterven in Christus om daarna in Christus te kunnen opstaan. Dit sterven is niet bedoeld als doodgaan, maar als het, tijdens
het leven, afleggen van de aardse, sterfelijke natuur en het gelijktijdig opbouwen van een eeuwigheidslichaam. De katharen noemden dit afleggen van de oude mens het endura. Voor het eeuwigheidslichaam hanteerden ze een omschrijving als het ‘glorievolle gewaad’.
In 1 Korinthe 15, de verzen 44, 46-47, 49, verwoordt Paulus het zo:
‘Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk; de tweede mens is uit de hemel. En zoals wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij ook het beeld van de hemelse dragen.’
God, het kernwezen in alle dingen
Het begrip ‘beeld’ verwijst naar het boek Genesis, waarin het scheppingsverhaal wordt verteld. Op de zesde en laatste scheppingsdag zegt God: ‘Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis.’ De stoffelijke mens is slechts een gelijkenis naar het beeld van de eeuwige God. Johannes en Paulus daarentegen spreken over de ‘heerlijkheid’ van Christus, die het beeld Gods is. Het woord heerlijkheid heeft bij hen een bijzondere betekenis. De eeuwige God wordt vaak aangeduid als de Heer. Het is bij hen een aanduiding voor de oerbron, het kernwezen in alle dingen. Het is het centrum dat overal is, maar dat onkenbaar is voor het gewone, uit stof geboren verstand. De heerlijkheid is als het licht, de liefde en de bezieling die van hem uitgaan. Het is een lichtend, stralend openbaringsveld waarin zich het wezen Gods kan openbaren.
Binnen dit openbaringsveld ontstaat een werkzaamheid, een planmatigheid die het gedachtebeeld van God gestalte geeft in de schepping. De oneindige omtrek waarvan Hermes spreekt, wordt zo vervuld van de goddelijke idee als een plan van vervulling. Dit plan is onveranderlijk, eeuwig en volmaakt, maar er gaat een dynamische kracht vanuit die het ‘scheppende woord’ wordt genoemd, of de logos. Christus wordt gezien als een aanzicht van de logos, soms ook als de logos zelf. Paulus zegt daarom: ‘Christus is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en op de aarde zijn.’
Naar het beeld van de schepper
Volgens sommige gnostici kwam deze eerstgeborene tot aanzijn op de eerste scheppingsdag, toen God zei: ‘Er zij Licht.’ Dit heeft in de eerste plaats betrekking op het kosmische openbaringsveld. Dit lichtwezen kun je echter ook zien als een belofte van ware menswording. Sommigen spraken over ‘de eerste mens’, anderen van de lichtmens of de Adam uit het paradijs, of de innerlijke christus. Dan kan het de eerste mens worden genoemd, of de lichtmens, of de Adam uit het paradijs, of de innerlijke Christus. Maar voor ieder mens is het een beeld van vervolmaking waaraan hij of zij kan gaan beantwoorden.
Volgens Paulus wordt de mens in wie het stoffelijke plaatsmaakt voor het geestelijke, vernieuwd tot volle kennis naar het beeld van zijn schepper. Die vernieuwing is echter alleen mogelijk door het ‘bad der wedergeboorte’ uit de Heilige Geest. God kan alleen werkelijk gekend worden door het ontvangen van de geest, want de geest doorschouwt alle dingen. Wanneer dan ook bij de doop in de Jordaan de Heilige Geest neerdaalt op de mens Jezus, wordt deze verbonden met de Christusmanifestatie, wordt hij: Jezus, de Christus. Ook het Evangelie van Johannes spreekt over
de noodzaak van wedergeboorte in het gesprek tussen Jezus en Nicodemus, waarin Jezus zegt: ‘Tenzij iemand wedergeboren wordt uit water en geest (dat wil zeggen naar ziel en geest) kan hij het koninkrijk Gods niet zien, kan hij het koninkrijk niet binnengaan.’
Het wezen van Christus is een kosmische realiteit, onbegrensd en universeel. Ieder mens die zich op de juiste manier voorbereidt, kan zich ermee verbinden en erin opgaan. Daarom is deze gedachtegang min of meer universeel; ze leeft niet alleen bij het oerchristendom, maar ook in andere geloofsgemeenschappen en wijsgerige systemen. Om deze reden kun je in algemene zin spreken van een Christusimpuls, die wat betreft de westerse wereld doorwerkt in het christendom, in het specifieke christendom van de katharen, maar evenzeer bij de hermetici, gnostici en aanverwante stromingen.
Het begrip gnosis in Egypte
Het vernieuwd worden tot volle kennis begint in het hart en wordt daarom ook wel kennis van het hart genoemd of gnosis. Het begrip gnosis voert ons in de eerste plaats naar Alexandrië, de hoofdstad van Egypte in de tijd van de Griekse overheersing. Al voor het begin van onze jaartelling ontstond daar de loge van de hermetische gnosis, waarvan Grieken, Joden en Egyptenaren lid konden zijn. Er leefden in heel Egypte in die tijd ongeveer twee miljoen Joden van wie alleen al in Alexandrië zo’n vijftigduizend. Zij waren vertrouwd met het visioen van Ezechiël (5e eeuw v.Chr.), waarin hij de heerlijkheid Gods aanschouwt in de gedaante van een mens. Deze gedaante wordt door de voorchristelijke gnostici phõs genoemd, wat zowel ‘licht’ als ‘mens’ betekent (vgl. antropos). Ook hier is dus sprake van de lichtmens als een goddelijk prototype, als de oorspronkelijke mens, waarnaar de hemelse Adam wordt geformeerd. Deze voorstelling was bij de katharen bekend.
Egyptische gnosis en katharisme
Antonin Gadal wijst in zijn gnostieke beschouwingen keer op keer op de verborgen lijn tussen het oorspronkelijke christendom zoals dat in de kathaarse religie werd uitgedragen en de Egyptische gnosis. Een voorbeeld zijn voor hem de drie boven elkaar gelegen inwijdingsgrotten in de Heilige Berg in Ornolac-Ussat-les-Bains (Sabarthez), waarvan hij de bovenste Ka noemt, in Egypte een aanduiding voor de lichtziel. Daaronder liggen de grotten met de intrigerende benamingen Kepler – waar de leerling naar zijn wereldse aard diende te ‘sterven’ – en Mès-Naut – ‘streven naar het hoogste, steeds hoger’.
HOOFDSTUK 2 – DE KATHAARSE LEER NADER BESCHOUWD
Katharen brachten altijd geluk en overvloed bij ons in het dal. Je kon geen kwaad doen en denken op de dag dat je een kathaarse heilsprediker had ontmoet.
(uit: Geoffroy d’Ablis, Inquisitieregister 1303)
In het eerste hoofdstuk hebben we gezien hoe het als ketters aangemerkte fenomeen van het katharisme is ingebed in de niet-aflatende stroom van de gnosis die de mensheid vanaf het begin van haar bestaan al of niet zichtbaar begeleid heeft. De katharen leefden de mensheid een spiritueel zelfbevrijdingspad voor, waaraan geen kerkelijk functionaris of orgaan te pas kwam. Mede hierdoor kregen ze grote aanhang. Uiteindelijk kwam dit de katharen op heftige vervolgingen te staan. Niettemin bleven de principes waarop hun kerk van liefde was gebouwd, onwrikbaar voortleven.
In dit tweede hoofdstuk willen we duidelijk maken wat de kernelementen waren van de kathaarse leringen en waarom ze juist in Occitanië zo aansloegen. We sluiten af met de kathaarse uitleg van een van de hoogtepunten uit de rituelen van deze kerk van liefde: het Onze Vader, het enige gebed dat ze dagelijks meermaals uitspraken.
Voor wie zich wat breder wil inlezen, geven we in de bijlagen beknopt een beeld van het Europa van rond de negende en tiende eeuw, toen de gnosis na lange tijd van onzichtbaarheid weer een belangrijke religieuze en maatschappelijke factor werd.
Paratge en fin’amor; gelijkheid en de hoofse liefde
Van de elfde tot en met de dertiende eeuw was het vooral Zuid-Frankrijk (Occitanië) dat in Europa een verfijnder beschavingsniveau nastreefde en etaleerde. Occitanië (het land van ‘Oc’, wat ‘ja’ betekent) vormde een smeltkroes van volkeren en culturen, en groeide uit tot het culturele centrum van Europa. Dat er in het gebied een vruchtbare cohesie bestond tussen de diverse bevolkingsgroepen was te danken aan enkele dominante, algemeen erkende, maatschappelijke waarden, die zich het best laten verwoorden in de taal van de streek, het Occitaans: Pretz, Paratge, Convivencia, Mercé, Jòi en Dreitura
- Pretz (vgl. het Engelse pride) staat voor eergevoel, edelmoedigheid, bescherming van de zwakkeren, ‘een woord is een woord’ kortom: ridderlijkheid.
- Convivencia (vgl. Franse con-vivre) stelt verdraagzaamheid in het licht, tolerantie, respect voor andermans meningen en overtuigingen.
- Mercé (‘la merci’) in de betekenis van medelijden, mededogen, het omzien naar de ander.
- Le Jòi de intense vreugde door lief te hebben.
- Droiture staat voor rechtschapenheid, eerlijkheid, een rechtvaardige gemeenschap.
- Paratge (vergelijk het Franse pareil, hetzelfde, gelijkend) is gelijkheid, de waardigheid en gelijkwaardigmakende edelmoedigheid van burger tot burger.
Paratge is bij dit alles het bindmiddel; in feite is het ook de toen gangbare verzamelterm van alle hierboven genoemde eigenschappen. Het zijn stuk voor stuk waarden die in de huidige tijd nog steeds herkenbaar en actueel zijn.
De hoofse liefde of fin’amor was een tweede identiteitsbepalende factor voor Occitanië in de twaalfde en dertiende eeuw. Deze hoofse liefde vierde hoogtij in dit gebied en stond in groot contrast met de liefdesuitingen in de voorafgaande tijd, die in hun primitiefste vormen louter op het lichamelijke gerichte relaties waren. Door af te zien van directe lichamelijke bevrediging wordt liefde een zaak van de ziel, die wordt uitgenodigd steeds verder een spirituele weg te gaan die uiteindelijk niet het naderen, bezitten en kennen van die ander tot doel heeft, maar het ontplooien en kennen van de eigen ziel.
De gelijkwaardigheid van de vrouw
Hoe moeten wij ons dat voorstellen? Eeuwenlang was de vrouw door de kerk en de intellectuele bovenlaag gezien als volstrekt onmondig en ondergeschikt aan de man. Maar er was een kentering gaande. Vrouwen van formaat als Hroswitha von Gandersheim (de eerste vrouw die toneelstukken schreef ), Hildegard von Bingen (de bekende mystica en zieneres), de Nederlandse mystica Hadewych dwongen respect af, ondanks de vaak zware tegenwerkingen die ze ondervonden. ‘Princesse cathare’ Esclarmonde de Foix verenigde in zichzelf niet alleen de zuiverheid van de parfaites maar ook de intellectuele deugden van de grote beschermers van de kunst. Zij zou na haar dood uitgroeien tot een rolmodel voor iedere zelfstandig ontwikkelende vrouw.
Halverwege de twaalfde eeuw verscheen een op het Corpus Hermeticum geïnspireerd scheppingsverhaal van de monnik Bernard Silvestris uit het Franse Tours waarin de schepping van de wereld een volledig vrouwelijke aangelegenheid is. ‘Vrouwe Natuur’ is de stoffelijke chaos en bandeloosheid beu en smeekt ‘Vrouwe Geest’ een ordelijke en fraaiere kosmos te scheppen. Een voorlopig eindpunt kreeg deze ontwikkeling van scherpzinnige, invloedrijke vrouwen in de persoon van de Franse schrijfster Christine de Pizan, die in 1399 haar ontroerende ‘Brief aan de God van de Liefde’ schreef uit verontwaardiging over de rol van de vrouw in de toen wijdverspreide Roman van de Roos. De brief van Christine de Pizan wordt vaak gezien als de eerste feministische tekst ooit.
In Occitanië kreeg de vrouw ook geleidelijk een nieuwe positie. Zij werd daar gezien als een aan de man gelijkwaardig persoon (paratge!) met hoogst prijzenswaardige eigenschappen. Ook binnen de rituelen van de katharen had de vrouw een aan de man gelijkwaardige functie.
Troubadours, zieleloutering en opoffering
Aan de adellijke hoven bezongen de rondtrekkende zangers/dichters – de troubadours – de geïdealiseerde domna (la Dame). Vaak waren dat gehuwde of anderszins onbereikbare vrouwen maar dat was geenszins een beletsel om prachtige, hoopvol gestemde hoofse minnepoëzie aan hen te wijden. De beroemdste troubadour Benard de Ventadour, een bakkerszoon, schreef emotioneel diep insnijdende minnezangen voor de grande domna van het hof waar hij vertoefde, de kasteelvrouwe Marguerite de Turenne. Sociaal was die afstand misschien groot maar in de hoofse minne absoluut niet: paratge! De hoofse poëzie verspreidde zich geleidelijk over heel West-Europa. In het gebied dat nu Nederland is, ging het via de oudst van naam bekende Nederlandse (Limburgse) dichter Hendrik van Veldeke naar de beroemde Duitse Minnesänger.
De onvervulbaarheid van de minne leidde dikwijls tot een intense, dynamische zieleloutering: geen passief, stilstaand afwachten, maar een actief scheppend hopen, een uitzien naar, een reiken naar het onbereikbare. Deze liefde berust op een zekere verheerlijking van de onbereikbare vrouw door de minnezanger, maar gaat dieper. De verhouding is geïnspireerd op de feodale dienstbaarheid, waarbij de troubadour zich vrijwillig ‘onderwerpt’ aan de Dame, om in zich de beste krachten van de ziel te ontwikkelen. Dat leidt tot inkeer en inzicht. We noemen dat de fin’amor. Dit is in diepste wezen een weg naar (zelf )kennis.
Zelfkennis en zelfbevrijding
Het is verleidelijk om deze hoofse liefde in verband te brengen met de katharen. Gezien de opofferingen die de minnezangers zich vrijwillig getroostten, zijn er overeenkomsten met het pad van endura van de katharen. Er waren ook beslist troubadours die verhuld kathaars waren en er zijn aanwijzingen dat veel bezongen vrouwen later als bonne femme in kathaarse kringen zijn aangetroffen. Maar de wortels van het katharisme liggen in het oerchristendom, zoals we in het eerste hoofdstuk zagen. De katharen brachten niet alleen een boodschap van zelfkennis maar ook van zelfbevrijding.
De Franse godsdiensthistoricus André Vauchez heeft dat – beknopt weergegeven – als volgt onder woorden gebracht:
HOOFDSTUK 2 – DE KATHAARSE LEER NADER BESCHOUWD
11
De katharen brengen de bevrijdende boodschap dat de in ieder mens aanwezige goddelijke vonk hem uit de gevangenis van de materie kan laten breken. Een consequente navolging van Christus is daarvoor nodig. Hij heeft de mens geopenbaard hoe hij/zij door permanent gebed en gewetensvolle ascese tot zijn oorsprong kan terugkeren en zijn zielereinheid kan terugvinden.
Kathaarse huizen, vrijplaatsen van dienende liefde
Paratge in al z’n facetten en fin’amor, het waren de (spirituele) kurken waarop het ideale Occitaanse samenlevingsmodel dreef, een samenleving waaraan de katharen een stevige bijdrage leverden. Gemeenschappen van ‘ketterse parfaits’ (het woord katharen bestond toen nog niet) zoals de Inquisitie ze noemde, leefden in een perfecte symbiose samen met de heren, handelaars, handwerklieden en boeren. Hun ostal (domus) of kathaarse huizen waren vrijplaatsen waar mannen en vrouwen die dat nodig hadden steeds een kom warme vegetarische soep konden vinden, waar de jongeren werden onderricht, een vak leerden en oudere of zieke mensen verzorging en medische aandacht kregen. Dat deze parfaits afgewend van de wereld leefden, was voor hen geen beletsel om een dienende liefde te ervaren voor de anderen noch om, zonder onderscheid van klasse of geslacht, met allen hun onderwijs en hun bezittingen te delen. Immers, zij brachten een absolute gemeenschap van goederen in de praktijk.
‘Goede mannen’ (bons hommes) of ‘goede vrouwen’ (bonnes femmes)
Vooral echter plaatsten zij eenieder voor verantwoordelijkheid voor de eigen daden. Dat was een volstrekt nieuwe benadering in een tot dan toe strikt feodaal geordende samenleving waarin er voor je werd gedacht. In heel hun onderricht maakten zij de naastenliefde tot ultieme uitdrukking van hun christelijk geloof. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het volk hen kende als ‘goede mannen’ (bons hommes) of ‘goede vrouwen’ (bonnes femmes). Ze vormden samen de onzichtbare kerk van de liefde en ze waren onvermoeibaar in hun streven om hun medemens het pad van zelfbevrijding onder de aandacht te brengen.
Daartoe trokken ze meestal met tweeën – iedere kathaars parfait had een socius, een vaste metgezel – door stad en land. Hierachter gaat ook de belangrijkste reden van het succes van de katharen schuil. De rondtrekkende parfaits straalden in alle omstandigheden grote rust uit, en ook zó veel liefde, wijsheid, natuurlijk gezag en belezenheid dat ze diepe indruk maakten op iedereen die ze ontmoetten. Ze werden ervaren als een soort heiligen. De kathaarse parfaits brengen we enigszins tot leven in het volgende citaat:
‘… zij brachten het offer van hun leven door het in dienst te stellen van hun naasten. Evenals de apostelen gingen zij, met de broodzak op de rug, sandalen aan de blote voeten, in volkomen eenvoud gekleed, door de dorpen; arme dorpen, gelegen op de plateaus hoog in de bergen, en dáár kwamen zij. Zij waren steeds met hun tweeën.
En zij vroegen: ‘Zijn hier soms zieken? Zeg ons dan waar zij wonen en wij zullen erheen gaan… Zijn er mensen die verdriet hebben? Wij zullen tot hen gaan met de schone vertroostingen van Bethlehem.’ Bethlehem, dat wil zeggen: (…) de wedergeboorte.
En zo brachten zij deze grote vertroostingen in de dorpen der armen. De mensen zeiden hun: ‘Er woont daar een arme weduwe die niemand heeft om haar schrale stukje land te bewerken.’ En hun antwoord luidde: ‘Laat ons er dadelijk heen gaan en het werk doen. Geef ons een hooivork, een schep, een houweel, of welk ander gereedschap ook, en laat ons de arme vrouw gaan helpen, opdat zij te eten zal hebben.’
Zo gingen zij voort, hun leven lang, een leven dat zij zonder enige reserve ter beschikking stelden van hun naasten.’
Uit: A. Gadal, De Triomf van de Universele Gnosis
Kathaarse scheppingsmythe
Voordat we de mysteriewijsheid van de katharen nader analyseren, dienen we wel te beseffen dat zij niet teruggrepen op een bestaande leer. Nee, het was hun zielegesteldheid die hen tot leringen bracht en hen leerstellig tot elkaar bracht. Geenszins uniform want in de federatieve kathaarse kerk met de duif als symbool had iedere afzonderlijke kerk ook een eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid. Daarom zegt men wel eens dat er verschillende katharismen waren. Maar die hadden altijd een dualistische levensbeschouwing. Dit begrip gebruikten ze zelf nooit; het is pas eeuwen later in zwang gekomen. Het is het bindmiddel dat ze ook met de broeders uit het oosten de bogomielen deelden.
We halen even terug hoe dat in het eerste hoofdstuk werd aangeduid: De katharen onderscheidden het bestaan van een hogere en een lagere natuur, waarvan de eerste haar oorsprong vindt in het scheppende woord Gods, de logos, en de tweede het gevolg is van een demiurgische impuls. Ook de mens is tweevoudig: potentieel onsterfelijk, existentieel sterfelijk. De katharen hanteerden een zeer bijzondere mythe om de val te duiden die tot dit dramatische dualisme heeft geleid en tot de schepping van de mens in z’n huidige vorm.
Antonin (Antoine) Gadal verwoordt die mythe beknopt in vraag- en antwoordvorm:
‘Meester, wie is Lucibel? Zijn naam zegt het al: ‘Hij die het morgenrood doet stralen’. De verhevenste van de engelen. Een schepsel Gods, maar de uitmuntendste, omdat de Zoon eeuwig is. Hoe hij gevallenmis? Door hoogmoed en verzet; door mateloze eerzucht en onbeteugelde begeerte. Ongetwijfeld is hij niet zozeer een schuldige geest als wel een onfortuinlijke. Hij is de leider van de verbannen zielen, die hem vrijwillig in zijn ondergang gevolgd hebben. Job, Zacharias, Petrus en Judas delen ons mee dat hij beslist niet vervloekt is en dat hij menigmaal in de vergaderingen Gods verschijnt. God is liefde en we mogen dus hopen dat de gevallen engel de plaats die hij onder de hemelse broeders innam, eenmaal opnieuw zal bekleden.
Meester, hij is dus niet de schepper van het heelal?
Christus alleen is de schepper daar hij God is. Maar Lucibel is een niet in de ordening begrepen macht; hij is de overste van de tegenstellingen, van oorlogen en uitbarstingen. Hij is een nabootser en geen schepper; hij bootst na; hij tracht de gedachtevormen van Christus te wijzigen. In deze zin heeft hij de wereld niet geschapen maar herschapen in een grove aardse afspiegeling van de volmaakte hemelse wereld. Als overste van de verbannen zielen heeft hij op deze aardbol met behulp van schaduwen en wolken een denkbeeldig rijk voor zichzelf gebouwd: een wereld van smart en boetedoening, waarover hij de bedroefde heerser is omdat zij hem aan de hemelen doet terugdenken.
Meester, zullen alle zielen gered worden?
Alle! Na lange beproevingen en verscheidene louteringen, na harde oefeningen om de vervolmaking deelachtig te worden, zullen zij weer opstijgen in de azuren hemelen. Aanschouw deze oceaan van ether. Hij is bezaaid met eilanden van vuur, met archipels van licht. Het zijn de verblijfplaatsen van de zielen in de ruimte; de ‘vele woningen’ waarvan Christus spreekt. Zij zullen weer opstijgen van ster tot ster, van constellatie tot constellatie, tot in de schoot van God. Toen Christus ten hemel was opgestegen, heeft hij aan de moeder van de kathaarse kerk de reis van de ziel over de zes planeten beschreven. (Evangelie van Maria)’
Hoe brachten de katharen hun zelfbevrijdingsweg in praktijk? Hoe kon je een parfait worden? Wat verbond de katharen met elkaar?
Eerste inwijding tot gelovige: de voorbereiding
Een kathaarse parfait of bonhomme werd je niet zomaar! Een simpele verklaring dat je deel wilde uitmaken van de geloofsgemeenschap was niet voldoende. Een ‘toehoorder’ diende een lange voorbereidingsweg af te leggen van daadwerkelijk christelijk leven, dat overeenkwam met het voorbeeld volgen van Jezus. Aan het eind daarvan kon hij dan worden ingewijd als ‘gelovige’ of croyant. Tijdens deze initiatie kreeg hij het Johannesevangelie op zijn hoofd gelegd, terwijl de proloog (In den beginne was het woord) werd voorgelezen, de Heilige Geest werd aangeroepen
en het Onze Vader werd gezongen. Dit baptisma maakte het de gelovige of croyant mogelijk om samen met andere gelovigen het Onze Vader te bidden. Als toehoorder kon hij dit nog niet, dan was hij het Onze Vader nog niet waardig.
Tweede inwijding tot apostel: het consolamentum
Wie wilde (en kon) doorgroeien tot ‘apostel’ of parfait, moest vervolgens nog een proefperiode van minstens drie jaar doormaken. Daarin werden hem/haar alle geheimen van de geloofsgemeenschap geleidelijk bekendgemaakt, zodat hij volledig toegerust was om als kathaarse socius/apostel dagelijks door de wereld te gaan trekken. Aan het eind van deze proeftijd wachtte hem de tweede inwijding, het consolamentum, dat hem blijvend verbond met het goddelijke levensveld en hem ook de mogelijkheid verschafte dit sacrament aan anderen toe te dienen.
De weg naar het consolamentum was alleen voor hen die zich gedurende minstens drie jaren rigoureus wilden onthouden, zich in opperste zuiverheid aan het gebed wijdden en zich intensief in de leer wilden verdiepen. Zij vastten de hele dag, consumeerden geen vlees, melk en wijn. De hele gemeenschap zag toe of deze voorschriften werden opgevolgd en of de vereiste graad van innerlijke ontwikkeling was bereikt. Aan het eind van de periode diende de kandidaat dan plechtig te beloven dat hij instond voor de duurzaamheid van zijn geloof en dat hij nooit de geheimen van de kathaarse broederschap aan onbevoegden bekend zou maken.
Pas dan was hij klaar voor de ceremonie van de tweede inwijding: het consolamentum, het sacrament van de Trooster. Dit was erop gericht om de kandidaat kracht te geven om de regels en geloofswaarheden van de kathaarse gemeenschap te kunnen navolgen. Een gedeelte van de tekst die bij dit ritueel werd uitgesproken is te vinden in bijlage 2.
Van gelovige tot apostel
Het bidden van het Onze Vader gaf aan de gelovige – de croyant – bewustzijn van de ontwikkelingsgang op de mysterieweg. Het consolamentum houdt in dat hij/zij werkelijk wordt verbonden met de kracht van de Geest en onherroepelijk voor de consequenties komt te staan. De letterlijke betekenis van ‘consolamentum’ is: vertroosting. De geest is de Trooster, de kracht die de mens weer met het verloren leven in de geest, zijn ware bestemming, verbindt. Consolamentum betekent ook geestelijke doop: overdracht en ontvangst van geestelijke krachten. De nieuwe ‘uitverkorene’ was nu geïnstalleerd als ‘meester’ of ‘apostel’ en mocht plaatsnemen in de gelederen van de ‘volmaakten’ of parfaits.
Dit moet men zien in de betekenis zoals bedoeld in Matth. 19:21: ‘Als ge volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezittingen en geef ze aan de armen en gij zult een schat in de hemelen hebben… ‘ De volmaakte ziet daarmee af van bezit en woning en volgt daardoor vrijwel dezelfde leefwijze als de apostelen. Hij verbindt zich ook om te vasten op de tweede, vierde en zesde dag van de week ‘tot het negende uur’ (vier uur in de middag).
Johannesevangelie
De katharen gebruikten bij voorkeur het Nieuwe Testament, het Oude Testament vrijwel niet. Binnen het Nieuwe Testament was Johannes hun geliefkoosde evangelist. Evenals de bogomielen droegen ze het evangelie van Johannes altijd bij zich. Johannes de evangelist was afkomstig uit Bethsaïda in Galilea. Volgens Hiëronymus was hij ongerept en is hij steeds in deze heilige staat gebleven. Dat is de reden dat hij de geliefde discipel van Jezus werd. De grote gnosticus Clemens van Alexandrië noemt het Johannesevangelie het meest geestelijke evangelie. Johannes legde zich erop toe om de hoogste geestelijke waarheden van de gnosis weer in de herinnering te brengen. Hij is gestorven te Efese, bijna honderd jaar oud.
Het evangelie ontstond waarschijnlijk in of bij Edessa, het centrum van het Syrisch-Aramese christendom, dat eeuwenlang naast het Latijnse en Griekse christendom bleef bestaan. Het had een eigen heilige, liturgische taal, het Oost-Aramees, en eigen opvattingen (de Heilige Geest als Moeder). Veelgebruikte teksten uit het Johannesevangelie zijn: ‘Mijn rijk is niet van deze wereld’ (Johannes 18:36) en ‘Het Licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen’ (Johannes 1:5). Vaak haalden de katharen en bogomielen de bekende uitspraak van Jezus aan: ‘Zonder mij kunt gij niets doen’ (Johannes 15:5). Die zin inspireerde hen tot een leven van permanente bezinning en innerlijke reiniging.
Het Nieuwe Testament legden zij inventief, allegorisch uit. Zij benadrukten de symboliek in de verhalen van de vier evangeliën tegenover de letterlijke betekenis die de kerk eraan geeft. We kunnen vaststellen dat de katharen vaak heel gangbare Bijbelteksten gebruikten. Die keuze bracht hun geen moeilijkheden. Het afwijkende en ketterse zat hem in de steeds veranderende en groeiende betekenis die ze aan de teksten gaven.
Symboliek en betekenis van het evangelie, voorbeelden:
Het uitdelen van de vijf broden bij de wonderbare visvangst zagen de katharen en bogomielen als het uitstralen van de vijfvoudige lichtwaarden van de Christuskracht. Door deze uit te stralen, vindt een onbegrensde innerlijke aanvulling plaats die nooit meer ophoudt. Denk ook aan de betekenis van Bethlehem (broodhuis). De moederkerk heette Bethlehem en de kerk van Rome was Herodes die de logos probeerde te doden. Antonin Gadal schrijft daarover: ‘Bethlehem, de wijzen, de maagd Maria, Kerstmis. Dat is de verjaardag van de geboorte van de mensheid: Immanuel!’
Math. 5:38: ‘Oog om oog, tand om tand’; de ogen staan voor de mozaϊsche wet en de evangelische. De tanden wijzen op de twee wegen: de brede en de smalle. Toen Christus gekomen is, heeft hij in plaats van de brede weg, de smalle weg gegeven. Nazareth, waar Jezus vandaan komt, zagen de bogomielen ook wel als de kerk van Rome. Zoals bekend trekt Jezus over de woelige baren van het Meer van Galilea naar Kafarnaum (letterlijk: het dorp van de trooster, vgl. consolamentum), dat model staat voor de bogomielse en ook de kathaarse kerk. De neofiet trekt dus weg uit de kerk van Rome en gaat door de woelingen van het leven-in-de-duisternis op zoek naar het consolamentum.
Het universele gebed van het Onze Vader
De katharen gebruikten in wezen maar een enkel gebed: het Onze Vader. Zij zagen dit als een heilig, universeel gebed, het gebed ook dat hun overal en altijd bescherming bood. Het houdt de overgave in van de eigen wil aan de wil van God, en juist dat is de keus die we altijd weer hebben. Het Onze Vader was een wezenlijk richtpunt tijdens de fase dat de neofiet zich probeerde te ontwikkelen tot een croyant. Als hij na een proeftijd zo ver was en geestelijk en fysiek in staat bleek voort te gaan op het pad van inwijding, dan kreeg hij/zij de kans om zich te onderwerpen aan de ‘Traditio van het Onze Vader’.
Hij/zij werd tot croyant gewijd en dat betekende dat hij vanaf dat moment waardig werd bevonden om het gebed ook mee te bidden en zich tot de vader te richten. Echter, de katharen baden het anders dan nu gebruikelijk. De basis was het Onze Vader zoals dat in het Lucasevangelie staat.
Onze Vader,
Uw naam worde geheiligd in onze harten.
Geef ons heden ons geestelijke, onvergankelijke brood.
Leid ons uit de verzoeking.
Uw koninkrijk kome,
want van u is het rijk
en de kracht
en de heerlijkheid
tot in eeuwigheid
Amen.
Toelichting op het gebed
De toevoeging in de regel ‘Uw naam worde geheiligd’, namelijk in onze harten, is specifiek bogomiels en vermoedelijk ook kathaars. De katharen kenden en wilden geen kerkgebouwen waar massaal gebeden werd. Ze vonden de kerken van Rome en de orthodoxen ‘nesten van zonde’. Zij hielden zich aan de levende brief die in ieder mensenhart geschreven staat: ‘Wie bidt, ga in zijn binnenkamer’ (Matth. 6:6). Het uit Mattheüs bekende derde verzoek aan de Vader ‘Uw wil geschiede’ ontbreekt. Want, zo zeiden de katharen, dit gebed is door Jezus aan zijn leerlingen gegeven, voor wie de wil Gods het enige maatgevende is in het leven. En ook in de gevallen menselijke staat voltrekt zich Gods wil onweerstaanbaar. Het is dus onnodig.
Geef ons heden ons geestelijke brood
Geef ons heden ons geestelijke, onvergankelijke brood en leid ons uit de verzoeking, uit deze wereld in uw goddelijke lichtwereld. Het begrip geestelijk, of wel bovenzinnelijk, bovenstoffelijk, onvergankelijk, brood is de belangrijkste wijziging die de katharen toepasten. Niet de dagelijkse leeftocht maar de geestelijke voeding uit het goddelijke veld is de eerste levensbehoefte.
Bedoeld is het brood waarover Jezus met zijn leerlingen spreekt op de dag na de wonderbare broodvermenigvuldiging in Kafarnaum. Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent. U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft’ (Joh. 6:27). ‘De mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ (…) ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader. Hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’‘Geef ons altijd dat brood, Heer’, zeiden ze toen. Het brood dat staat voor de Liefde die alle verstand te boven gaat.
Het gebed eindigt met de woorden: ‘Uw koninkrijk kome, want van u is het rijk.’ In Griekse en Hebreeuwse bijbeluitgaven: de reden waarom u zal doen wat wij van u vragen, is, dat wij uw volk zijn. ‘En de kracht’, anders gezegd: U hebt de kracht om ons te redden. ‘En de heerlijkheid’: U zij lof en eer, omdat u alles voor uw volk doet. ‘Tot in eeuwigheid’, tot in de hemelse scheppingen. Amen.
Dit gebed was alleen voorbehouden aan de ingewijde gelovigen, croyants, en apostelen, parfaits. Zij baden het zeven keer overdag en vijf keer per nacht op vaste tijden, ook als ze onderweg waren. Zij die thuis waren, baden gezamenlijk.
HOOFDSTUK 2 – DE KATHAARSE LEER NADER BESCHOUWD
16
BIJLAGEN
Van Bulgarije naar Occitanië in de negende en tiende eeuw
Om een goed inzicht te krijgen in de situatie waarin het katharisme tot bloei kwam, is het nuttig om een globale blik te werpen op de situatie in het Europa van de negende en tiende eeuw. Immers, in deze periode kreeg de gnosis in ons werelddeel na eeuwen van onzichtbaarheid weer vaste grond onder de voeten door de Bulgaarse bogomielen.
Europa had indertijd zo’n 35 miljoen inwoners; de grootste stad was het Spaanse Cordoba met 400.000 ingezetenen. In wat we nu Nederland noemen, woonden hooguit enige tienduizenden mensen – voornamelijk boeren. We moeten ons Nederland voorstellen als een groot moerasachtig gebied, een soort grote Biesbosch. Het leven zag er tamelijk overzichtelijk uit. Mensen werden geboren, leefden veelal op dezelfde plek, jaagden op voedsel, plantten zich voort en gingen dood. Mannen haalden gemiddeld een leeftijd van 47 jaar, de vrouwen enkele jaren minder.
Een eigen taal was er nog amper, laat staan een eigen literatuur. Men sprak een lokaal dialect. Twee procent van de mensen kon lezen en schrijven. Dat waren voornamelijk monniken en kroniekschrijvers in kloosters en die deden dat overwegend in het Latijn. De bevolking was al wel in meerderheid tot het christendom bekeerd, maar de voertaal in de kerk was ook Latijn. Kerk en adel hadden zo een stevige greep op alle gelovigen dan wel onderdanen, die geen Latijn beheersten.
In het eveneens christelijke oosten van Europa was dit heel anders. In het Bulgaarse Rijk bijvoorbeeld, waar de bogomielen – de Bulgaarse evenknie van de katharen – actief waren, kon een ruime meerderheid van de burgers lezen en schrijven! In onze gebieden was dat dit slechts 2%! De invloed van het bogomielse denken was niet gering en bleek bijvoorbeeld uit een ongekend progressieve wetgeving, de Ekloge, waarin onder andere de armen rechtsbijstand kregen en de materiële toekomst van de gehuwde vrouw beschermd was door de invoering van de echtelijke gemeenschap van goederen. Deze Ekloge is maar kort van kracht geweest en door latere machtshebbers weer tenietgedaan.
Op wetenschappelijk niveau was het de bogomielse rechtsgeleerde Bulgarus die in 1070 aan de basis stond van de eerste universiteit in Europa, die van Bologna in Italië. Oost-Europa had dus een stevig overwicht op het westen qua culturele, economische en politieke ontwikkeling. Toen het westen zich in alle opzichten sterk en snel begon te emanciperen, kwam ook de gnosis vanuit het oosten via de bogomielen naar het westen. Heel concreet werd dit – we zagen het al in hoofdstuk 1 – toen hun leider Nicetas vanuit Constantinopel in 1167 naar het concilie van Saint-Félix kwam om de katharen bij te staan bij de federatieve opbouw van hun ‘kerken’.
Ritueel van het Consolamentum
Fragment uit tekst van het Ritueel van het Consolamentum:
Wanneer u deze macht en kracht wilt ontvangen, is het noodzakelijk dat u alle geboden van Christus en van het Nieuwe Testament overeenkomstig al uw krachten houdt. En weet dat hij geboden heeft dat de mens niet zal echtbreken, niet zal doden en niet zal liegen. En ook dat hij geen eed zal zweren, niet zal stelen en roven, dat hij anderen niet aan zal doen wat hij niet wil dat hem geschiedt, dat hij allen zal vergeven die hem kwaad hebben gedaan, dat hij zijn vijanden lief zal hebben en voor zijn lasteraars en aanklagers zal bidden en hen zal zegenen. Wanneer men hem op de wang slaat, biedt hij ook de andere aan, en wanneer men hem zijn mantel ontneemt, laat hij hem ook de rok. Dat hij niet zal rechtspreken en oordelen, en nog vele andere geboden, die de Heer aan zijn kerk gegeven heeft. Verder is het noodzakelijk dat u deze wereld en haar werken haat, evenals de dingen die van haar zijn.
Antonin Gadal maakt daarbij in het Frans nog de kanttekening dat het consolamentum feitelijk de inwijding is van de croyant in rituele vorm; de overdracht van de Heilige Geest door de parfaits op de neofiet (transmission du Saint Esprit à l’initié par les parfaits). Het stelt de gelovige voor de transformatie van de stoffelijke mens in de geestelijkenmens (réformation de l’homme matière en homme esprit). Daarvoor dient hij vooraf afstand te nemen van de wereld, dat is ‘dood’ ofwel ongevoelig te zijn voor de verlokkingen van de materie (mort de la matière) en te voldoen aan het mélioramentum; dat is op eerzame wijze boete doen (faire amende honorable), berouw betonen (repentir) en getuigen van het diepe verlangen om vergeving van zonden te krijgen (désir d’obtenir la rémission des péchés).
LEES MEER OVER DE BOVENSTAANDE AANBEVOLEN BOEKEN OVER DE KATHAREN