Hoe de vier jaargetijden ons kunnen herinneren aan mogelijke innerlijke ontwikkeling – Daniël van Egmond

 

‘Naarmate de innerlijke zon krachtiger wordt, dus wanneer de ziel sterker en sterker wordt en de persoonlijkheid stralender en stralender wordt, gaat de rozenknop op het kruis meer en meer stralen. Zo komen we bij het vierde symbool van het kruis: het rozenkruis. Het gouden rozenkruis is een symbool voor de mens die die hele transmutatie, die hele transfiguratie heeft mogen doormaken, waarin de zon maximaal schijnt naar alle richtingen. De zomerzonnewende is daarvan een symbool.’

De bovenstaande woorden komen uit de voordracht ‘Het kruis van licht’ die Daniël van Egmond (1947-2018) voor Pentagram boekwinkel in Haarlem verzorgde op maandag 28 maart 2016. Die voordracht over de vier jaargetijden als symbool voor innerlijke ontwikkeling is hierboven te beluisteren en hieronder te lezen. Op verzoek van Rozekruis Pers schreef Daniël van Egmond de inleiding van de boeken Spirituele Kerst, Spirituele Pasen en Pinksteren en Mysteriën en uitdagingen van geboorte, leven en dood.

Belangrijk is dat we beseffen dat mysteriën zoals die van geboorte, dood en opstanding – en daaraan vooraf zelfs nog schepping – zo ontzagwekkend zijn, dat wat we er ook over zeggen, het altijd alleen maar fragmentarisch kan zijn. Dus ook mijn verhaal is uiterst fragmentarisch, en belicht maar een aantal facetten, naar ik hoop voldoende interessant voor u om dat met u mee te nemen.

Belangrijk is dat wanneer we het over mysteriën hebben, over dit soort mysteriën, dan hebben we het altijd over een werkelijkheid die onze zintuiglijke werkelijkheid ver overstijgt, en ons probleem is dat we zo’n werkelijkheid dan toch in termen van tijd en ruimte gaan bespreken, want onze taal dwingt ons daartoe.

En dan is het belangrijk om als het ware door die woorden heen te luisteren naar dat andere niveau dat erachter schuil gaat. Een symbolisch niveau, maar naar mijn gevoel zijn symbolen een grotere, een diepere, een meer aanwezige werkelijkheid dan wat zintuiglijke ervaring ons biedt. Iets wat in onze cultuur niet meer zo vanzelfsprekend is geworden.

De oude mensen in de oude culturen, voor hen was die andere wereld nog vanzelfsprekend, men was, zo zou je kunnen zeggen, nog transparant voor de hemelen terwijl men op aarde verkeerde. Dat had tot gevolg dat men in de natuurverschijnselen niet uitsluitend natuurverschijnselen zag zoals wij die bespreken en wij die kennen, maar dat men in natuurverschijnselen uitdrukkingen zag van hemelse mysteriën.

En één van die natuurverschijnselen naast vele andere is, zeker in de de omgeving waarin wij wonen- in Noord-Europa – is de vier jaargetijden. De vier specifieke punten in het jaar die iets vertellen tussen de verhouding tussen zon en aarde. En daarmee bedoel ik de winterzonnewende, de lente-evening of lente-equinox, de zomerzonnewende en de herfst-equinox. Die vertellen iets – als ik naar de symbolische werkelijkheid luister – over het de relatie tussen het goddelijke, die zich onder andere uitdrukt als zon, en ons mensen, die zich onder andere uitdrukken als de aarde, maar je zou ook kunnen zeggen dat ze tot uitdrukking brengen iets van de ziel, wat ook een symbool is voor de zon, en iets van de persoonlijkheid, wat een uitdrukking is voor de aarde.

Zo zie je dat in vele culturen – zeker waarin de vier jaargetijden duidelijk aanwezig zijn, dat is natuurlijk niet overal op aarde het geval – die vier jaargetijden diepe uitdrukking zijn van symbolen. Het is niet voor niets dat onze kerstviering zo rondom de winterzonnewende plaatsvindt. En het is ook niet zo vreemd dat oorspronkelijk eigenlijk het Paasfeest bij de lente-equinox hoorde.

Dus mijn verhaal volgt deze vier seizoenen, deze vier punten in de relatie tussen zon en maan, tussen God en mensheid, en tussen ziel en persoonlijkheid. Als we verder kijken naar alle mogelijke religies, of het nu grotere religies zijn of kleinere, dan zie je dat het mysterie van schepping, van geboorte, wat in sommige tradities als een soort val in de stof wordt begrepen, van verlossing – of ik moet eigenlijk eerst zeggen van sterven – en uiteindelijk van een opstanding of een voortbestaan na de dood, ook dat zijn vier momenten in een bestaan zou je kunnen zeggen, dat die vier momenten ook in alle religies, klein en groot, een centrale functie vervullen.

En in al die verschillende religies wordt dat met verschillende symbolen tot uitdrukking gebracht. En vaak zijn die symbolen mede bepaald door de culturele omgeving, door de geschiedenis die een volk heeft meegemaakt, enzovoort.

Binnen het christendom zou je kunnen zeggen dat het meest basale symbool het kruis is, en ik wil u vandaag meenemen naar vier vormen van kruisen die corresponderen met deze vier momenten in het jaar, en die ook overeenkomen met die vier mysteriemomenten van schepping, geboorte, dood, opstanding en vervulling. En die vier vormen van kruisen – en er zijn talloze andere vormen van kruisen zoals u ongetwijfeld zult weten, zijn allemaal uitdrukkingen van een oersymbool, een oerkruis, die we als het ware door al die kruisen heen langzaam maar zeker kunnen gaan begrijpen.

Maar je zou ook kunnen zeggen, en dat is misschien uiteindelijk de conclusie van mijn verhaal, dat het belangrijkste is dat we zelf zo’n kruis worden. Want als we zo’n kruis worden, dan hebben we deel aan het mysterie – of aan die vier mysteriën misschien wel – waar we over gesproken hebben.

Dat mysterie tot slot van schepping, geboorte, dood en vervulling wordt ook uitgebeeld in het Nieuwe Testament door de schepping die door de Zoon plaatsvindt, de Zoon die geboren wordt tijdens Kerst, de Zoon die gekruisigd wordt tijdens goede vrijdag en dan opstaat met Pasen, en dan uiteindelijk ten hemel vaart en aan de rechterzijde van de Vader komt zitten, dat zou je de vervulling kunnen noemen. Ik zal niet veel over die bijbelteksten zeggen, maar daar zie je dus hetzelfde patroon wat voortdurend als een soort rode draad door mijn verhaal heen gaat.

We beginnen bij de zomerzonnewende. De zon staat stil. Je zou kunnen zeggen: dat is het moment waarop het scheppingswoord wordt uitgesproken Er zij licht. U zult zien dat het ook op andere momenten steeds terugkomt, maar dan op een andere manier. De zomerzonnewende is het moment van de schepping, het licht van de schepping en de volle aanwezigheid van de Heilige in de schepping begint plaats te vinden. En dat drukt zich uit in een driedimensionaal kruis.

Hier vanuit onze ervaring gezien: driedimensionaal. Een verticale as die alle hemelen en alle hellen en alle aarden met elkaar verbindt. Die op elk moment aanwezig is en die wij altijd moeten zoeken want alleen vanuit die axis mundi, die wereldas, zijn wij hier en nu, en kunnen wij de werelden begrijpen, kunnen onszelf begrijpen, kunnen ons leven begrijpen. En die verticale as gaat door een horizontaal kruis heen, een horizontaal kruis die bijvoorbeeld overeenkomt met opnieuw die vier momenten van het jaar waar ik daarnet over gesproken heb, en een andere correspondentie is de vier elementen die zo’n belangrijk rol spelen, zeker in de westerse traditie. En dat kruis gaat dan door het centrum van dat horizontale kruis, en dat zou je het vijfde element kunnen noemen.

Maar belangrijk voor mijn verhaal is dat het horizontale kruis:
a. horizontaal is, en
b. dat het een gelijkarmig kruis is.

Dit is het symbool voor de schepping. Uit die verticale aanwezigheid breiden de vier elementen zich uit, maken een veld van manifestatie. Bij dat eerste mysterie van de schepping wil ik even stil blijven staan door de christelijke symboliek even te verlaten en naar een symboliek uit India te gaan kijken omdat die ons helpt om ook een aantal opmerkingen uit de christelijke traditie in dit verband beter te begrijpen.

In de oude Vedische traditie van India wordt ons verteld dat schepping betekent dat Purusha – en Purusha kun je letterlijk vertalen als ‘persoon’ en wordt ook vaak vertaald als ‘geest’ – zich offert opdat de schepping kan ontstaan. Er is een onderscheid tussen Purusha – in mijn terminologie de Heilige, een persoonlijke aanwezigheid van de Heilige, in het christendom zou dat de Zoon zijn, de Logos voor de geboorte van Jezus, ‘In het beginne was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God’ luidt een bijna letterlijke vertaling van de eerste regels van het Johannes evangelie – gaat hierover.

Alles is geschapen door de Zoon en tot de Zoon zegt ergens Paulus in één van zijn brieven. Dat is een vergelijkbare manier om te spreken over de schepping zoals India, over Purusha. Purusha laat zich kruisigen op het horizontale kruis van de elementen en zijn lichaam wordt verdeeld in talloze stukken. En al die verschillende stukken brengen levende wezens op aarde voort. Dus de Zoon, Purusha, de Heilige, offert zich, splitst zich, differentieert zich.

Vanuit het Ene wordt hij zijn veel, en dat is onze schepping, op alle mogelijke niveaus van werkelijkheid. Een prachtig beeld. En dat betekent dat alles wat er bestaat, ook in onze tijd nog, iets van Purusha in zich heeft, en dat dat een aspect is van Purusha, een aspect is van de Geest, of in onze termen: een aspect is van de Zoon.

Dat is de schepping. En dat is de schepping die ik plaats in dit verhaal daar bij die zomerzonnewende. De zon staat een aantal dagen stil. Dat betekent tijdloos, er is nog geen beweging. En de schepping is een verticaal proces, het is geen proces in de tijd, maar een verticaal proces dat op elk moment plaatsvindt. En dat is belangrijk: de schepping vindt op elk moment plaats. En de kruisiging van de Zoon, en dat is niet de kruisiging op Golgotha – dat zal u duidelijk zijn – de kruisiging van de Zoon in de stof waardoor alles kan gaan bestaan, of misschien moet ik wel zeggen de kruisiging van de Zoon waardoor de stof kan gaan ontstaan, vindt op elk moment plaats. Dat is die verticale as van dat driedimensionale kruis.

En als die schepping niet meer van moment tot moment zou plaatsvinden, zou alles in één keer verdwenen zijn. Er is een voortdurende aanwezigheid van de adem van de Heilige zou je kunnen zeggen. Het is de voortdurende offering van Purusha die deze schepping niet alleen mogelijk maakt, maar ook in stand houdt.

Blijven we nog even in de Indiase traditie, dan zien we dat volgens de Indiase traditie het nu de taak van de mens is om die verschillende elementen van Purusha bij elkaar te brengen, op een symbolische wijze, want je kan niet de hele wereld bij elkaar brengen. Op een symbolische wijze zodat er mineralen bij betrokken zijn, er planten bij betrokken zijn, dat er dieren bij betrokken zijn en dat er mensen bij betrokken zijn. Dus de vier grote aspecten, de vier elementen, van de schepping. En dat doen ze door een tempel te bouwen.

Dus uit alle materialen uit de omgeving wordt uiteindelijk een tempel gebouwd. En wat betekent dit, zo’n tempel bouwen? Dat het lichaam van Purusha op aarde, een aards lichaam, wordt gemaakt. Dus uit die veelheid van de schepping, die in principe oneindig door zou kunnen gaan, gaat nu een kern ontstaan. En dat is die kern waar alles weer in samenkomt, en wat dus een uitbeelding is, een uitdrukking is in aardse vormen, van een oorspronkelijk lichaam van Purusha.

En die tempel is een heilige plaats. En die tempel bevindt zich in het middelpunt van de aarde. Overal waar een tempel is, zoals hier in dit gebouw ook, is het middelpunt van de aarde want dat middelpunt is overal, het is geen geografisch middelpunt, het is een heilig middelpunt. Daar is dus die tempel gebouwd. En wat moet er nu in die tempel gebeuren?  In die tempel gaan mensen rituelen uitvoeren, offers brengen. En offers brengen betekent dat al het materiaal dat men gegeven heeft, meestal gaat dat in het vuur in de oude Indiase traditie, weer stijgt naar de oorsprong.

En nu zien we de scheppingsbeweging. Purusha daalt af, differentieert zich op talloze wijzen, wordt dankzij mensen weer gebracht tot één lichaam, die een plaats vormt waarin dan vervolgens de essentie van alles in het vuur teruggegeven kan worden aan het Ene. En vervolgens keert het Ene weer terug en differentieert zich. Alles blijft daardoor bestaan en krijgt nieuw leven. Dankzij die mensen die brug geworden zijn tussen hemel en aarde wordt de essentie van alles weer samengebracht in die tempel en wordt weer teruggegeven aan het Ene. En dat is eeuwige beweging, een adembeweging, een polstokbeweging. En dat is wat gebeurt in de periode tussen de zonnewende, het moment van eeuwigheid en het moment dat we ons gaan bewegen naar de winterzonnewende.

Mijn verhaal is nog niet ten einde, want er is weliswaar een tempel gebouwd – en dit is een kosmisch verhaal, maar we kunnen natuurlijk ook over een menselijk verhaal spreken. Als we over een menselijk verhaal spreken is die tempel het menselijk lichaam. Weet, Paulus opnieuw, dat gij een tempel zijt van de heilige geest. En dat is niet alleen ons fysieke lichaam zoals ik straks zal uitleggen, maar het is wel een lichaam.

Ik moet bij de herfst-equinox beginnen omdat dan zon en licht en duisternis en aarde met elkaar in evenwicht zijn. En daarom zijn hemel en aarde, dag en nacht, mens en God doorlaatbaar. En vervolgens krijgen we dan langzaam maar zeker dat lichaam dat gaat ontstaan tussen de herfst-equinox en de winterzonnewende. Dat is de tempel die gebouwd wordt, maar het is ook het lichaam van de mens wat begint te ontstaan.

En als die tempel menselijkerwijs gesproken volmaakt is, en dat betekent een afbeelding is van een oertype. Als het menselijk lichaam menselijkerwijs gesproken volmaakt is, kan de ziel daarin geboren worden. En dat is het moment waarop we zijn aangekomen bij de winterzonnewende.

Daar blijven we even stil bij staan. We hebben een horizontaal kruis, bestaande uit vier elementen die vertegenwoordigen de bouwstenen van het lichaam, de bouwstenen van de tempel. De verticale as is weliswaar aanwezig, maar de zon is verdwenen. De zon lijkt gestorven te zijn. Winterzonnewende: de zon staat stil, maar niet zichtbaar stil, de zon is onzichtbaar en bevindt zich bijna letterlijk onder ons. Dus die verticale as is verdwenen voor een aantal dagen.

Er is alleen nog maar dat horizontale kruis in hele diepe duisternis. Dat is het tweede kruis.  We hadden net het driedimensionale kruis. Nu hebben we alleen nog maar het horizontale gedeelte van dat driedimensionale kruis. En het blijft stil, diepe duisternis. De natuur houdt haar adem in. De tempel is geheel duister. En dan ontstaat er in het centrum van die vier elementen heel voorzichtig een eerste licht, de wederkomst van het licht, de geboorte van de ziel.

De geboorte van de ziel kunt u zich het beste voorstellen zoals wij een geboorte voorstellen. We hebben hier te maken met een pasgeboren baby – u kent het kerstverhaal,  liggend in een kribbe – en die baby moet nu een hele geschiedenis doormaken, die moet jarenlang op weg gaan, moet twaalf jaar worden, en dan gaat die naar de tempel toe, en uiteindelijk gaat hij naar Johannes de Doper, en dan uiteindelijk heeft hij drie jaar waarin hij zich helemaal kan tonen aan de mensheid zoals die bedoeld was.

Dus tussen de winterzonnewende en de lente-equinox kan er een hele lange periode plaatsvinden. En dat betekent dat die periode niet vanzelf gaat, bij de zon en de aarde gelukkig wel, maar in een mensenleven gaat dat niet vanzelf. Sterker nog: ook in het goddelijke leven gaat dat niet vanzelf. Want als we het bij de Kerst houden, dan kunnen we zeggen ‘God is geïncarneerd in de stof’ en parallel bij de mens ‘er is in de mens een zieleknop geboren’.

Of die die knop kan groeien, of die sterker kan worden, of die volwassen kan worden, om het menselijkerwijs te zeggen, dat is nog maar de vraag. God is geïncarneerd in de stof. Of die kan opgroeien, of die zich bewust kan gaan worden van zijn roeping? Als we in het evangelie lezen zien we dat dit pas bij de doop in de Jordaan in strikte zin gebeurt, wanneer de hemel opengaat en een stem komt als Jezus uit het water tevoorschijn komt die zegt ‘Gij zijt mijn zoon!’.

Dat is een nieuwe geboorte zou je kunnen zeggen. Maar het is helemaal niet zeker dat vanaf die geboorte alles zomaar gladjes verloopt. Maar de jaargetijden helpen ons om voortdurend toch dat proces in ons geestesoog te houden en die moed te houden, te begrijpen welke kant het op moet. De natuur leeft ons voor hoe het moet. Tussen Kerst en de lente is het allemaal nog stil. De natuur slaapt. Heel in het verborgene begint al iets te groeien langzaam maar zeker en hier bij ons mensen is daar die zieleknop die zeker de eerste paar jaren van ons leven bijna vanzelf mag groeien.

Om het maar even heel ongenuanceerd te zeggen, zolang er nog geen persoonlijkheidsstructuur is ontstaan, en dat gebeurt pas in de loop van de eerste jaren, de eerste zeven jaren van het leven of nog wat langer, is die ziel nog helemaal verbonden met de hemel en kan daaruit vrijuit groeien. Maar naarmate de persoonlijkheid, het ikbesef, de ikken sterker worden, wordt de doorlaatbaarheid van de hemel minder en houdt de min of meer automatische groei van de ziel op. Dat is de reden waarom in allerlei tradities ons verteld wordt dat mensen, als zij geen spirituele weg gaan, of niet in contact komen met levende godsdiensten, vaak een ziel-niveau hebben dat vergelijkbaar is met dat van een peuter omdat ze onvoldoende voedsel hebben ontvangen om die ziel te laten groeien.

Ik herhaal. In de eerste paar jaar van ons leven gaat dat vanzelf, is de hemel nog open, maar de persoonlijkheidsstructuur, de psychologische structuur vormt als het ware een schil of een sluier tussen de hemel en de ziel, waardoor die ziel uiteindelijk niet meer vanzelf voedsel ontvangt. En dan moet het op een andere wijze komen, indirect, via de rituelen in de diverse godsdiensten, via de symbolische verhalen die er zijn, en als de mens volwassen is geworden uiteindelijk door een spirituele weg te gaan. En gebeurt dat niet, dan zie je dat de ontwikkeling de de natuur ons voorleeft ergens ophoudt zo tussen Kerst en de lente in.

Maar we houden het optimistisch. En zeker als we het verhaal van Jezus volgen, is er geen enkele reden om niet optimistisch te zijn. De ziel ontplooit zich, de persoonlijkheid wordt sterker, Jezus wordt gedoopt, Jezus kent zijn roeping, zijn ziel ontwikkelt zich meer en meer en zeker als u de evangeliën leest kun je daarin een zekere ontwikkeling zien in de wijsheid, in de breedheid zie je daarin een bepaalde ontwikkeling in de dingen die Jezus aan zijn discipelen en aan andere omstanders te vertellen heeft.

Zo gaat het bij ons ook. Als het verlangen in ons maar sterk genoeg is – en dat verlangen heeft met die ziel te maken – en we beginnen te luisteren naar verhalen over de zielereis of we hebben deel, misschien al vanaf onze jeugd, aan allerlei religieuze rituelen, dan kan dat verlangen sterker worden en op een gegeven moment weten we dat het aardse leven bijzonder interessant is, maar dat het niet genoeg is: dit is niet waar het om gaat.

En dan kan die ziel sterker worden en begint die persoonlijkheid te ontdekken: ik ben niet het middelpunt van mijn wezen, een ander in mij is het middelpunt, die roept mij, die klopt en die wil bevrijd worden. En als de verhalen zich daarbij aanpassen, beginnen we steeds meer te ontdekken dat het doel van het aardse bestaan is dat wij een tempel worden waarin het goddelijke in ons, de ziel in ons, zich uiteindelijk meer en meer kan gaan tonen, en tot uitdrukking kan gaan brengen.

In die fase tussen de winterzonnewende en de lente neemt de groei van de persoonlijkheid toe en als het goed is, is die groei van de persoonlijkheid zodanig dat die ook steeds zodanig steeds min of meer in verband wordt gebracht met de symbolen, met de symbolische werkelijkheid, met levende religie, met de verticale dimensie, waardoor die persoonlijkheid toch steeds meer gaat luisteren naar dat verlangen van die ziel. En zo komen we in de buurt van de lente-evening, de lente-equinox.

Jezus heeft altijd zijn wegen vanaf de periferie, Galilea in Israël, afgelegd via allerlei omwegen uiteindelijk naar het centrum, het symbolisch centrum van de wereld, van de werkelijkheid gekomen: Jeruzalem. En als hij daar bij de tempel komt, dan ziet hij hoe daar die tempel misbruikt wordt door geldwisselaars, handelaren enzovoorts. En dan vertelt het evangelieverhaal ons dat hij in woede ontsteekt – hij is dan helemaal geen pacifistische Jezus – en jaagt iedereen de tempel uit, tot grote ergernis van de priesters die daar heel veel geld aan overhielden.

Dit is zo vlak voor Pasen. Dat is het moment waarop die innerlijke mens, die ziel in ons sterker is geworden en we steeds meer tot de ontdekking komen dat onze persoonlijkheid vol is met handelaren, wisselaars, kooplieden die voortdurend maar alles willen hebben wat in de wereld is, die zich volkomen met de wereld identificeren.

De tempel van ons lichaam is een afgodentempel, is geen huis van de Vader, zou Jezus zeggen. En die moet schoongemaakt worden, moet gezuiverd worden. En als het niet op een zachte wijze kan, wat gelukkig vaak wel kan, dan gebeurt het vaak op een hardhandige wijze. In ons eigen leven doordat we bijvoorbeeld ernstig ziek worden, andere ongelukken meemaken en tot de ontdekking komen: zo kan het niet doorgaan. Er moet iets anders zijn.

En Jezus zegt dan, zo aan het einde, vlak voor de Paastijd – en het aantal dagen doet er niet zo vreselijk toe –  als hij die tempel ziet, en daar eigenlijk om weent, om heel Jeruzalem, om de tempel: ‘Deze tempel zal ik afbreken en in drie dagen opbouwen,’ tot grote woede van de priesterlijke macht.

En als wij dat zelf zouden zeggen, deze tempel, deze persoonlijkheid, deze aardse tempel, die bedoeld is als een plaats voor het goddelijke, die moet afgebroken worden, dan beginnen al onze ikken, al onze gehechtheden in een enorme opstand te komen. En toch .. . een aantal van ons, en in andere culturen precies zo, gaan toch door, ondanks die opstand, en beginnen te ontdekken dat die opstand te maken heeft met iets wat niet wezenlijk is. In mijn terminologie: het zijn ikken, aspecten van de persoonlijkheid die niets met mijn diepste wezen te maken hebben.

En zo worden we langzaam gebracht naar het moment dat die tempel dus zal moeten worden afgebroken. In het paasverhaal is dat letterlijk een fysieke dood. In het verhaal dat de mens moet gaan hoeft dat gelukkig geen fysieke dood te zijn, maar in een bepaald opzicht wel de dood van de persoonlijkheid. In welk opzicht? Wel, die persoonlijkheid moet al zijn ikkerigheid durven en willen loslaten. En dat is een letterlijk sterven voor de persoonlijkheid, offeren, zich overgeven aan wat er innerlijk leeft, zich overgeven aan de Heilige. Dat is dan de kruisiging die dan plaats moet vinden.

En zo zijn we bij het derde symbool van het kruis aangekomen. Dit is een bijzonder kruis. In plaats van het horizontale kruis wat op aarde ligt, en wat te maken heeft met de vier elementen, is dit kruis opgericht, het is een verticaal kruis. Nu hebben we de axis mundi in ieder geval weer teruggekregen, het besef dat er een andere, dat er een directe relatie met de Heilige mogelijk is. We zijn ons daar volkomen van bewust.

En de horizontale balk, die de aardse wereld symboliseert is niet even lang als de verticale balk, maar is omhoog geschoven. Want in het kruisigingsmysterie moet het aardse lichaam, de aardse tempel getransformeerd worden tot een hemels lichaam, tot een hemelse tempel. Dat stelt het symbool van dat kruis voor. Er moet verhoging plaatsvinden.

Dat is het meest dramatische moment in de geschiedenis van elke ziel, in de geschiedenis van elke persoon, in de geschiedenis dus ook van Jezus. Om dat dramatische moment duidelijk te maken, ga ik een stapje terug doen. Dan ga ik eerst even iets vertellen over de relatie, die ik al een beetje geschetst heb, tussen ziel en persoonlijkheid, of ook wel genoemd wordt ziel en lichaam, maar in alle oude teksten betekent lichaam meestal persoonlijkheid.

We kunnen daarvoor een elektrotechnische metafoor gebruiken. Dat is niet zo vreemd dat ik een elektrotechnische metafoor gebruik, want ik ben ooit elektrotechnicus geweest, en dan ben ik even weer terug in mijn jeugd. Tijdens ons leven, tijdens ons volwassen leven is onze persoonlijkheid uitermate actief, dat kun je voorstellen als een plus-teken, Daar komt alle kracht, alle energie vandaan en die richt zich naar de wereld.

En de ziel, die dus nog maar op het niveau is van een pasgeboren kind of van een peuter, is volmaakt passief, min-teken. En als er dus niet die omgeving zou zijn met zijn verhalen en rituelen, dan zou dat min-teken erg min blijven. Maar als het zo is dat die mens zich bewuster gaat worden van wat het doel is van haar of zijn leven, voedsel voor de ziel tot zich neemt – in talloze vormen waarheid, schoonheid en goedheid – dan begint dat min van die ziel langzaam maar zeker te bewegen naar de plus toe.

De passiviteit, want dat betekent de min, wordt steeds minder, wordt steeds meer verzwakt. Maar tegelijkertijd, want anders gaat het niet – de persoonlijkheid is ook onderhevig aan al die verhalen, probeert het goede, het ware, het schone te doen voor zover hij/zij dat begrijpt, de persoonlijkheid probeert ontvankelijk te worden – wordt de maximale plus van de persoonlijkheid zwakker. Dus naarmate de min zwakker wordt aan de zielekant, wordt de plus ook zwakker aan de persoonlijkheidskant, tot het moment dat ze beide nul zijn geworden want om van min bij plus te komen zul je door de nul heen moeten gaan en van plus naar min, om een ontvankelijke persoonlijkheid te worden, ook. Dus dat dramatische moment dat noch de ziel, noch de persoonlijkheid actief is. ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?’

Een periode die in de christelijke mystiek van Johannes van het Kruis de donkere nacht van de geest wordt genoemd. Symbolisch in het paasverhaal duurt dat maar een paar minuten, daar aan dat kruis. Helaas voor de meesten van ons kan zo’n periode jaren duren. Niet meer behorend tot deze aarde, langzaam maar zeker geleerd om je niet meer daarmee te identificeren, maar nog niet kunnen leven vanuit de hemel, want daar is de ziel nog net niet actief genoeg voor.

De donkere nacht van de geest. En dan het geloofsvertrouwen om die donkere nacht uit te houden, volkomen uit te houden. Niet weg te lopen, want dat is het risico. Het is zo duister dat je terugschrikt en weer de persoonlijkheid actief probeert te maken en je je gaat verliezen in de fascinaties van de wereld om uit de vreselijke leegte en duisternis weg te komen. Maar omdat je goed begeleid bent of omdat je de traditie kent weet je ‘dit is niet meer de oplossing’. Ik moet het uithouden. Hoe groot is mijn vertrouwen nu? Dat dit de weg is. En dan zijn er dus momenten dat je het uitschreeuwt ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’

Maar als je het dan uithoudt, vol vertrouwen dat dit de echte weg is, en als het goed is geholpen door mensen die die weg gegaan zijn en je bemoedigen, dan kan er een moment komen dat je in volle overgave kunt zeggen ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest’. Dat is de persoonlijkheid die spreekt ‘ik geef mij volmaakt over’. En dat is het moment in het Paasverhaal dat Jezus sterft. Dat is het moment in onze persoonlijke geschiedenis dat de persoonlijkheid transparant begint te worden, echt nu gaat luisteren naar die ziel die inmiddels een plusje is geworden – nog een zachte plus, maar een plus – en de persoonlijkheid die nu een min is geworden – een kleine min, maar toch een min – ontvankelijk geworden.

U begrijpt: dat is toch een zeer heikel punt, want op elk moment kan die persoonlijkheid toch weer in opstand komen, en op elk moment kan die zich toch weer in slaap vallen. Dus het duurt heel lang voordat die ziel verder kan groeien, sterker en sterker kan worden, en de persoonlijkheid steeds transparanter kan worden voor de ziel. Dat is de periode die we doormaken wanneer we van de lente-evening gaan in de richting van de zomer-zonnewende. Nou hebben we die eindelijk, de zomerzonnewende, daar waar zon, de ziel tot maximaal zeker kan gaan groeien. En opnieuw: de tijd, de aardse tijd die wij nodig hebben om van die lente-evening naar die zonnewende te komen, kan uitermate lang duren.

De tempel is afgebroken, maar het verhaal is ‘ik zal in drie dagen de tempel herbouwen. In zo’n persoonlijkheid, in zo’n lichaam die zich zo kan overgeven, zo transparant kan zijn voor de hemelen, voor het goddelijke en dus voor de ziel, vindt er letterlijk een transformatie plaats. Niet zichtbaar, hoewel dat ook nog wel zou kunnen, maar je zou kunnen zeggen, om het maar wat plat te zeggen, in dat lichaam begint langzaam maar zeker het lichtlichaam te ontstaan, een hemels lichaam.

Misschien helpt het u om dat te begrijpen als ik even een zijsprong maak en verwijs naar Jacob Boehme (fakkeldrager van het Rozenkruis 7). Jacob Boehme vertelt ons dat Adam in het paradijs leeft in een lichtlichaam, en verborgen in dat lichtlichaam ligt een aards lichaam. Dat is nodig, want Adam heeft als functie om te helpen degenen die zich na de zondeval van Lucifer in de hel bevinden te verlossen. Dus hij moet ook een aardse component hebben. En het dramatische van het verhaal, maar dat kent u allemaal, is de zondeval, waarbij Adam uiteindelijk het paradijs uit moet en rokken van vellen krijgt. Boehme zegt dan: Adam wordt binnenstebuiten gekeerd. Dat wat eerst in hem was, dat fysieke lichaam, is nu buitenkant geworden en dat lichtlichaam dat buitenkant was is nu slechts een kern geworden. Adam is binnenstebuiten gekeerd.

De kruisiging in het Paasmysterie, wanneer die persoonlijkheid zich helemaal overgeeft, is wederom een moment van helemaal binnenstebuiten keren. Niet zichtbaar voor aardse ogen, maar het lichtlichaam, het bruiloftskleed begint zich meer en meer te vormen, sterker te worden, terwijl het fysieke lichaam – dat wat we met onze ogen kunnen zien – daar de drager van is, zoals een bruiloftskleed om ons fysieke lichaam ook gedragen kan worden.

Je zou kunnen zeggen: de vier elementen van het lichaam, want daar was die uit opgebouwd, de vier elementen van de persoonlijkheid, zijn niet meer aardse elementen, maar worden getransformeerd, getransformeerd tot licht-elementen.

En zo begint er een nieuwe tempel te ontstaan. De tempel van de heilige geest, het lichtlichaam van de ziel, die bestaat uit nieuwe elementen, getransformeerde elementen. En in de alchemie zeggen we dan dat het hoogste element dat bestaat bij de metalen, dat is het goud, en het hoogste mineraal dat bestaat is de diamant, de parel, en de hoogste plantsoort die bestaat is de roos, en het hoogste dier wat bestaat is de leeuw. En deze vier elementen van het nieuwe lichtlichaam dragen deze kenmerken, deze symbolische kenmerken.

En het kruis, wat eerst horizontaal was, het kruis wat verticaal was geplaatst, opdat daar de aardse persoonlijkheid zou mogen sterven en getransformeerd zou worden, dat kruis dat nog steeds ook symbolisch iets weergeeft van dat lichaam dat kruis is, is door deze hele transformatie goud geworden. Het is een gouden kruis geworden.  Het is niet meer langer een kruis van lijden, een houten kruis, maar het is een gouden kruis geworden. De hoogste materie, het hoogste metaal die op aarde denkbaar is, symbolisch.

En naarmate de zon, naarmate de ziel sterker en sterker wordt, en de persoonlijkheid stralender en stralender wordt, maar niet uit zichzelf, vanuit zijn ikken, maar dankzij het licht dat van de ziel ontvangen wordt, gaat de rozenknop op het kruis meer en meer stralen.   En zo zijn we bij het vierde symbool van het kruis gekomen: het rozenkruis, het gouden rozenkruis, symbool voor de mens die die hele transmutatie, die hele transfiguratie heeft mogen doormaken, waarin de zon, de roos maximaal schijnt naar alle richtingen toe. En daarmee zijn we dan bij die zomerzonnewende terecht gekomen.

Het licht is maximaal. De warmte van het licht is de liefde van de Heilige. En het licht zelf is de wijsheid van de heilige. En iemand die meer en meer vanuit het hart op die wijze mag leven, verspreidt die warmte en verspreidt dat licht. En omdat dit een proces is dat niet uitsluitend in tijd en ruimte plaatsvindt – de transformatie van de persoonlijkheid wel, want die is van aardse makelij – maar de ontwikkeling van de ziel en van het lichtlichaam niet, is dat rozenkruis ook het symbool van het tijdloze geworden, voor het tijdloze voor die mens die bewust brug is geworden tussen hemel en aarde, die de taak van Adam, die Adam in het paradijs had moeten vervullen, weer op zich neemt.

Plaats te zijn waar hemel en aarde samenkomen, plaats te zijn waarin de Heilige tegenwoordig kan zijn, zodat er overal in de wereld licht en liefde verspreid wordt, iets wat harder nodig is dan ooit. Dat hele proces van die vier zonnepunten, de symboliek van die vier lichtkruisen, hangen allemaal samen met die weg die iedereen kan gaan. En in strikte zin zou je moeten of mogen zeggen: uiteindelijk is de mens bedoeld, uiteindelijk is de mens geschapen om die weg te gaan. En dan is de opdracht die we steeds weer horen wanneer we naar Kerst luisteren, naar de kerstverhalen, wanneer we naar de paasverhalen luisteren, wanneer we naar de pinksterverhalen luisteren, steeds worden we weer wakker gemaakt voor die weg, de weg van het driedimensionale kruis, via het horizontale kruis, via het golgathakruis naar het gouden rozenkruis. Dank u voor uw aandacht.

LEES MEER OVER DE VIJF LEZINGENSERIES VAN DANIËL VAN EGMOND OP CD