Zeven gedeelten over gebed, magie en inwijding uit ‘Elementaire wijsbegeerte’ door Jan van Rijckenborgh

BESTEL ELEMENTAIRE WIJSBEGEERTE VAN HET MODERNE ROZENKRUIS

Op zijn zoektocht naar waarheid komt de mens heel wat inzichten en methoden tegen, onder allerlei benamingen. In Elementaire wijsbegeerte van het moderne Rozenkruis zet Jan van Rijckenborgh uiteen welke gevaren zich aandienen wanneer iemand de weg van verinnerlijking wil gaan. Hij gaat in op de betekenis van magie en inwijding, involutie en evolutie, geboorte en dood, en schetst een duidelijk beeld van het levensbedrijf zowel aan deze zijde als aan gene zijde van de sluier (de spiegelsfeer). Hieronder volgen zeven tekstgedeelten uit het boek. 

1. Gebed

De rozenkruisers kennen het gebed. Bij hen is er geen sprake van een handeling uit mystieke bewogenheid, of om uiting te geven aan gevoelens van eerbied, en nog minder van gewoontevorming. Zij hebben terzake radicaal en volstrekt met alle gewoontegebruiken gebroken. Het gebed van de rozenkruisers steunt op de kennis van een bewust proces. Het gebed is namelijk een magische aanroep en ieder gebed wordt verhoord, evenwel niet in de zin als door de grote massa wordt vermoed.

De gevorderde en begrijpende mens bidt voor de geestelijke welstand van zijn wezen. Zijn gebed is gericht op het welzijn van de mensheid, en welt op uit altruïsme en niet uit zelfzucht. Hij bidt: om liefde die alles en allen omvat; om rijkdom, teneinde naar waarheid te kunnen dienen uit de volheid van een innerlijk bezit; om macht, teneinde te kunnen helpen om de mensheid te verlossen uit bange nood; om de roem zo te worden en te zijn, dat zijn leven door de daad de roem van God verkondigt.

De ware magische aanroep, het gebed van de ware leerling, bindt zich aan de wet om nimmer iets voor zichzelf te vragen. Het is de volstrekte overgave aan het goddelijke gebod: ‘Zoek eerst het koninkrijk van God … en alle dingen zullen u worden toegeworpen’ (Mattheüs 6:33). De leerling zal bovendien inzien, dat de kwaliteit en de kracht van zijn gebed afhankelijk zijn van zijn innerlijke gesteldheid naar bewustzijn, ziel en lichaam.

Uit: Elementaire wijsbegeerte
Hoofdstuk: Het gebed

2. Magie

Magie, naar haar wezen verstaan, is niet anders dan reconstructie en toepassing van oorspronkelijk bezit, van oorspronkelijke vermogens. Hiermee bedoelen wij dat de mens voorheen de beschikking heeft gehad over grote en, gemeten naar de standaard van ons huidige mens-zijn, wonderbaarlijke krachten en vermogens. De mens was werkelijk ‘kind van God’. Hij bezat volheerlijke vermogens, in een stadium van volmaaktheid of vrije ontwikkeling ‘volmaakt gelijk onze Vader in de hemel volmaakt is’. Vergeleken met de mens van voorheen is de mens nu een karikatuur, een verzonken spiegelbeeld van een verloren lichtstaat.

De deelhebbers aan de Christushiërarchie echter zijn in hun oorspronkelijke lichtstaat  gebleven, of daarin weer, in verschillende stadia van ontwikkeling, opgenomen. Deze entiteiten zijn in het bezit van hun vroegere lichtvermogens en lichtkrachten in verschillende ontwikkelingsstadia. Zij vormen een levend getuigenis dat God zich door zijn schepping en zijn schepsel bewijst. Als men nu deze entiteiten, in hun drievoudige aanzicht van wil, wijsheid en werkzaamheid, vergelijkt met de gewone massamens, is het verschil inderdaad wonderbaarlijk.

In werkelijkheid is deze vrije of opnieuw bevrijde mens in het bezit van zijn volkomen natuurlijke vermogens en krachten, terwijl wij in onze staat van zijn, ónder-natuurlijk zijn. De weg terug nu, dat wil zeggen het geleidelijk herboren worden tot onze oorspronkelijke godsnatuur, met alle gevolgen van dien, is een gnostieke ontwikkeling die aangeduid wordt als de ars magica, de magische kunst, of als de reconstructio, de koninklijke kunst. Wij spreken bij voorkeur van de ‘koninklijke kunst’, de koninklijke kunst van bouw.

Uit: Elementaire wijsbegeerte
Hoofdstuk: Magie

3. Priesterschap en koningschap

Allen die van onderen op de geestesschool naderen, zijn, naar het woord van de Heer, zoals dat in alle wereldgodsdiensten gesproken wordt ‘geroepen tot koningen en priesters’ (Openbaring 1:6); dat wil zeggen: tot behoeders, en tot uitstralers van binnenuit, van goddelijke waarden en krachten; derhalve tot vertegenwoordigers van God in alle gebieden van stof en geest; dat is: tot het ware priesterschap. En voorts tot ontwikkeling en openbaring, in dynamische heerlijkheid, van al wat God in de mens bedoeld heeft; dat is: tot het ware koningschap.

Het behoeft geen betoog dat zodanig koning- en priesterschap geheel en al in elkaar vloeien. Zulk een waar priester is ook waarlijk koning; en zulk een koning draagt immer het ware priesterschap uit. Als wij hier voortaan spreken over ‘het leerlingschap’, bedoelen wij de aangeduide koninklijke en priesterlijke ontwikkeling, tot één geheel verbonden. Het leren van deze koninklijke kunst is natuurlijk onderhevig aan een procesmatige ontwikkeling, welke haar grondslag vindt in de geestdrang van de herinnering en de fundamentele verandering.

Daarbij staat de leerling het grote doel voor ogen: te worden en te zijn, zoals God wil dat hij worden en zijn zal; binnen te gaan in de lichtstaat van de Christushiërarchie; met alle bevrijden, in dienst van de grote meester, werkzaam te zijn tot redding van wereld en mensheid. Deze eenvoudige doelstelling waarborgt dat alle eigenwilligheid en alle ik-centraliteit op de achtergrond verdwijnen, terwijl alleen het goddelijke doel naar voren treedt in de naamloze Christushiërarchie, met zijn vele anonieme leden.

Uit: Elementaire wijsbegeerte
Hoofdstuk: Magie

4. Inwijding

De mens, wiens belangstelling uitgaat naar de geestesschool van de Christus-hiërofanten, zal deze school kunnen naderen als hij werkelijk bewogen wordt door herinnering; op deze basis de fundamentele verandering aanvangt en doorzet; en aldus de weg opent en doet openen tot de ware magie en tot inwijding. Wij verstaan onder inwijding: de trapsgewijze opname in de hiërarchie; de sacramentele verzegeling van krachten en vermogens van de oorspronkelijke mens in de wedergeboren nieuwe mens. Deze krachten en vermogens, die nieuwe-staat-van-zijn, worden door de hiërarchie als mysteriën bewaard en beschermd. 

De weg tot het bereiken staat voor iedereen open, mits hij aan de voorwaarden zal willen voldoen. Alle mysteriën worden beschermd en moeten ons daarom worden gereikt: ze moeten sacramenteel met ons worden verbonden door de hiërarchie en door één van haar afgezanten. De bescherming van de mysteriën is noodzakelijk om onheil te voorkomen. Want in handen van onbevoegden en kwaadwillenden zouden bepaalde vermogens en krachten, die alleen in nieuwe mensen veilig tot ontwikkeling kunnen komen, een vreselijk onheil kunnen veroorzaken. 

Aan een ieder, die waarlijk van goede wil is, is evenwel de volledige vrijheid tot het betreden van het pad der mysteriën gewaarborgd, in de geldigheid van deze wet: ‘is de leerling klaar, dan is de meester daar.’ Deze uitspraak is een magnetisch axioma, dat elke willekeur volstrekt uitsluit, evenzeer als bedrog. Niemand kan dus worden tegengehouden.

Uit: Elementaire wijsbegeerte
Hoofdstuk: Inwijding

5.  Trapsgewijze opklimming

Het ligt voor de hand dat er verschillende graden of treden van inwijding zijn. Inwijding is als een trapsgewijze opklimming, als een bergbestijging; het opklimmen van een trap met vele treden, een bestijging met vele gidsen en wetenschappelijk georganiseerde hulp. De ik-waan heeft terzake van deze geleide esoterische ontwikkeling vele wanbegrippen doen postvatten. Door zogenaamd ‘in de vrijheid willen staan’ zijn heel wat veelbelovende bindingen tot schade van de kandidaten verbroken.

Vele mensen staan vreemd tegenover het denkbeeld van inwijding. Toch is de realiteit en de waarheid daarvan in alle wereldgodsdiensten verankerd, ook zeer krachtig in het christendom. Dat dit noodzakelijk zo moet zijn volgt trouwens hieruit, dat anders het christendom als weg-naar-omhoog waardeloos zou zijn! Maar de kennis met betrekking tot inwijding is door het katholicisme verknoeid en door het protestantisme weggeprotesteerd.

De opname in de hiërarchie wordt in aard en procedure in de Bijbel uitvoerig beschreven. De hiërarchie of geestesschool wordt in het nieuwe testament aangeduid door het woord ‘ecclesia’, maar de vertaling spreekt van ‘gemeente’. En zo geeft men zich inde kerken , als bijvoorbeeld Paulus spreekt over de ‘ecclesia’, over aan een grote mystificatie, door te menen, dat daarmee de kerkelijke gemeente bedoeld wordt, zoals die op het ogenblik in de een of andere vorm bestaat.

Uit: Elementaire wijsbegeerte
Hoofdstuk: Inwijding

6. Consecratie en benedictio

Wij dienen ons nu terzake van het onderwerp ‘inwijding’ te concentreren op twee toestanden en werkingen van inwijding. De eerste toestand is belangrijk voor de leerling, namelijk de consecratio. De tweede toestand voor allen, die het werkveld van de leerling naderen, namelijk de benedictio. De consecratio is de inwijding, de binding tussen de School en de leerling. De benedictio is de invloed van de ingewijde op de leek, de binding tussen ingewijde en leek. Door de benedictio wordt de weg tot de consecratio geopend. 

Hoewel het feitelijk te banaal en overduidelijk is, moet het toch worden gezegd, dat de benedictio noch de consecratio voor geld of goederen kunnen worden verkregen; evenmin vanwege een bepaalde positie in de maatschappij, door willekeurige keuze of iets van dien aard. Ook zijn ze niet afhankelijk van een min of meer uitgebreid ceremonieel, bedoeld om de kandidaat daardoor te imponeren. Wat in inwijding soms ceremonieel schijnt, is in werkelijkheid niets anders dan magische handeling.

Bij alles geldt echter steeds de genoemde wet: ‘is de leerling klaar, dan is de meester daar’. Het is uitsluitend de innerlijke kwaliteit van de kandidaat, toebereid op basis van herinnering en fundamentele verandering, die hier bepalend en doorslaggevend is.

Uit: Elementaire wijsbegeerte
Hoofdstuk: Inwijding

7. De nieuwe wereldbroederschap

De universele leer daalde met Adam neer bij zijn val. Deze godsdienst had steeds twee aanzichten: een uiterlijk en een innerlijk aanzicht, namelijk de openbare godsdienstoefening en de esoterische scholing door de priesters. Aldus vervulde de godsdienst twee taken. Hij voedde het menstype zonder herinnering met ‘melk’ en het type met herinnering met ‘vaste spijs’. Het type met herinnering was het ware priestertype: het vertegenwoordigde het koning-priesterschap in één mens verenigd. De godsdienstige openbaring, zoals organisatie en kerk was tevens een taal van de geestesschool, waarin de Christushiërarchie zich direct openbaarde.

De herinneringsmens kon zich dus door inwijding vooruit begeven op het pad; de weg-terug was aldus voor hem veilig gesteld. Bovendien vormde zich, door de magie van de eredienst en de hoge geestelijke staat van de priesters, een formidabel lichtend krachtveld, waardoor de herinneringsloze mens een diepe ervaring en heiliging eerstehands doorleefde en aldus eveneens, weliswaar op andere wijze, vordering kon maken. De ideële godsdienstige openbaring degenereerde doordat priesters zwaar misbruik maakten van hun macht. Daardoor ontstond een nieuw priesterschap uit herinneringslozen. Zij onderrichtte zonder innerlijke kennis en zicht vastheid in de dode letter; zo werden de priesters schrift- en wetgeleerden; zo werd godsdienst vormendienst zonder inhoud.

Toen kwam de Christus. Hij beëindigde deze fase: de uiterlijke, zinloos geworden tempel werd vernietigd. Christus stelde de mensheid voor een geheel nieuwe opgaaf en leerde haar het bouwen van de tempel in zichzelf, het terugvinden van God in zichzelf. Hij onderwees de weg van wedergeboorte door de reconstructie, dat is de wederopbouw van de oorspronkelijke goddelijke mens. Nu is deze oorspronkelijke opdracht weer aan de geestesschool teruggegeven. Zij vindt haar uitvoering in de stichting van een wereldbroederschap, onder leiding van het koning-priesterdom, ten dienste van beide menstypen.

Uit: Elementaire wijsbegeerte
Hoofdstuk: De nieuwe wereldbroederschap

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

  1. De drie vermogens die gewekt moeten worden
  2. De Christushiërarchie of Geestesschool
  3. Magie
  4. Inwijding
  5. Wat wordt ingewijd
  6. Involutie – evolutie
  7. Het rad van geboorte en dood
  8. Microkosmische reïncarnatie
  9. De samenstelling van de aarde en het dialectische levensveld
  10. De drievoudige, negenvoudige en twaalfvudige samenstelling van de mens
  11. De zevenarmige kandelaar en de menselijke tempel
  12. Het proces van regeneratie en wereldredding
  13. De nieuwe wereldbroederschap en de gevaren van de kerk
  14. Spiritisme (I)
  15. Spiritisme (II)
  16. Spiritisme (III)
  17. Hypnotisme – magnetisme – handoplegging
  18. Levenshouding en vegetarisme
  19. Levenshouding en nicotine, alcohol en andere narcotica
  20. De kosmische twee-eenheid (I)
  21. De kosmische twee-eenheid (II)
  22. Onze verhouding tot staat en politiek
  23. Onze verhouding tot het esoterische levensveld
  24. Het gebed
  25. De Bijbel
  26. Het Gouden Rozenkruis

Woordverklaring

BESTEL ELEMENTAIRE WIJSBEGEERTE VAN HET MODERNE ROZENKRUIS