BESTEL SOEFI-MEESTERS VAN DE LIEFDE
Wat is er toch zo bijzonder aan de subtiele Perzische lyriek? Is het doordat die de zoektocht van de ziel naar haar geliefde beschrijft, dat het ons als moderne mensen nog steeds raakt? De teksten in het symposionboek ‘Soefi-meesters van de liefde’ (symposionreeks 34) verdedigen alle met verve de stelling dat Perzische poëzie zo’n kracht heeft, omdat het in essentie draait om de liefde. En dan vooral de liefde als symbool voor de relatie tussen de mens en het goddelijke. In deze bundel wordt de diepgang van de soefi-lyriek ervaarbaar. Hieronder volgen het woord vooraf, het begin van de eerste inleiding en de inhoudsopgave.
WOORD VOORAF
Wat is er toch zo bijzonder aan de subtiele Perzische lyriek? Is het doordat die de zoektocht van de ziel naar haar geliefde beschrijft, dat het ons als moderne mensen nog steeds raakt? Een innerlijk aantrekken dat wij herkennen?
In een periode dat ónze voorouders elkaar nog met rieken en dorsvlegels te lijf gingen, kende het vroegere Perzië een cultuur waarvan de muziek, de poëzie, een lucide denken en een intieme wijsheid zich verspreidden in een werelddeel dat liep van China in het oosten tot het Europese Albanië in het westen.
Het is bijzonder dat de uitdrukkingsvorm van die wijsheid tegelijk persoonlijk en onpersoonlijk is. Persoonlijk omdat ze het innigste levensgevoel uitdrukt van iemand die ‘bedwelmd, dronken’ is van vervoering, die oververzadigd is van de wijn van de geestelijke liefde en die bovendien van deze dronk alleen maar meer dorst krijgt. Persoonlijk ook, omdat die mens toch zijn persoonlijke talent inzet om dit onuitsprekelijke gebeuren onder woorden te brengen.
Zij is ónpersoonlijk in zoverre zij ervaringen omschrijft die iedere waarachtig strevende mens in zich zelf kan ondergaan. Ervaringen waar zijn hart naar uitgaat, en die hij steeds opnieuw wil ondergaan – omdat het de sterfelijke mens nu eenmaal niet gegeven is, onafgebroken en alleen maar in de nabijheid van de Ene te verkeren.
Tijdens dit symposion weerklonken veel voorbeelden van de soefi-lyriek in woord, beeld en muziek: verhalen en muziek over Layla en Madjnoen, over Rumi, Shamsoeddin van Tabriz, Mirabai, maar ook over Krishna en Jezus. De beelden van de vol heimwee zingende rietfluit uit de eerste regels van Rumi’s Masnavi, de tortelduif die treurt om haar verloren maatje, de mot die om de kaarsvlam cirkelt, de sneeuw die in de woestijn smelt om als damp terug te keren naar de wolken, of de nachtegaal die smacht naar de roos, waarop zij verliefd is – het zijn de metaforen van het Nabije Oosten voor de ziel in ballingschap, die hunkert naar haar eigen dimensie.
Tijdgebrek was de oorzaak dat de afsluitende voordracht over Mahmoed Shabistari’s Rozentuin van de mysteriën niet in zijn geheel kon worden uitgesproken. Deze is in de bundel volledig opgenomen.
WELKOMSTWOORD – ARWEN GERRITS
Terwijl de wereld verdeeld is en de mens zijn uitweg zoekt, laven wij ons vandaag aan de liefde. Ja, laten we ons hart openen voor de bevrijdingslyriek die ons vanuit het oude Perzië is en wordt aangereikt. Want is het niet ons immens grote verlangen naar vrijheid dat ons voortstuwt in het leven. En dat ons vandaag naar dit symposion heeft gebracht?
Hartelijk welkom allemaal op deze dag over heimwee, liefde en verlangen. Naar de Ene, de eenheid. Naar de gelofte:
‘Lees de geschreven gelofte in je hart en je zult al wat je verlangt begrijpen. Want op de dag dat hij de klei kneedde, schreef hij, uit genade, de gelofte in je hart.’
Met deze woorden van Mahmoed Shabistari beginnen we deze symposiondag, die ons laat reizen langs beelden en woorden, en ons meevoert met de muziek die ons brengt tot het hart.
Want dat beoogt de Stichting Rozenkruis, organisator van dit symposion: onafgebroken zoeken naar het schone, het goede en het ware dat zich in en door mensen kan ontplooien. Voor mensen die zoeken naar de bron van Liefde, Leven en Licht.
Deze dag over de Perzische bevrijdingslyriek voor het hart is de zesde in de serie symposia waarin de Stichting Rozenkruis samen met de School van het Gouden Rozenkruis, het Lectorium Rosicrucianum, haar eerbied betoont aan de wijsheidsstromingen door de eeuwen heen. Omdat ze zoveel mensen tot bevrijding hebben gebracht.
U bent vandaag te gast op Renova, het conferentieoord van het Rozenkruis. Sinds 1946 is deze plek onafgebroken gewijd aan het dienen van de Geest. Regelmatig zijn hier bijeenkomsten en weekendconferenties.
Vandaag bieden wij u vijf sprekers die zich verdiepen in de schoonste wetenschap die er is: die van de Liefde. Asghar Seyed-Gohrab is universitair hoofddocent aan de Universiteit Leiden Hij is op zoek naar de verhouding tussen lichaam en ziel. Hij schrijft over Perzische poëzie, de mystiek van de Islam, maar ook over politiek en vooral de relatie daartussen. De soefi tonen aan dat het mogelijk is om een persoonlijke verhouding tot God te ervaren en dit verlangen naar het hogere komt in veel Perzische lyriek tot uitdrukking.
De voordracht door Asghar Seyed-Gohrab over Rumi en Hafez, liefde en de ziel wordt begeleid door Jan Pieter van der Giessen op de setar (Iraanse luit) en saxofoon en Pieter Jansen van der Sligte op de Ney (Iraanse bamboefluit) en percussie.
Componist, historisch musicoloog, etnomusicoloog, uitvoerend musicus, emeritus hoogleraar Rokus de Groot is overduidelijk een veelzijdig man. Hij is altijd op zoek naar meerstemmigheid: kunnen stemmen samengaan in de complexiteit van persoonlijke ervaringen, culturen? Welke wendingen, veranderingen vinden plaats door polyfonie? Hoe komt het grote verlangen tot uitdrukking? Zijn voordracht handelt over het verlangen, en de omvorming die plaatsvindt bij diegene die verlangt naar de Beminde. Daarbij wordt hij ondersteund met zang van de sopraan Irene Maessen.
Michaël Derkse is inspirator, leraar, schrijver, vertaler en mede-oprichter van projecten die gebaseerd zijn op en dienen tot het vermogen om te veranderen en te bevrijden. Pulsar is zijn instituut voor autonome verandering in mens en samenleving. Franciscus en Rumi waren zijn belangrijkste inspiratiebronnen. Michaël vertelt over het spirituele pad binnen de soefi-traditie, waarbij Rosa Vendel enkele liederen zingt.
Woorden en beelden die uiting geven aan het eeuwige in de tijd raken onze volgende spreker. Hugo van Hooreweghe brengt in zijn voordracht een hommage aan Henry Corbin, de man die oost en west verbond, die aan- toonde dat de soefi-tradities ook wortels hebben in de gnostiek. Corbins diepzinnige werken blijken een betrouwbare gids te zijn naar ‘un lieu hors du lieu’, een plaats buiten het plaatselijke, naar het huis met de vele woningen.
Peter Huijs is gedreven door gnostiek-hermetisch denken. Hij is een van de initiatiefnemers van Stichting Rozenkruis. Als laatste voordracht vertelt hij over de parabel De verborgen Rozentuin van de Perzische soefi-meester Mahmoed Shabistari. Een verhaal over de plaats waar het Licht en de mens elkaar ontmoeten en over het prototype van de liefde.
DE LIEFDE EN DE ZIEL – RUMI EN ZIJN ONTMOETINGEN – ASGHAR SEYED-GHORAB
Wat maakt de Perzische poëzie, en de islamitische mystieke traditie zo aantrekkelijk voor generaties van mensen in het Oosten en Westen? Wat is zo bijzonder aan de poëzie van Rumi (1207-1273), Hâfez (1315-1390), Sa’di (c. 1210- 1292), Attâr (gest. 1221), Nezâmi (gest. 1209) en Omar Khayyâm (c. 1048-1131) dat grote westerse intellectuelen zoals Voltaire (1694-1778), Ralph Waldo Emerson (1803-1882), Alfred Tennyson (1809-1892) en Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) zo geraakt zijn door hun woorden en de boodschap? Wat maakt deze poëzie zo tijdloos dat generaties op generaties ongeacht hun culturele achtergrond deze poëzie waarderen en in sommige gevallen zelfs als leidraad in hun leven hanteren?
Het was ontroerend toen ik er een aantal jaren geleden achter kwam dat de Amerikaanse schrijver Mark Twain (1835-1910) altijd de kwatrijnen van Omar Khayyâm bij zich had tot aan zijn sterfbed. Mijn stelling is dat Perzische poëzie zo’n kracht heeft, omdat het in essentie draait om de liefde. En dan vooral de liefde als symbool voor de relatie tussen de mens en het goddelijke, en dus om wat ons in essentie mens maakt. Ten diepste goddelijk, en ten diepste menselijk. Daarmee is het universeel tijdloos en grenzeloos en spreekt het ook na vele eeuwen nog zo velen aan.
Er is veel te vertellen over de liefde in de Perzische poëzie. In deze paper wil ik me toespitsen op de liefdesrelatie tussen God en de mens, en hoe deze relatie ook waarneembaar is in de aardse liefdesrelatie, vooral in het leven van Jalâl al-Din Rumi.
Liefde en de ziel
Een van de essentiële elementen van de Perzische poëzie, vooral de liefdespoëzie van Hâfez en Rumi is het thema liefde, een universeel symbool voor de relatie tussen de mens en het goddelijke. Liefde wordt gebruikt om het verlangen, de emoties en ervaringen van de mysticus aan te geven. Het is in deze liefdestaal dat de mysticus al zijn gevoelens en ervaringen kan weergeven. Hoewel de liefde niet in woorden gevangen kan worden, wordt juist veel gesproken over de liefde als mysterie waar we geen woorden voor hebben. Rumi zegt dat de pen breekt als hij de liefde wil beschrijven. Dit is ook een essentiële eigenschap van het thema liefde en het feit dat de liefde een van de meest fundamentele ervaringen van de menselijke ziel is: het mysterie. Als verschijnsel kan de liefde niet begrepen worden zonder verwijzing naar de menselijke en biologische veranderingen die de liefde in de mens teweeg brengt.
Daarom zijn de beschrijvingen van de liefde, de metaforen, de beeldspraak en vergelijkingen allemaal gebaseerd op de aardse menselijke ervaringen. Deze vergelijkingen, gebaseerd op menselijke aardse emoties worden gesublimeerd naar het hogere niveau van de ziel. Liefde staat op zichzelf, een onafhankelijke kracht die zich niet laat beperken door voorwaarden in de domeinen waar de liefde zich manifesteert. Perzische mystici beschrijven vaak de oorsprong van de liefde en de ziel.
Waar komt de liefde vandaan? Wat is de relatie tussen de ziel, de liefde en het lichaam? Volgens de mystici is het scheppingsverhaal gebaseerd op de liefde. In dit verhaal staat God in zijn absolute rijkdom, onafhankelijk van alles. De schepping van de wereld en de mens komt voort uit Gods verlangen om zichzelf te manifesteren en te bewonderen, daarom creëert Hij de wereld. In Zijn soevereine volledigheid hunkert God ernaar Zijn Schoonheid te manifesteren. De mens is een middel om Zijn schoonheid te bewonderen. De mens is geschapen in Gods beeltenis en is als een spiegel van het goddelijke: Jij bent de essentie! Wie ben ik? Ik ben een spiegel in jouw hand. Wat jij vertoont, dat ben ik. Ik ben de reflecterende spiegel.
Rumi maar ook andere mystici zeggen vaak dat God oorspronkelijk de minnaar is en de mens de geliefde. Op het moment dat God de lijn van Adam creëert vraagt hij aan de mens, ‘Ben ik niet Uw heer?’ De ziel van Adam antwoordt, ‘Ja, ik getuig van wel.’ Dit wordt als het begin van de liefdesrelatie tussen de mens en God gezien.
De mens heeft ook een bijzondere positie in de schepping, een evenbeeld van God zelf die eenwording met het goddelijke kan bereiken. De mens is het enige schepsel dat Gods liefde kan vatten, ervaren en beantwoorden. God heeft de klei van de mens veertig dagen lang met eigen hand gekneed, en er beetje bij beetje liefde aan toegevoegd zodat de liefde een onlosmakelijk onderdeel van de mens is geworden.
Geen enkel schepsel heeft zo’n hoge positie als de mens. Mystici hebben hierover verschillende doctrines ontwikkeld. Een daarvan is de hemelvaart van de profeet Mohammed die door de hemelen gaat. De profeet bezoekt de hel en het paradijs en beschouwt alle wonderen van de hemelse sferen met het uiteindelijke doel om opgenomen te worden in de goddelijke essentie. Hij komt op de plaats van plaatsloosheid, van tijdloosheid, waar geen dimensies zijn:
And he rushed on like morning’s wind,
astride a mount like raging lion,
His comrade left off his attack,
and in his course Buraq grew slack
For he had reached a stage so far
that Gabriel dared not come near (…)
Companions left behind, he pressed
on the Sea of Selflessness; (…)
Beyond his being’s bounds he trod,
till he achieved the sight of God.
He saw outright the Worshipped One,
and cleansed his eyes of all but Him;
Nor did in one place rest his sight,
as greetings came from left and right.
All one – front, back, left, right,
high and low, the six directions were no more (…)
When sight is veiled by direction,
the heart is not free from false perception.
Als de profeet de grens van het bestaan heeft bereikt en verder wil gaan in het goddelijk domein, zegt de aartsengel Gabriël dat hij zelf niet verder kan. Gabriël zegt: ‘als ik een stap verder zet, dan verbranden mijn vleugels’.
Dit is natuurlijk om het verschil in de status van de mens en de engelen weer te geven. De grens van de engelen is beperkt tot het dienen van de mens; zij zijn niet in staat een liefdesrelatie te hebben met de schepper. In de mystieke literatuur worden de engelen uitgebeeld als liefdeloze wezens. Hâfez zegt (Diwân, 536), ‘O wijnschenker! Engelen weten niet wat liefde is’. De engelen zijn ook uitgesloten van Gods geheim dat Hij wél met de mens deelde. In Rumi en Hâfez lezen we telkens hoe God de engelen geen toegang biedt tot de plaats waar Hij de klei van de mens tot zijn menselijke vorm heeft gemaakt (Hâfez, Diwân, 404):
O engel! Breng lof aan de deur van liefdes wijnhuis, want daarbinnen zijn ze de klei van de mensheid aan het kneden.
Dit privévertrek wordt vergeleken met een wijnhuis, waar God de beminde wijnschenker is die de geest in het lichaam van de mens blaast (15:29) en de mens tot leven brengt. Gods adem wordt dan geïnterpreteerd als wijn en het lichaam van de mens, gemaakt van water en klei, is de wijnbeker. Mystici benadrukken vaak dat de liefde eeuwig is en in essentie altijd hetzelfde blijft, maar verandert in manifestatie.
Bij het begin van de schepping, als God de ziel van de mens heeft geschapen, wordt de ziel als rijtuig van de liefde gezien. Als de mens verbannen wordt uit de hemel, heeft hij nog de liefde maar met een zwakke kracht. Hoe verder de liefde van haar Goddelijke oorsprong gaat, hoe meer de liefde haar kracht verliest. Rumi beschrijft de liefde als een adelaar die hoog in de lucht vliegt en niets met de aarde te maken heeft, maar als deze liefde op de aarde komt verandert hij in een kippetje, dat niet hoger kan vliegen dan de muur. Deze metafoor duidt de relatie tussen de aardse en de mystieke liefde aan en heeft een didactisch aspect. Men moet eerst de aardse liefde beoefenen om te leren hoe de zuivere, onvoorwaardelijke en onbaatzuchtige spirituele liefde is. Alleen door het beoefenen van de aardse liefde, de ascetische praktijken en het verlangen naar haar oorsprong kan de liefde zich bevrijden van het materiële bestaan.
Dan transformeert de liefde zich tot een adelaar die niet alleen vliegt naar haar oorsprong maar ook het rijtuig van de ziel wordt. De liefde brengt de ziel naar haar oorsprong in de spirituele wereld. Rumi beschrijft deze spirituele wereld door middel van zes metaforen waarin de ziel een vogel is die weg is gegaan van de zee maar terug moet keren naar zijn oorsprong:
We zijn hoger dan de hemel, nobeler dan de engelen.
Waarom gaan we niet verder?
Ons huis is bij de Verheven Majesteit.
Wat moet de zuivere parel met deze zandbak, deze wereld, doen?
Waarom ben jij hier gekomen? Pak je bagage in en ga terug. (…)
Zoals de zeevogel komt de mens van de zee der zielen;
Hoe kan deze vogel, geboren in de zee, hier blijven?
Er is een voortdurend verlangen van de ziel naar de terugkeer en de oorspronkelijke ontmoeting met de schepper. De ontmoetingen zijn altijd essentieel. Zij laten vaak hun sporen achter. Deze eerste ontmoeting van de ziel wordt vaak vergeleken met dronkenschap. Bij het vangen van de aanblik van de goddelijke is de ziel dronken gevoerd. De dronken ziel hunkert naar het moment van een-zijn met de schepper….
INHOUDSOPGAVE
- Woord vooraf
- Welkomstwoord, Arwen Gerrits
- De liefde en de ziel, Rumi en zijn ontmoetingen, Ashar Seyed-Gohrab
- Waarneming, kunst, essentie, Rokus de Groot
- Het spirituele pad binnen de Soefi-traditie, Michaël Derkse
- De rozentuin van de mysteriën, Peter Huijs
- Hommage aan Henry Corbin, Hugo van Hooreweghe
- Omar Khayyám – Catalogus bij de expositie, Jos Coumans