Beweging rondom een vast punt – hoofstuk 1 van ‘Hemel en aarde in de wereld van het kind’ van Ankie Hettema-Pieterse

DOWNLOAD HET GRATIS GEDEELTE VAN HEMEL EN AARDE IN DE WERELD VAN HET KIND (PDF)

BESTEL HEMEL EN AARDE IN DE WERELD VAN HET KIND

Op 6 maart 2021 verscheen het nieuwste boek van auteur Ankie Hettema-Pieterse: Hemel en aarde in de wereld van het kind – hoe je dichtbij brengt wat veraf lijkt. Hieronder volgt de integrale tekst van het eerste hoofdstuk.  

Geestwet van rust en beweging 

Zoals één kaars een ruimte verlicht, zo stroomt uit het ‘ene begin’ een enorm, oneindig uitgestrekt, bolvormig veld van licht, waarin onze planeten niet meer zijn dan zandkorreltjes, die om een wat grotere zandkorrel, de zon, draaien. In oude wijsheidsstromen wordt het omschreven als: ‘God is een cirkel waarvan het middelpunt overal is en de omtrek nergens.’ Deze geestwet zouden we ons kunnen voorstellen als een groots en krachtig vader-moederveld, een alles vervullend, cirkelend en wervelend, scheppend energieveld dat trilt en golft in kracht en beweging. 

De kracht, het vaste punt in het binnenste dat alle eigenschappen bevat tot openbaring of groei, precies zoals het zaad van een plant ieder onderdeel van die plant verborgen houdt. Beweging, die tracht het binnenste, wat aan eigenschappen aanwezig is, naar buiten te brengen, te realiseren, zoals zaad kan ontkiemen, kan groeien en de bloem voortbrengt.

Kracht als potentie werkt samenbindend en beweging is uitstromend. Twee krachten die evenwicht vinden in de bol, de cirkel waarbinnen alles vanuit de punt beweegt en daarheen ook weer terugstroomt. Wijsheidswoorden van de Indianen vertellen van deze rondgang: 

Alles wat de kracht van de wereld doet, wordt gedaan in een cirkel.
De hemel is rond, en ik heb gehoord dat de aarde rond is als een bal en de sterren ook. Als de wind op zijn krachtigst is, wervelt hij.
Vogels maken ronde nesten want hun religie is dezelfde als de onze.
De zon komt op en gaat onder in een cirkel. De maan doet hetzelfde, en beide zijn rond. Zelfs de seizoenen vormen een grote ronde cirkel in hun wisseling, en komen altijd weer terug waar ze waren. Het leven van een mens is een cirkel van kindertijd naar kindertijd.
En zo is de cirkel overal waar kracht beweegt.

Dit begin, we zouden kunnen zeggen dit vader-moederveld van leven in potentie, zag de Griekse filosoof Plato voor zich als de onveranderlijke goddelijke wereld, waarin alle ideeën tot vormgeving aanwezig zijn. Daarop baseerde hij zijn ideeënleer. Alles is een idee. 

Alles wat in de kosmos en op aarde te vinden is, bezit volgens deze leer een soort mal. Denk aan het gieten van gips in een vorm. Het wordt een konijn, een paard of een kip. Wat uit de vorm komt, is oplosbaar, veranderlijk en keert na verloop van tijd ontbonden weer terug naar het begin. Alle tijdelijke dingen, die wij met onze handen, onze ogen, oren, neus en mond kunnen waarnemen noemt Plato de zintuiglijke wereld. Maar ook dingen die wij niet kunnen zien of aanraken, zijn volgens Plato een idee. 

Uit de idee van het goede ontstaat goedheid. Uit de idee van het ware, waarheid. Uit de idee van het schone, schoonheid. De zuivere idee van het goede, het ware en het schone behoren in zijn visie tot de onveranderlijke bovenzinnelijke wereld. Het is de wereld van de goddelijke ziel, die wonderlijke tussensfeer, die het midden houdt tussen het geestelijke en het stoffelijke. Dan gaat het niet om de vraag of een méns goed kan zijn. En dan is het goede niet iets wat men doét. Maar het is de ziel die trekt en vooruitsnelt, het goede kenbaar maakt dat door de mens gevolgd kan worden en hem optrekt tot hogere gebieden. 

Want het is alleen de mens die de oorspronkelijke idee van zuiver leven als een zelfscheppend, levend beeld in zich meedraagt. Plato sprak over de wereldziel als het goddelijk middelpunt van lichtkracht in de aarde. Op dezelfde wijze ziet Plato in de mens, in zijn midden de flonkering van een goddelijke vonk, een wordende ziel, die omhoog kan reiken, de hemel in maar ook omlaag kan vallen, de aarde in. Het is aan de mens als vrij wezen om te kiezen: of zich te verliezen in begeerten in het stoffelijke leven, of zich te verheffen op de weg van het goede, het ware en het schone, en de relatie tussen geest en stof te leren doorgronden, te komen tot ‘gods- aanschouwing en godsverwerkelijking’. 

 Eenmaal zal hij zichzelf kennen, de mens die hij ten diepste is. In een hindoeïstisch verhaal, in de Oepanishads, vraagt een meester aan een kind wat het ziet als het de vrucht en vervolgens de zaden van een Nyagrodhaboom opensplijt. Als het kind antwoordt niets te vinden, zegt de meester: ‘Waarlijk, mijn kind, uit dat ijle, dat je niet ziet rijst deze machtige Nyagrodhaboom op. Dat ijle heeft de hele wereld als haar ziel. Dat is de Atman. Dat ben jij!’

Enkele eeuwen voor onze jaartelling verscheen in China het kleine boekje: de Daodejing, dat wordt toegeschreven aan Lao Zi. Het ijle wordt hier Tao genoemd. 

Tao is een mysterie. Tao is in de hele kosmos, in ons zonnestelsel, overal op aarde, in de bomen, de planten en de dieren, in de bergen en stenen, in cellen en atomen. Tao is ook in de mens. 

En de mens kan, zo zegt Lao Zi, ‘als het hart vrij is van alle aardse gerichtheden en begeerten het mysterie van Tao’s spirituele essence aanschouwen.’

Ons hart is allesbehalve vrij. Het hunkert, verlangt, kent hartstochten, het trekt dan hierheen, dan daarheen. Het kent gewoontepatronen, zit verstrikt in maatschappelijke gedachtenconstructies. Moe geworden verzucht het: ik moet even tot mezelf komen. Is dit ‘zelf’ rustpunt? Evenwichtspunt? Het punt in het binnenste waar de bezielende kracht huist? En kunnen we dit binnenste binnen dan de ziel of lichtvonk noemen? Misschien ‘ware zelf’ of ‘het ware’ in jezelf, wie je echt bent? 

‘Gebruik je verstand!’ zeggen we, maar ook ‘luister naar je hart!’ Verstand gebruik je, maar luisteren doe je naar je hart. Het hart is het levend middelpunt in ons lichaam. Men zegt dat het hart een specifiek aanvoelingsvermogen heeft – intuïtief weet het van een groter en hoger leven. Om het in woorden van de Franse natuurkundige en ethisch denker Blaise Pascal uit te drukken: ‘Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent’. Het hart heeft van nature het universele lief. Het hart voelt het goddelijke.’ Wat beluister je daar? Is het misschien de stem van dat onbeweeglijke begin? De stem van de stilte? Waar draait het in jouw leven om? Wat bezielt jou? Kunnen mensen bezieling over brengen op anderen? 

Bij je geboorte was je één bundeltje liefde! In jouw onschuld en kwetsbaarheid hervonden wij ons zelf – iets wat we misschien vergeten waren. Jouw liefde riep onze wederliefde op. Liefde is het begin, de kern, het hart. Weet je, daarin woont het intuïtieve weten. 

Herkenning in de natuur 

Een zonsopgang en -ondergang herinnert ons aan het mysterie van leven. Ons zonnestelsel kent één zon. Waar wij ons ook bevinden op de wereld, dezelfde zon staat aan de hemel. De zon ‘loopt’ mee langs de vloedlijn op het strand. Niet voor niets werd de zon in alle vroege culturen aanbeden als een god. 

Ook onzichtbaar, achter wolken, geeft de zon haar licht en begeleidt alle groeiprocessen. De zon is onze levensbron. We zien hoe de aarde en de planeten om de zon heen draaien. Hoe de aarde om zijn as draait en dag en nacht ontstaan en hoe weken en maanden altijd maar doordraaien en een jaar rondmaken. Hoe door de invloed van de maan het water met eb en vloed een rondgaande beweging maakt. 

Het ene licht splitst zich in een kleurenspectrum. De Engelse natuur- en wiskundige Isaac Newton toonde aan dat wit licht is samengesteld uit alle kleuren. De regenboog laat zeven kleuren: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet aan de hemel zien.  Wij zien een halve boog omdat de aarde rond is. Het getal zeven geeft een volheid van leven aan. Zeven scheppingsdagen, zeven krachten, te verdelen in drie en vier. Drie hemelse of geestkrachten, vier kosmische of wereldkrachten. 

Leven ontstaat uit een bron, te vergelijken met een rivier, die als klein stroompje begint, zich verbreedt en uitstroomt in zee. We kunnen ook denken aan een kern als beginpunt, te vergelijken met een draaikolk of windhoos. Het middelpunt, het oog is stil, en van daaruit wervelt kracht, aan de randen het sterkst, in het midden opwaarts bewegend, aan de randen neerwaarts. 

We zien rozenblaadjes gerangschikt om het hart, waar ook het zaad, de rozenbottel gevormd wordt. Dennenappels, schelpen, de hoorn van een dier, alle geven een groei te zien vanuit het ene middelpunt. Zij spiralen uit tot een patroon waarin vorm en getal evenredig groeien. De stam van een boom wordt ieder jaar dikker met een nieuwe jaarring. De paardenbloem wordt van pluizenbol weer paardenbloem. Vogels bouwen hun nest in het rond, spinnen hun web. Mensen zagen de beweging in de natuur, en vonden het wiel uit. 

Hoe klein het leven zich ook ontvouwt, er is een verborgen orde, een heel speciale verhouding in de natuur te ontdekken. Hoe prachtig zijn atomen en moleculen alleen al niet geordend in een vlindervleugel? Dit wordt wel de heilige geometrie genoemd, of goddelijke verhouding. De schilderkunst spreekt van de gulden snede. Wij ervaren het als ‘schoonheid’. 

Zo is er in een schilderij ook maar één ondeelbaar punt: niet te hoog, niet te laag, niet te dichtbij of te veraf, waar het oog naar toe getrokken wordt. Het is het punt waar het ‘perspectief’ ligt, het verdwijnpunt.

Misschien een wat verouderd beeld maar als we naar een atoom kijken, zien we elektronen met grote snelheid om de kern draaien: waar komt die energie vandaan? De wetenschap spreekt van nulpuntenergie. Een krachtvolle energie, die van een ondenkbaar kleinste soort is, zonder gewicht, met hoge trilling, alles doordringend, onuitputtelijk, sneller dan licht, voortkomend uit een onbegrijpelijk, onbeweeglijk begin, uitstromend tot een oceaan van kracht om ons heen. 

Activiteiten 

Als op een morgen de zon stralend naar binnen schijnt beginnen we de dag allemaal voor het raam en kijken… De verhalen komen los over wat de één al weet van de zon en de ander beleefd heeft. Op mijn vraag waar de zon nou toch vandaan komt, komen verschillende antwoorden. De kinderen herinneren zich een lied en beginnen te zingen: ‘In het begin lag de aarde verloren, in het begin in de duisternis, God sprak zijn woord en het licht werd geboren…’. ‘Ja, maar wat is God dan’, vraag ik. Ramon hoeft niet na te denken: ‘Nou, dat is gewoon het licht in alle mensen.’ Volgens Nathan was er eerst alleen licht en zoog God het licht op en kwamen er zo bomen en dieren. 

Ik vertel dat overal in de wereld bij alle volkeren en culturen mensen geprobeerd hebben antwoord te geven op de grote vragen naar het begin van alles. We besluiten verschillende scheppingsverhalen en daarbij behorende prentenboeken op te zoeken en elkaar te vertellen. En de komende tijd de zon te volgen! 

En op een dag als de lucht potdicht zit, zoeken we die onzichtbare zon, die
er toch is. Maar doen ook alsof de zon er helemaal niet is. Handen voor de ogen. Dan is het pikdonker.
Wij zien niets! Handen weg… het onzichtbare licht maakt dingen zichtbaar!

Alleen als er licht is, zien wij. Licht botst tegen iets aan, dan zien wij kleur.
Wat gebeurt er als we dit kristal ophangen? Zodra de zon er is en het licht
door het kristal heen schijnt, dansen de regenbogen over het plafond en
op de vloer. Het kristal maakt de kleuren van het licht zichtbaar! Wie kan
een regenboog vangen op zijn hand? We benoemen de zeven kleuren,
maar zien ook de vele nuancen. We proberen de zon ook te vangen op een
CD-schijfje; we grijpen onze kans bij regen en zon, om in de waterdamp,
de regenboog aan de hemel te zien!
We zitten buiten op een kleed. Wie van jullie kan in de zon kijken?
Het gesprek gaat naar dieren die onder de grond leven, naar nachtdieren
en naar de arend die misschien wel in de zon kan kijken. 

God bestaat 

Er was eens een Romeinse keizer, vertel ik, die tegen een rabbi zei: ‘Wanneer je mij wilt laten geloven dat jullie GOD BESTAAT, laat hem mij dan zien!’ ‘Kom maar mee naar buiten’, sprak de rabbi, ’en kijk omhoog de hemel in’. De zon scheen fel en direct sloeg de keizer zijn blik weer naar beneden. Net als jullie… ‘Ach keizer, de zon is maar een klein scherfje van het grote licht dat God is, als zelfs het licht van de zon al te fel voor u is om naar te kijken, hoe denkt u dan ooit God zelf te kunnen zien?’

Er bestaat veel wat voor ons onzichtbaar is. Wat is voor ons nog meer onzichtbaar?
Kunstenaars en componisten inspireren kinderen. ‘God is de zon’, zei Turner, schilder uit Groot-Brittannië. We bekijken enkele werken. Of de zonnen van Vincent van Gogh, of de zonnen en manen van Jan Sluijters. Het stimuleert de kinderen zelf aan de slag te gaan, met verf, inkt, potlood, klei of papier. 

We beluisteren de Morgenstimmung uit de Peer Gynt Suite van Edvard Grieg, een gedeelte van Die Schöpfung van Haydn of gaan spelend als murmelend beekje mee met de Moldau van Smetana. Eén kind, die tot een brede rivier wordt, door steeds één kind meer mee te laten stromen. We maken muziek: stromende bewegingen over klankstaven. Het nodigt uit om watervallen en -stromen te tekenen.

Een kopje thee drinken wordt opeens aanleiding om het onzichtbare dat toch aanwezig is, onder de aandacht te brengen. ‘Ja, natuurlijk wij willen een suikerklontje in de thee!’ 

We zien dat het suikerklontje oplost. Waar is het gebleven?
De zoetheid van het klontje heeft zich verspreid in de thee.
Het ene begin zien we niet meer en toch is het er, overal!

Het heeft geregend. Niets is leuker dan om in de plassen te spelen. Emmertjes te vullen. Tot één van de kinderen een klein steentje in het water gooit en roept: ‘Juf, het water leeft!’. We komen allemaal kijken. De volgende dag mogen de kinderen een steen in de vijver gooien. We zien hoe iedere steen zich in kringen voortbeweegt. Al die plonzen in het water: het leven spat ervan af! En kijk die kringen die voort- en voortgaan! Teruggekomen vertel ik het verhaal van 

Het kleine visje met de grote vraag 

‘Iedere vis zegt dat we leven in het water, maar wat is water? Ik kan het niet pakken en zie het niet’, zei het kleine visje.
‘Stel je vraag aan de grote wijze vis’, zeiden de andere vissen.
Deze vraag was zo belangrijk voor het kleine visje dat hij besloot op weg te gaan. Het was helemaal niet makkelijk om de grot te vinden waar de grote wijze vis woonde. Maar wat was de wijze vis blij met de vraag van het kleine visje. Het was niet zomaar een vraag, het was een grote vraag! De wijze vis sprak: ‘Draag de vraag altijd met je mee. Dan komt er een moment dat je ineens ervaart dat water je geheel en al omgeeft en altijd doordringt, ook al heb je het niet in de gaten, want je leeft er midden- in!

In de winter volgen we hoe uit de bol de amaryllis zich ontvouwt. In de lente hoe narcissen en krokussen uit bolletjes tevoorschijn komen. We onderzoeken de verschillende ‘harten’ van bloemen. Zien hoe rozen– en madeliefblaadjes er rondom liggen. 

Hoe zaden in het hart van een zonnebloem gerangschikt zijn.
We verzamelen zaden, grote en kleine; we zaaien sterrenkers, spinazie, wortelen.

Vanzelfsprekend is het niet: er komt uit wat er al in zit!
De dag openen in verwondering is een belevenis die de hele dag door gedragen wordt. Tijdens andere activiteiten komen kinderen erop terug. We zijn gewend de dag te benoemen en de dagen van de week. Nu stoppen we niet bij één week maar beginnen weer opnieuw en opnieuw… daarbij
draaien we de handen om elkaar. Zou het ook zo met de maanden zijn? En
de seizoenen? We hebben plezier, we ervaren de cirkelende beweging in de
tijd. Dan stelt Milan de vraag: ‘Gaat het ook zo met de jaren? Gaan die ook
rond en rond? Ook de klok juf!’ ‘Poeh Milan’, zeg ik na enkele reacties van de kinderen, ‘dat weet ik ook niet precies, die vraag moeten we bewaren, misschien komen we het een keer te weten’. 

Op een ochtend leg ik in de kring ballen van verschillende grootte neer. De kinderen proberen te raden wat we gaan doen. Ik laat een afbeelding zien van ons zonnestelsel.
We gaan het zonnestelsel naspelen. We bespreken de planeten op rij vanaf de zon. Dan is het ene kind zon, de ander maan, aarde, we verdelen de planeten… We draaien (lopen) om de zon en botsen niet! 

We prikken in de aarde een stok als as (of we nemen een wereldbol). We geven met een sticker aan waar we wonen, een zaklamp is de zon en laten de aarde nu om haar as draaien: dag en nacht. We maken hier een spel van: wanneer het dag is, mag je wandelen en bij nacht ga je slapen. 

We zien hoe de seizoenen ontstaan, de beweging van de aarde om de zon. Ervaren het ritme, de orde, de schoonheid die is neergelegd in de kosmos. We knutselen een planetarium aan het plafond. Opgeblazen ballonnen verschillend van grootte worden omwikkeld met papier-maché en geverfd in de kleur die past. De planeten worden op volgorde opgehangen. We maken van drie cirkels, twee verbindingsstroken en splitpennen een klein zonnestelsel: zon, maan en aarde. Spelend hiermee herhalen we: ‘Alles draait om de zon, dat is het middelpunt’. 

Om het middelpunt als beeld mee te geven kijken we in de kersttijd met aandacht naar de vlam van een kaars. Het is niet zomaar het licht van een kaars! We zien de pit en daarom heen verschillende kleuren in de vlam. Of we snijden een pompoen door. Binnenin liggen pitten, zaden te wachten op hun nieuw begin om uit te groeien. Of we nu pompoenen, de cyclus van een paardenbloem, ronde nesten van vogels bestuderen, of het web van een spin, de beelden, hoe prachtig ook, ze staan niet op zichzelf, maar we bespreken ze in samenhang met de geestwet, rust en beweging. 

Schijven van boomstammen met duidelijk zichtbare jaarringen worden bouwmateriaal. Wanneer ik daarbij eikels, kastanjes en dennenappels geef, wordt al gauw een ‘natuurlijke’ mandala gelegd. Het nodigt uit om met ook andere materialen een mandala te leggen. 

Om het middelpunt ook als stiltepunt te benoemen, halen we een fiets naar binnen. We benoemen de verschillende onderdelen en komen uit bij de as en de velg van het wiel.
Ik vertel over de uitvinding van het wiel en laat zien hoe de fiets in de loop van jaren veranderd is. Hoe groot is mijn verbazing wanneer de kinderen bij het buitenspelen alle fietsen en karren op de kop leggen, in een lange rij, de trappers vastpakken en zingen ‘alles draait rond….’ . Zij ontdekken hoe de beweging van het ene wiel overgebracht kan worden op een ander. De dag daarna zet ik de doos met tandwielen klaar. En een doos met tolletjes. We ontdekken dat het snel ronddraaien, de kleuren van de tol tot één kleur maakt. En er zijn tollen die zich kunnen omdraaien, onder komt boven. 

Leonardo da Vinci heeft veel tekeningen gemaakt van waterstromen. In de wasbak spelen we met water. We zien hoe water uit een fles rond weg kolkt, hoe water als spiraal de gootsteen indraait. We tekenen ons zelf in een cirkel als de Vitruvius van Leonardo da Vinci. Voortaan hebben de kinderen naast een liniaal ook een passer. Immers we kunnen lineair en cyclisch denken! De schilder Kandinsky heeft een kleurenstudie gemaakt met vierkanten en concentrische cirkels. Alle kinderen worden Kandinskys. De ene keer schilderen we vanuit een punt van binnen naar buiten, dan vanuit het vierkant van buiten naar binnen. En we doedelen vierkanten, cirkels en ovalen, dat wil zeggen: we ‘schrijven’ met verschillende kleuren van binnen naar buiten of van buiten naar binnen, kleinere of grotere vormen. Fietsen en tandwielen worden nagetekend. 

Tijdens de kringspelen, waarbij we om de cirkel moeten rennen en niet binnen door de stilte van de cirkel mogen gaan (twee is teveel, kat en muis) krijgen we het idee om in de klas een plek van stilte af te spreken. Een plek waar even niets hoeft. Waar wel stil een mandala ingekleurd mag worden. Wie stil is, hoort meer. Wat hoor je? De klok, ruisen van de bomen, iemand lopen – dat is buiten je. Wat hoor je van binnen? 

Innerlijke waarden: wat draait om een vast punt 

Het intuïtieve weten van het hart 

Stil staan bij schoonheid, het mysterie ‘leven’ 

Het wezen van een kind is sprankelend licht, nog verbonden met waar het vandaan komt. Samen in verwondering en bewondering stilstaan bij al wat is, behoedt en bewaart in het kind de verbinding van het hart met zijn ziel, met het ‘weten’ waar het vandaan komt, niet in woorden maar in herkenning van ‘het goede en het schone’. 

De schoonheid van bloesem, van openspringende kastanjeknoppen, het stil ruisen van de wind door de bladeren, het zonlicht, de zang van de vogels, borrelende bronnen, wuivend riet … zij komen overeen en sporen aan het goede en schone in het eigen innerlijk te ontsluiten en te volgen. Al wat het heelal voortbrengt kan zo een bron van oneindig geluk voor ons zijn. Het wordt binnen in het kind herkend en voedt zijn innerlijkheid. Het voelt het bijzondere wonder van leven aan en het wekt daarom het inzicht om zorgvuldig om te gaan met de natuur.

Nieuwsgierigheid en dankbaarheid 

Een kind is ontvankelijk, puur en open voor het omringende veld van levenskracht. Nieuwsgierig en verbaasd over wat het ziet, beleeft en ontdekt. Mee opgaan in zijn nieuwsgierigheid sterkt het kind in zijn lichtheid en openheid en geeft één en al plezier. Onze dankbaarheid maken we kenbaar door bijvoorbeeld één keer per week op een vast moment iets te laten benoemen: ‘Ik zag een vlinder fladderen’, ‘Ik hoorde de vogels fluiten’, ‘de aardappelen groeien’, ‘mijn hamster loopt in zijn molentje’… Dankbaarheid tonen is onthouden dat het leven een geschenk is, hoezeer we soms ook overspoeld worden door andere gedachten en gevoelens. 

Eigenheid 

Ieder kind wordt met een ‘eigenheid’, een specifieke innerlijkheid geboren. Het is het begin van zijn of haar leven. Misschien mogen we het ziel noemen. De kinderziel laat een grote creativiteit zien, fantasie, verbeeldingskracht en veerkracht. Van daaruit zal het de innerlijk aanwezige mogelijkheden kunnen ontplooien. Wij geven de kwaliteiten van het kind ruimte door er oog voor te hebben, aandacht en waardering. Door het te laten zijn in een rechte verhouding tot wat het zich ook ‘eigen moet maken’ voor de samenleving. Als wij ons zelf serieus afvragen, hoe dat moet, en bereid zijn te luisteren, begint een gezamenlijke zoektocht naar hoe wij daar het beste op in kunnen spelen. Door zelf waar te zijn in relatie tot het kind, zijn wij de gesprekspartners die zij nodig hebben. 

De wereld, het kind en vertrouwen 

Wij weten niet hoe de wereld er over vijf jaar uitziet. Toch bereiden wij kinderen voor vanuit onze visie, onze leefpatronen op die ongrijpbare toekomst, vanuit wat wij denken dat belangrijk is. Maar het zal anders zijn. Kinderen zijn de toekomst! 

Hun creativiteit en speelsheid kan de toekomst aan. Kinderen dragen nieuwe mogelijkheden in zich voor de nieuwe tijd. Zij hebben ons vertrouwen nodig om die nieuwe mogelijkheden te leren gebruiken en wij hebben hun vernieuwende inzichten nodig. 

Wat is de zon in jou? 

Wat maakt je blij? Wat doe je het liefste? Uiteenlopende antwoorden worden gegeven: van cadeautjes krijgen, tekenen, sporten tot en met knuffelen met mama. Sta stil bij ieders eigenheid. Roos zegt dat zij mama’s zonnestraaltje is, dat zij mama blij maakt. 

Alles is mogelijk 

Iedereen kan het aantal zaadjes in een appel tellen; niemand kan het aantal appels in één zaadje tellen. Net als de appel van binnen een ster met pitjes heeft waaruit appelbomen kunnen opgroeien, zo hebben wij ook een pitje vol mooie dingen die wij kunnen leren. De pitjes kunnen uitgroeien in allerlei richtingen. Door het benoemen van kwaliteiten activeren we ieders eigenheid in het dagelijkse leven. 

In het vaste punt ben je thuis 

Waar is er maar één van in het heelal? Op de aarde? Bij jezelf? Twee ogen, twee oren maar één neus, één mond, één hart, die zitten in het midden. Het vaste punt is je diepste zelf, je eigen hart. Daar kom je tot jezelf. Daar ga je bij te rade, als je het even niet weet. Het geeft je de kans oude gewoonten of barrières te doorbreken, anders tegen dingen aan te kijken. Het is belangrijk kinderen momenten van stilte te leren waarderen. Om bij te komen maar ook om even afstand te nemen van waar je mee bezig bent, zoals een schilder even op afstand kijkt naar zijn schilderij. Meestal komt op een onverwacht moment, ineens een nieuw idee bij je binnen flitsen. Zo werkt het ook om een nachtje ergens over te slapen. Een kind dat zich verveelt is niet erg. Het is op zoek naar wat het eigenlijk wil. 

Leg de vraag in het midden 

Niet zelf als leerkracht of ouder met oplossingen komen maar de vraag in het midden van allen of in het kind zelf leggen. Wat denk jij? Luister stil naar binnen, naar je hart – want dát klopt! 

We maken een nieuw begin 

Maak iedere dag tot een nieuw begin! Laat dat merken. Iedere dag geeft nieuwe kansen. Waar je constateert dat gedrag vastzit of ongemakkelijk is, máák je een nieuw begin met behulp van spel. Met spel doorbreek je ingesleten patronen bij kinderen. Laat een krokodil opdraven die alle jassen die iedere keer weer op de grond liggen, wil opeten. 

We waarderen het kleinste levend ding 

Trek vooral de levende natuur in. Als je erop let, is er dichtbij meer te zien, te horen en te ontdekken dan je denkt: een narcis wordt ‘geboren’, een wolk drijft voorbij boven je in de vrije hemel, een gevonden tak, ‘een goede zwieptak, juf’, helikopterzaadjes van de esdoorn. 

Verlangen geeft richting 

De spaken van een wiel verbinden de as met de velg. Zij geven het wiel stevigheid en vastigheid. De spaken kunnen we vergelijken met de ziel. Het is het verlangen, waar je belangstelling naar uitgaat, dat wat je wilt doen. Waar gaat het verlangen van het kind naar uit? Speel in op wat het bezighoudt. Of als het niet weet wat te doen, geef het de tijd. Vul het niet te gauw in. Zie het als een moment van bij zichzelf komen, in het middelpunt, waar het borrelen op gang moet komen. 

De schat 

Rabbi Isaak woonde in Polen, in de stad Krakau. Op een nacht werd de rabbi in een droom verteld dat hij naar de stad Praag moest reizen. Daar zou onder de grote brug naar het paleis van de koning een schat begraven liggen. Rabbi Isaak hechtte eerst geen waarde aan de droom, maar toen hij de droom voor de zesde keer droomde, besloot hij toch op zoek te gaan naar de schat. 

Na een lange reis kwam rabbi Isaak in Praag aan en ging meteen op weg naar het paleis. Maar de brug bleek dag en nacht door soldaten bewaakt te worden. Vanaf veilige afstand observeerde de rabbi de brug. Een kapitein van de wachters op de brug, die hem zag staan, vertrouwde het niet. Hij ging naar Isaak toe en vroeg: ‘Wat heb je hier te zoeken? Wie ben je en waar kom je vandaan?’ 

‘Ik kom uit Krakau’, zei Isaak, ‘in een droom heb ik gehoord dat hier bij de brug een schat ligt.’ Intussen stond hij te trillen op zijn benen, bang dat hij gevangen zou worden genomen. Maar tot zijn grote verbazing begon de kapitein te lachen tot de tranen hem over de wangen rolden. ‘Beste rabbi, u lijkt mij een wijs man, maar wat jammer dat u uw schoenen hebt versleten voor een droom! Als ik de droom zou geloven die ik heb gehad, zou ik nu rechtstreeks naar de stad gaan waar jij vandaan komt. Elke nacht, al wekenlang hoor ik in mijn droom een stem die zegt: ‘Er wacht een schat op jou in Krakau, onder de oven in de keuken van rabbi Isaak.’ Rabbi Isaak was stomverbaasd. Hij bedankte de kapitein voor zijn verhaal en keerde zo snel mogelijk terug naar Krakau. Hij rende zijn huis in, groef onder de oven in de keuken en vond een schat zo groot, dat hij voor de rest van zijn leven geen materiële zorgen meer had.
Uit dankbaarheid liet hij een synagoge bouwen en in de oostelijke muur liet hij beitelen: ‘Soms maakt een mens een verre reis op zoek naar geluk om te ontdekken dat het dichtbij is.’

Filosofische vragen

Ingaan op filosofische vragen kan op meerdere manieren, aansluitend op een verhaal, een vondst, een gebeurtenis. In gesprek met één kind of met een groepje kinderen, bijvoorbeeld tijdens de creatieve verwerking. Schilderend, knippend, knedend komen gesprekken makkelijker op gang. Verschillende opmerkingen kunnen daarna meegenomen worden naar de hele groep. Wanneer we een vraag direct aan de hele groep voorleggen, ligt in het midden een kristal. Dit kristal hebben we goed bekeken. Het heeft heel veel vlakjes. Het wil zeggen dat ieder kind een deel naar voren brengt, één deel van een veel grotere waarheid. Luisteren naar elkaar en ieder in zijn waarde laten, is voorwaarde voor ons gesprek. Alles wat gezegd wordt, is waar en goed. Wel moeten de kinderen proberen aan te geven waarom zij het zeggen. 

Kijk naar dit kristal: hoe het ene licht zich in twaalf vlakken openbaart, ja in vier maal twaalf, en ieder vlak weerkaatst een straal licht. De een beschouwt een vlak en een ander, een ander vlak maar het is toch het ene kristal en het ene licht dat op alle vlakken straalt (Het evangelie van de heilige twaalven, hoofdstuk 90). 

Wat denk je, waar is jouw begin?
Waar was je voordat je geboren werd?
Waar is de baby, het kind dat je was, gebleven?
Wie ben je nu?
Wat doe je het allerliefste?
Welke kleur vind jij het mooist en waarom?
Waar speel je het liefste mee?
Wat is jouw schat?
Wat maakt je rustig?
Ben je wat anderen zeggen dat je bent?
Wat maakt je tot wie je bent?
Waar word jij blij van?
Hoe zou ons leven zijn zonder klok?
Is slapen belangrijk?
Wat is heel belangrijk voor jou in jouw leven? Waar beweeg jij omheen? Wat betekent voor jou het middelpunt?
Wat doe jij zichtbaar aan de buitenkant? 

BESTEL HEMEL EN AARDE IN DE WERELD VAN HET KIND

LEES MEER OVER DE BOEKEN VAN ANKIE HETTEMA-PIETERSE