De gnosis en denkers en dichters – hoofdstuk 7 van ‘De universele gnosis’ – Dante, Bacon, Boehme en Whitman

 

BELUISTER OF LEES DE EERSTE ZEVEN HOOFDSTUKKEN

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

Het taalgebruik in het boek De universele gnosis van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri is onmiskenbaar van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar de boodschap is nu misschien wel actueler dan ooit. Hieronder volgt hoofdstuk 7 over ‘De Gnosis en denkers en dichters’. 

U weet waarschijnlijk wel dat de Gnosis – de goddelijke eenheid, vrijheid en liefde – niet benaderd kan worden door natuurreligieus en natuuroccult leven en streven, doch evenmin met mystieke bewogenheid of met filosofische speculaties. De mens die dit heeft ingezien en toch vanuit diepe, innerlijke drang het oog gevestigd heeft ‘op de bergen vanwaar zijn hulp komen zal’ (Psalm 121), maakt zich vrij van alle geijkte mystieke, occulte en humane begoochelingen, om ruimte te maken voor het enig ware transfiguristische vrijmetselaarsproces.

Uit menige ervaring gedurende de laatste jaren blijkt echter dat vele leerlingen en belangstellenden, die kennis nemen van de roep tot vrijmaking die van de moderne Geestesschool uitgaat, de grootste moeite hebben deze boodschap te verstaan en van de grootste verbazing en verwarring blijk geven wanneer de transfiguristische blijmare wordt uitgedragen. U weet dat Nicodemus van grote, kinderlijke onwetendheid blijk gaf toen Jezus de Heer hem sprak over de wedergeboorte en haar verlossende wegen. ‘Zijt gij een leraar en weet ge deze dingen niet?’, zo werd hem verwijtend gezegd (Johannes 3).

U hebt wellicht de neiging met een superieur lachje op deze stumperd neer te zien. Maar laat ons u mogen zeggen dat de gehele wereld en ook de voorhof van de moderne Geestesschool gevuld is met ontelbare Nicodemianen. Zij beschikken over een helder verstand en over een liefdevol hart en toch, slechts met inspanning van al hun krachten krijgen sommigen hoogstens een verward beeld van de wegen der transfiguratie. Deze verwarring, deze halfheid van begrip, blijkt vooral in de praktijk, wanneer zij inderdaad pogingen aanwenden die wegen te bewandelen.

U dient zich daarom af te vragen hoe deze bewustzijnsblokkade is ontstaan. Want inderdaad, er is in nagenoeg ieder leven een ontbrekende schakel. Er ontbreekt een draad, tengevolge waarvan de wegen-des-onheils niet kunnen worden overzien. Het is alsof een der hersencentra beschadigd is, alsof er iets uit de gewone zintuiglijke waarneming is weggevallen, tengevolge waarvan alle mensen, als het erop aankomt, kinderlijk Nicodemiaans reageren.

Het klinkt niet erg prettig als wij constateren dat de gehele mensheid op dit punt zeer zeker verminderd toerekeningsvatbaar is. En het is ongetwijfeld daarom dat de Christus, rekening houdend met deze verminderde toerekeningsvatbaarheid, de woorden sprak: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’ (één van de zeven kruiswoorden)

U moet erop letten dat er in een dialectische bestaansperiode nimmer statische waarden en eigenschappen aanwezig zijn. Alles in de wereld der dialectiek is aan voortdurende verandering onderworpen. Zo is het ook met uw vatbaarheid voor licht, waarheid en werkelijkheid. Wanneer, na een kosmische revolte, het overblijvende deel van de dialectische mensheid weer aan de wenteling van het wiel wordt geketend en als het ware wederom een geheel nieuwe kans tot vrijwording verkrijgt, dan is de vatbaarheid voor de waarheid van het goddelijke leven, dialectisch gezien, ideaal te noemen. Doch naarmate de tijd voortgaat en de mens zijn kansen niet grijpt, wordt deze vatbaarheid hoe langer hoe minder, tot zij tenslotte geheel en al verdwenen is.

Een mens die dit vermogen verloren heeft, moet dan niet slechts wachten op een nieuwe incarnatie, doch ook op een nieuwe dageraad na een kosmische revolte. Want de vatbaarheid voor indrukken van het ware goddelijke leven kán niet door geboorte worden verkregen. U hebt het nóg, of: niet meer. En áls u het nog hebt, houd er dan bij voortduring rekening mee dat zulk een bezit niet statisch is. Het is een wetenschappelijk feit dat ieder mens steeds minder vatbaar wordt voor een eventuele binding met de Gnosis.

Daarom is het dat ‘de stem’ dwingend klinkt, waarschuwend, aanzettend. Daarom is het dat het ‘Hora est’ wordt geheven. Deze roep gaat uit tot hen die nog reageren kunnen. En achter deze roep staat het klare weten dat dit reactievermogen steeds vermindert. Als dus de roep dynamisch klinkt en men zich verbaasd afvraagt waar dat toch voor nodig is, dan kunt u met wetenschappelijke zekerheid omvatten wat erachter zit, namelijk het verlangen u te helpen, nu het nog mogelijk is. Daarom is het dat in een werk als het onze altijd een zekere bewogenheid zit, altijd een revoltestemming aanwezig is, altijd een actie wordt gevoerd als om u wakker te maken.

U weet misschien dat er op het netvlies van het oog sprake is van een blinde vlek, die volstrekt reactieloos is. Als men het linkeroog sluit en het andere naar links richt, blijft het geprojecteerde beeld niettemin onzichtbaar voor het ziende gedeelte van het oog, omdat het beeld ervan precies op de blinde vlek valt. Zo zult u zich mogelijk kunnen voorstellen dat meerdere centra in hoofd, hart en spinalis eenvoudig blind zijn of worden voor bepaalde vibraties en suggesties. Als zulk een toestand bereikt wordt, is zo‘n mens dus niet meer te helpen.

Deze toestand van zintuiglijke ongeschiktheid voor het opnemen van impressies van het verlossende leven is dus de eindfase van een zuiver natuurlijk proces. Ieder mens komt tot deze zintuiglijke ongeschiktheid, wanneer hij zich, leven in, leven uit, op de horizontale lijn beweegt.
Doch tevens moet u erop letten dat dit proces-van-ongeschiktheid door anderen kan worden verhaast. Zo zal het u duidelijk zijn dat de hiërarchie van deze wereldorde er belang bij heeft u zo spoedig mogelijk ongeschikt te máken. Immers, zodra deze fase in een mensenleven is bereikt, heeft deze hiërarchie niets meer te duchten. Het betrokken leven kan haar niet meer ontsnappen. Zo zien wij, tussen twee kosmische revolten in, een natuurlijk proces van verminderd vatbaar worden en een toenemende activiteit der hiërarchie om dat proces te verhaasten.

De methode die de hiërarchie daarbij toepast is geheel en al te overzien. Stel u voor dat u over iemand autoriteit bezit en dat u, door het uitbuiten van de betrokkene, uw autoriteit handhaaft. Dat u tot de ontdekking komt dat de slaaf van uw autoriteit vatbaar is voor impressies, tengevolge waarvan deze aan uw leiding zal kunnen ontsnappen. Dan zult u maatregelen beramen om uw slaaf bewusteloos te maken voor de wekkende impuls tot bevrijding. Hoe zult u dat doen? U zult dat doen op twee wijzen: van buitenaf, en van binnenuit.

Er zijn transfiguristische impulsen die op alle mogelijke wijzen tot de mensheid zijn gebracht, met het oogmerk slaven vrij te maken. Nu zult u zich van al deze impulsen meester maken en er uw eigen uitleg aan geven. Zo die impulsen in boeken zijn verweven, zult u die boeken verbieden of verbranden. Wanneer u dát niet kunt, zult u op allerlei wijzen de inhoud van die boeken verminken. U zult een organisatie in het leven roepen die deze boeken zogenaamd als levensbasis kiest. U kunt er dan uit putten en preken wat van uw gading is en u kunt een gehele wetenschap in het leven roepen, om op de horizontale lijn het gehele gevaar te doen uitvibreren. De slaaf meent steeds het woord des levens te vernemen, doch ú trekt aan de touwtjes.

Wanneer deze methode van buitenaf niet meer voldoende is, zal men de slaaf ook aantasten in de zetel van zijn bewustzijn, dat is in zijn bloed. Het bloed wordt door geboorte en magie verduisterd en verduisterd gehouden. Aldus zal de slaaf, in deze tweevoudige greep, niet meer kunnen ontkomen.

Zo zult u verstaan dat, behalve het natuurlijke proces waaraan alle mensen onderworpen zijn, ook uw bloed op een door derden veroorzaakte wijze geschonden is, en dat ook de voorwerpen van uw aandacht opzettelijk verminkt zijn. Laat niemand menen wat dit alles betreft volstrekt ongeschonden te zijn. Door de onophoudelijke bloedsvermenging zijn alle mensen met elkaar verbonden, zodat de massa, die zich nu nog op directe wijze door de kerkelijke magie aan bloedsbederf overgeeft, haar invloeden ook in uw leven doet gelden.

Als u daarbij nog rekening houdt met het feit dat het gehele menselijke denken zeer bewust al vele honderden jaren geheel en al is omgebogen in dialectische richting en men zich van nagenoeg alle transfiguristische roepstemmen direct meester heeft gemaakt om ze op de aangegeven wijze te denatureren, dan kunt u zich voorstellen waarom u zoveel moeite hebt de roepstemmen des heils te verstaan en waar om uw reacties op het woord ten leven zo Nicodemiaans zijn.

Naast het natuurlijke proces van neergang is de mens verminkt, opzettelijk geschonden. Daarom dwingt de tijd. Bij de ware leerlingen van de moderne Geestesschool is er nog reactievermogen, doch allen worden steeds minder toegankelijk voor de Gnosis. Daarom wil de Geestesschool niet ophouden, zolang het nog tijd is, u open te breken voor de waarheid en u te drijven tot regeneratie.

Keer op keer, al jaar in jaar uit, maken wij u duidelijk, dat de roep tot transfiguratie geen vondst is van de dienaren van de School van het Rozenkruis, doch de roep van de beginne. En keer op keer vestigen wij uw aandacht op de gewijde en heilige taal van alle tijden, om onze mededelingen te bewijzen en kracht bij te zetten. 

Doch gezien het feit, dat het nu juist de heilige taal is, die het voorwerp van aandacht en verminking is van de kerkelijke magie, kan het zo zijn, wanneer wij ons gezichtspunt op de heilige taal voor u uiteenzetten, dat u zegt: ‘Ja, dat is uw visie, maar hij of zij meent een ander standpunt te moeten huldigen’. 

En zo gaat u dan de verschillende opvattingen tegen elkaar afwegen, en gaat u zich verliezen in allerlei bespiegelingen en vergelijkingen, waardoor u onherroepelijk het spoor bijster zult raken. Ook de enorme hoeveelheid ideeën is een methode van de hiërarchie (van deze wereld), om u als haar slaaf vast te houden. Toch laten wij niet los in onze poging u te wekken. En daarom willen wij ter onderstreping van ons betoog nu niet bepalen bij de gewijde taal, doch bij dichters en denkers, die van de onomstotelijke waarheid en noodzaak van de transfiguratie gesproken en getuigd hebben. 

U begrijpt dat we terzake in geen enkel opzicht volledig kunnen zijn. Wij doen slechts een greep, zo hier en daar, om uw aandacht op deze grote getuigen te vestigen, zodat u ze zelf nader zult kunnen bestuderen als u zich daartoe gedreven voelt. Het is ons bedoelen u andermaal te richten op het heilige doel, dat voor de verstandigen en wijzen van deze wereld verborgen is. Als u de ontbrekende draad maar weer vinden kunt, als u de ontbrekende schakel maar weer zult kunnen voegen in het geheel, dan heeft de roep voor u niet tevergeefs geklonken.

Er wordt niet van u verwacht, dat u de gehele volheid van het goddelijk leven als in een oogwenk kunt omvatten. Het gaat om de herstelde binding, om een nieuw geboren worden. En als u nog in de eerste windselen van het nieuwe kindschap geborgen bent, dan bent u reeds meer waard dan iemand met het grootste bewustzijnsbezit begrepen naar deze natuur, want u kent allen het woord: ‘Wat voor de wijzen en verstandigen van deze natuur verborgen is, is voor de kinderen van God geopenbaard.’

Zo vestigen wij dan allereerst uw aandacht op Dante, de grote middeleeuwse dichter. Velen hebben misschien het meesterwerk van Dante, de Divina Commedia in hun boekenkast staan. En velen van u zullen er waarschijnlijk ook in gelezen hebben. Doch hebt u ooit verstaan, dat deze Divina Commedia een ongerept, waarachtig gnostiek werk was? Hebt u ooit begrepen, dat de Divina Commedia een werkelijke weg tot heiligmaking tot ontwikkeling brengt?

Het verslag van Dante, van hel, louteringsberg en paradijs is maar niet een willekeurige, dichterlijke, fantastische droom, doch de levende belichaming van het gehele pad van de transfiguratie. In de inferno, de hel, schildert Dante de hel van het dialectische leven, en zijn gevolgen. In de purgatorio, de louteringsberg, geeft hij weer, op welke wijze de geestkern vrij kan worden gemaakt als basis van het nieuwe leven, door zelfversterving. En in zijn paradiso stelt Dante ons het koninkrijk van God. Wie deze werken bestudeert in het licht van het innerlijk-nog-geschikt zijn, ervaart een volkomen en klare weerspiegeling van de universele leer.

Als u werkelijk, wat men noemt een belezen mens bent, en het geesteslicht nog in u kan doordringen, is het nagenoeg onbegrijpelijk, dat u de boodschap van de Divina Commedia nog niet zou hebben verstaan en de schat daarin nog niet hebt gepuurd. Er zijn in de Divina Commedia drie primaire figuren: Virgilius, Dante en Beatrijs. 

Dante is de worstelende microkosmos, het gehele stelsel, dat op een gegeven moment zichzelf in de ballingschap van de dialectiek ontdekt en getroffen wordt door de roep van de gnosis. Virgilius is zijn dialectische zelf, het echte ik-van-de-natuur, het dialectisch bewustzijn. Geleid door Virgilius, trekt Dante door het inferno en ontdekt hij deze wereld in haar hellestaat en gebroken realiteit. 

En geleid door Virgilius dringt Dante door in de Purgatorio, de wereld van de zelfversterving. Als hij deze louteringsberg tot aan de hoogste toppen beklommen heeft, doorleden en begraven heeft, dan laat Virgilius hem alleen. Immers, het aardse zelf, het ik-van-de-natuur moet sterven, het kan het nieuwe land niet betreden. Johannes moet ondergaan daar waar Jezus verschijnt. 

En ziet, zodra Virgilius is verdwenen staat voor Dante de Andere, Beatrijs. Beatrijs betekent: de gelukkigmakende; inderdaad, de ware hemelse Andere, de nieuwe gestalte die verschijnt wanneer het aardse zelf verdwenen is, is de eeuwige vreugde zelf! Beatrijs is de gnosis, de eeuwig gelukkigmakende.

Graag zouden wij u overde wonderbaarlijke Divina Commedia nader en meer uitvoerig schrijven, maar de tijd dringt en u moet zelf doorbreken tot het licht. Daarom wijzen wij u slechts even op Francis Bacon (fakkeldrager van het Rozenkruis 4, de grote figuur achter Shakespeare) en op Jacob Boehme (fakkeldrager van het Rozenkruis 7) en op Walt Whitman, drie willekeurige grepen uit de grote, lange rij van transfiguristische getuigen, die allen de waarheid en de onomstotelijkheid van de Divina Commedia bevestigen.

De mens die ‘de andere’ heeft ontmoet, is volgens Bacon de rijkaard, die door middel van de sleutel steeds de beschikking heeft over zijn eeuwige schatten. De geestesschool wil u steeds opnieuw de sleutel, die ontbrekende draad, weer in handen geven. Want zelf moet u de sleutel hanteren. 

Daarom zegt Boehme: ‘Geestelijke kennis kan niet door het ene intellect aan het andere meegedeeld worden, men moet haar zelf zoeken in de geest van God.’ En Whitman bevestigt dat woord met zijn ‘wijsheid kan niet worden overgedragen van de één die haar bezit, op de ander, die haar niet bezit’. Daaruit blijkt eens te meer, hoe alle filosofie speculatie is. Wie niet doorgebroken is tot het licht, bezit niets en kan niets.

De leerling moet boven alle dialectisch weten uitstijgen tot de verborgen omgang met God. Alleen wanneer hij Beatrijs gevonden heeft, gaat hij het paradiso binnen en wordt hij één met de gnosis. Daarom laat de leerling alles achter, breekt hij met zijn gehele begoochelingsleven en zegt hij van binnen uit, evenals de oude klassieke Spaanse verlichte ‘Sint Jan van het Kruis’:

‘En zo u luisteren wilt,
de hoogste wijsheid ligt
in het wezen van God zelf.
Een blijk van zijn genade is het,
van alle begrijpen en weten van de natuur
te worden verlost.’

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER EN VAN DANTE

INHOUDSOPGAVE DE UNIVERSELE GNOSIS

Woord vooraf

  1. De ware en de valse Gnosis
  2. Paulus en de Gnosis
  3. De Heilige Geest en de Gnosis
  4. Het slangenvuur en de Gnosis
  5. De Gnosis van de Pistis Sophia
  6. De Gnosis en de Kerk
  7. De Gnosis en dichters en denkers
  8. De Gnosis als het oerprana
  9. De Gnosis en de regeneratie van de gehele natuur
  10. De neerdaling van de zeven stralen van het oerpranische licht
  11. De zeven bevrijdende handelingen (i)
  12. De zeven bevrijdende handelingen (ii)
  13. De zeven bevrijdende handelingen (iii)
  14. De zeven bevrijdende handelingen (iv)
  15. De wondere hof van Gethsémané
  16. Het mysterie van het endura
  17. De glorievolle opstanding
  18. De wonderbare visvangst
  19. Het net van de visser
  20. Het compendium

Bron: ‘De universele gnosis’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 4

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

LEES MEER OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE