Spirituele betekenis van de winterzonnestilstand of winterzonnewende in relatie tot inwijding volgens G. de Purucker

BESTEL DE VIER HEILIGE JAARGETIJDEN – DE WARE BETEKENIS VAN INWIJDING

De keerpunten in de baan van de zon – de winter- en zomersolstitia, lente- en herfstnachteveningen – werden in oude beschavingen als belangrijke gebeurtenissen beschouwd. In de oude tradities wordt vermeld dat deze vier punten in het jaar met inwijdingen van mensen en afdalingen van goden verband hielden. De Purucker laat zien wat de menselijke en kosmische betekenis is van de specifieke inwijdingen die bij elk van deze seizoenen horen. Hij moedigt ons aan hierover alvast na te denken, en ons voor te bereiden, want eens zal het onze beurt zijn om zulke grootse avonturen te beleven.

Er zijn vier keerpunten in het jaar: de zonnestilstanden van winter en zomer en de nachteveningen van lente en herfst. Onder de oude volkeren werd de jaarcyclus altijd gezien als een symbool van het leven van de mens, of zelfs van het leven van het heelal.

De geboorte ten tijde van de Winterzonnestilstand, het begin van het jaar; adolescentie – het ondergaan en doorstaan van beproevingen – bij de Lentenachtevening; volwassenheid, ten volle ontplooide krachten en vermogens, bij de Zomerzonnestilstand, die een periode van inwijding vertegenwoordigt, waarin de grote Verzaking plaatsvindt; en dan de afsluiting bij de Herfstnachtevening, de periode van de grote overgang. Deze cyclus van het jaar symboliseert eveneens de training voor het chelaschap.

Ten tijde van de Winterzonnestilstand zijn er twee belangrijke graden die de neofieten moeten doormaken, te weten, de vierde graad en de zevende of laatste: de vierde voor de minder groten, al zijn zij niettemin groot; en de laatste of zevende inwijding, die in de cyclische loop der eeuwen slechts zelden plaatsvindt en die de geboorte van de Boeddha’s en Christussen betekent.

Tijdens de inwijding van die individuen van minder grootse geestelijke en intellectuele capaciteit dan het menselijk materiaal waaruit de Boeddha’s worden geboren, tijdens deze vierde inwijding wordt de kandidaat geleerd zich te bevrijden van alle verstandelijke belemmeringen en van de lagere vier beginselen van zijn constitutie; en aldus bevrijd, trekt hij langs de magnetische kanalen of circulaties van het heelal, zelfs tot aan de poorten van de zon, maar dan stopt hij en keert hij terug.

Gewoonlijk zijn daar drie dagen voor nodig en dan verrijst de mens als een volledig ingewijde, maar in het besef, dat zich vóór hem nog verhevener toppen bevinden die beklommen moeten worden op dat eenzame pad, op dat smalle pad, dat naar het goddelijke voert.

Wat de zevende inwijding betreft, deze vindt plaats in een cyclus die ongeveer 2160 aardse jaren duurt, de tijd die een teken van de dierenriem nodig heeft om van het ene sterrenbeeld naar het volgende te komen in teruggaande beweging; met andere woorden wat onder de mystici in het westen de Messiaanse Cyclus wordt genoemd.

Wanneer de planeten Mercurius en Venus en de Zon, de Maan en de Aarde in syzygy staan, kan de bevrijde monade van de verheven neofiet het magnetische pad door deze lichamen volgen en rechtstreeks doorgaan naar het hart van de Zon.

Veertien dagen lang verkeert de op aarde achtergebleven mens als in een trance of leeft hij in een toestand van verdoving, in een soort bedwelming; want het innerlijk deel van hem, reist door de sferen.

Twee weken later, tijdens de lichte helft van de maancyclus of de maand, dat wil zeggen als het volle maan is, keert zijn rondtrekkende monade zo snel als een flitsende gedachte terug langs hetzelfde pad waarlangs hij opsteeg naar Vader Zon, en neemt hij de bekleedselen van Mercurius, de bekleedselen van Venus, de bekleedselen van de Maan – van het maanlichaam, van de maanbol – en van de Maan keert de monade terug naar het in trance verkerende lichaam dat werd achtergelaten.

Dan is het gehele wezen van de neofiet gedurende enige tijd, korter of langer, al naar gelang de onstandigheden, doorstraald van de geestelijke luister van de Zon en is hij een pas ‘geboren’ Boeddha. Zijn gehele lichaam straalt als het ware van heerlijkheid; en uit zijn hoofd, en voornamelijk uit zijn achterhoofd, schieten als een aureool stralen tevoorschijn, schitterende stralen als van een kroon.

Daarom werden vroeger in het Westen kronen en in het nabije Oosten diademen gedragen door hen de deze graad hadden bereikt, want zij zijn inderdaad Zonen van de Zon, gekroond met zonneluister.

In deze inwijdingen sterft de men. Inwijding betekent dood, de dood van het lagere deel van de mens; en eigenlijk sterft het lichaam ook, maar het wordt niettemin in leven gehouden, niet door de gees-ziel, die het heeft verlaten zoals een vlinder zich uit de pop bevrijdt, maar in leven gehouden door hen die waken en wachten en beschermen.

Het is dankzij het in leven houden van de lichamelijke triade dat de rondtrekkende geest-ziel in staat is tenslotte terug te keren als een vogel naar zijn nest, waar zij haar vroegere lichamelijke tehuis herkent, en wordt ‘wedergeboren’, maar in dit geval wedergeboren in hetzelfde lichaam.

Tijdens de periode waarin de rondtrekkende monade afwezig is, of die drie of veertien dagen duurt, volgt de geëxcarneerde monade letterlijk de paden van de dood, maar doet dat snel en binnen veertien dagen.

Het proces in in feite praktisch gelijk aan dat wat in het geval van excarnatie en reïncarnatie wordt gevolgd, want zij keert naar het in trance verkerende lichaam terug langs de wegen van wedergeboorte, van wederbelichaming, en wordt als het ware in het oude lichaam herboren in plaats van in een nieuw lichaam; en daarom werd in India van zo’n mens gezegd dat hij een dwija is – zoals de brahmanen van Āryāvarta het noemen – een ‘tweemaal-geboren‘ ingewijde.

Men moet volledig bekend raken met alle geheimen van het zonne-ei voor men een godheid in dit zonne-ei kan worden, en zelfbewust en weloverwogen deel kan hebben aan het kosmische werk.

Bereid u voortdurend voor, want elke dag is een nieuwe kans, een nieuwe poort, een nieuwe gelegenheid.

Laat de dagen van uw leven niet verloren gaan, want de tijd zal komen, dat het uw beurt zal zijn om dit meest verheven avontuur te ondernemen. Onbeschrijflijk heerlijk zal de beloning zijn als u slaagt.

Oefen daarom voortdurend uw wil. Open uw hart meer en meer. Herinner u de godheid in uw binnenste, uw meest innerlijke godheid, het hart, de kern van uw wezen.

Heb anderen lief, want deze anderen zijn uzelf. Haat hen, en u zet uw eigen voet op de weg naar de hel, want zodoende haat u uzelf. Wend u af van de hel, en keer uw gelaat naar de Zon!

Bron: De vier heilige jaargetijden; de ware betekenis van inwijding van G. de Purucker

BESTEL DE VIER HEILIGE JAARGETIJDEN – DE WARE BETEKENIS VAN INWIJDING