In het midden zijn alle beelden – Hoofdstuk 12 over oerbeelden uit ‘Weg in Tao’

BESTEL WEG IN TAO, DE KUNST VAN INNERLIJKE ALCHEMIE

HOOFDSTUK 12 OVER OERBEELDEN UIT HET BOEK WEG IN TAO VAN ELLY NOOYEN

Wanneer het Niets zich roert, dan brengt het niet ‘niets, maar ‘iets’ voort’, zo wordt in de Liezi over de creatieve werking van Tao gezegd. Het voortbrengen van dit ‘iets’ vindt niet in één keer plaats, maar is een proces van geleidelijke ontwikkeling. Tao zelf blijft altijd in het verborgene; maar er gaat van Tao een creativiteitsbeginsel uit. De Teh voert dit beginsel uit door middel van ontelbaar vele transformaties, vanuit het niet-bestaan tot in het bestaan zoals wij dit kennen. Het Ene is een eerste transformatie van de Teh. 

Tao, Teh en het Ene vormen tezamen ‘De Oorspronkelijke Natuur’. 

Alle monaden in de oerchaos liggen niet alleen ingebed in deze oorspronkelijke natuur, maar zijn er volkomen één mee. Dit gaat niet op voor de tienduizend dingen. Het tijdloze Tao doordringt weliswaar volkomen het tijdelijke, maar het tijdelijke doordringt niet het tijdloos Tao. Onze tijdelijke natuur kan en mag daarom niet gelijkgesteld worden aan de tijdloze ‘natuur’. 

Wij mensen, als deel van de tienduizend dingen, liggen aan de ene kant volkomen ingebed binnen de oorspronkelijke natuur van Tao, Teh en het Ene, maar zijn aan de andere kant verbonden met een natuur waarin alles tijdelijk is. Zowel de tijdelijke natuur als de tienduizend dingen liggen als potentie binnen de oerchaos. Door de samenwerking van Tao, Teh en het Ene vindt in de oer-chaos een proces plaats waarin het ‘niet-bestaan’ voorbereid wordt om zich tot ‘bestaan’ te kunnen ontwikkelen. Dit proces betreft niet iets eenmaligs, maar het voltrekt zich voortdurend, want het Ene is zonder grens, of tijd. 

Dit proces van wording wordt door Lao Zi in vers 21 beknopt besproken. Hij geeft in sobere bewoordingen uitdrukking aan een onvoorstelbaar groots gebeuren. Dit vers is de getuigenis van iemand die uit de eerste hand een diepe innerlijke waarheid schouwt en daarvan ‘verslag’ doet zonder persoonlijke emoties of meningen, die immers afbreuk zouden doen aan het mysterieuze karakter ervan. 

BESTEL WEG IN TAO, DE KUNST VAN INNERLIJKE ALCHEMIE

Opvallend is dat zowel de beelden, het wezenlijke als de kiem of essentie zich ‘in het Midden’ bevinden, dat wil zeggen: in Tao. Het specifieke proces dat door de werking van de Teh in de oerchaos plaatsvindt, wordt omschreven als ‘vaag’, ‘ongewis, of ‘duister’. Deze termen hebben in onze cultuur een negatieve bijsmaak. 

Wanneer het over Tao gaat, kenmerkt het taoïsme zich door een omkering van waarden. Daarom verwijzen bovengenoemde termen juist naar het meest ‘positieve’ aspect: naar Tao, dat een mysterie is dat altijd in het verborgene blijft. Voor ons gewone bewustzijn blijft dit mysterie vaag en duister. Al onze woorden zijn dan ook maar ‘bij wijze van spreken’. Toch hebben we ze nodig om ons bewust te maken van processen die met ons verstand niet te bevatten zijn, maar die we diep van binnen wel degelijk kunnen herkennen. Zhuang Zi drukt dit als volgt uit: 

Hierbij komt nog dit: onze voeten betreden maar een klein stukje van alle grond, maar hoewel wat we betreden maar klein is, hebben we toch de grond die we niet betreden nodig om overal goed naar toe te kunnen gaan. En zo is ook onze menselijke kennis zeer gering, maar desondanks hebben we toch alles wat we niet weten nodig om te begrijpen wat we onder ‘de hemel’ verstaan. 

Wanneer we ons bewust worden van de beperking van de woorden, ontstaat openheid voor datgene dat niet in woorden uitgedrukt kan worden. De weg van Tao volgen is als een reis door het ongewisse. Wanneer we ons daarbij op durven stellen als een verwonderde toeschouwer, ontstaat ruimte voor diverse ‘waarheden’, zonder dat we ons aan één ervan vastklampen alsof die de enige zou zijn. Slechts ons innerlijke kompas, dat met Tao verbonden is, wijst ons ‘de weg’. Binnen de oerchaos liggen de ontelbaar vele oer-qi’s. Door de werking van de Teh vinden daarin transformaties plaats. De eerste daarvan wordt in Laozi 21 als volgt beschreven: 

BESTEL WEG IN TAO, DE KUNST VAN INNERLIJKE ALCHEMIE

Binnen de vormloze oerchaos schuilen oerbeelden, als symbolen die verwijzen naar het ‘niets’, dat geleidelijk aan een vage vorm begint te krijgen. In onze wereld hebben beelden een vorm. We nemen vormen waar doordat deze zich duidelijk van hun omgeving onderscheiden, zoals bijvoorbeeld de letters van dit papier. Binnen het Ene bestaat dit onderscheid niet, Lao Zi noemt deze beelden dan ook ‘vaag’ en ‘ongewis’. Het zijn prototypen van alles wat ooit in onze wereld vorm zal aannemen (of elders!). Het zijn symbolen van iets dat nog geen vorm heeft, maar dat wel de mogelijkheid daartoe bezit. 

Dit houdt in dat deze beelden niet alleen betrekking hebben op het weinige dat wij kennen (de tienduizend dingen in ons universum), maar ook op het vele dat wij niet kennen (het bestaan van andere universa). De oer-energie die in het Ene is, omvat veel en veel meer dan wij ons voor kunnen stellen. Als afsluiting een tekst over het Ene geschreven door de zogenoemde ‘Gele Keizer’ (2698 tot 2599 v.Chr.). Hij regeerde in een gebied rond de Chinese Gele rivier, waaraan hij zijn naam te danken heeft. Zijn invloed op het oude China was dusdanig groot dat zijn geboortejaar (2698) geldt als het begin van de oude Chinese jaartelling. 

Nu China de laatste decennia de blik meer naar buiten richt, wordt ook in het huidige China de westerse jaartelling gebruikt. Een keizer werd in het oude China beschouwd als ‘De zoon des hemels’. Hij was zowel koning als priester. Als koning leefde en werkte hij in de tijdelijke wereld, maar hij leefde bewust vanuit zijn verbondenheid met de oorspronkelijke natuur. Zo vormde hij een brug tussen beide naturen en deed hij zijn onderdanen voor hoe deze brug overgestoken kan worden. 

In 1973 werden in een Chinees graf een aantal op zijde gekalligrafeerde klassieke teksten ontdekt, waaronder ‘De vier geschriften van de Gele Keizer’. Daaruit is onderstaand citaat afkomstig: 

Het bestendige niets viel in het begin tot in de verste verten samen met de absolute leegte.
De leegte en de verste verten vormden een eenheid, zij bestendigden hun eenheid en verder niets.

Dampachtig, droomachtig: er waren nog geen licht en donker.
Het goddelijk subtiele vulde het geheel door en door, puur en roerloos, het gaf geen gloed af.
Daarom was het nog niet mogelijk er gebruik van te maken, geen der tienduizend wezens maakte er gebruik van. Daarom waren er nog geen vormen en was de absolute oneindigheid zonder naam. (…)
Het Ene’ is de benaming ervan, het lege is de woning ervan.

Bron: Weg in Tao, de kunst van innerlijke alchemie door Elly Nooyen, hoofdstuk 12: Oerbeelden

BESTEL WEG IN TAO, DE KUNST VAN INNERLIJKE ALCHEMIE