Gabriël: aartsengel wiens naam betekent ‘sterke man Gods’ of ‘God is mijn krijgsman’

LEES MEER OVER (BOVENSTAANDE PANELEN VAN) HET LAM GODS

De Bijbel noemt slechts twee engelen bij hun naam: Gabriël en Michaël, al komen er in de apocriefe boeken nog twee andere hemelse wezens voor: Rafaël en Uriël. Gabriël treedt in het Oude testament op in het boek Daniël, en in het nieuwe Testament in het Evangelie van Lukas.

Toen Daniël zich afvroeg wat zijn droom betekende over een ram met twee horens die werd overmeesterd door een eenhorige geitebok, stond er ineens iemand voor hem ‘die eruitzag als een man’ en van een ‘menselijke stem’ de opdracht kreeg: ‘Gabriël, doe deze (mens) het gezicht (visioen) verstaan’ (Daniël 8:15-16). Daniël viel flauw van angst, maar de goddelijke boodschapper hielp hem weer overeind en legde uit wat de droom betekende: de koningen van Medië en Perzië zouden worden verslagen door Alxander de Grote en diens rijk zou uiteindelijk worden verdeeld onder vier opvolgers – zoals de ene horen van de geitebok in de droom even later werd afgebroken en door vier horens werd vervangen. 

Daarna kwam, nadat Daniël daarom had gebeden, Gabriël nog eens ‘in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer’ (Daniël 9:21) om hem te verduidelijken wat Jeremia bedoelde met zijn profetie dat Jeruzalems rasmpspoed zeventig jaar zou duren. Gabriël legde uit dat dit zeventig jaarweken waren, dus zeventig maal zeven, en dat daarna het messiaanse koninkrijk zou komen. Gabriël moet ook zijn geweest ‘hij, die eruitzag als een mens’ (Daniël 10:18) en die Daniëls visioen over het einde van de wereld kwam uitleggen. Engelen doen dat in het Oude Testament wel vaker, maar worden dan meestal niet bij hun naam genoemd. 

In het Evangelie van Lukas kondigt Gabriël tot tweemaal toe de geboorte aan van een zoon (annunciatie): eerst aan de bejaarde Zacharias terwijl deze in de tempel van Jeruzalem wierook aan het branden is, en later aan de maagd Maria in Nazaret. In beide gevallen bepaalt Gabriël ook de naam van het kind. De zoon van Zacharias en zijn vrouw Elisabeth moet Johannes (de Doper) heten, en Maria’s zoon krijgt de naam Jezus. ‘Ik ben Gabriël,’ stelt de engel zich aan Zacharias  voor, ‘die voor Gods aangezicht sta, en ik ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze blijmare te verkondigen’ (Lukas 1:19).  Het verhaal van Lukas ligt in de lijn van een bijbelse traditie, want ook de geboorten van Ismaël en Simson werden door een – naamloze – engel aangekondigd. 

In Genesis en andere bijbelboeken van voor de Babylonische ballingschap zijn engelen altijd naamloos en laten ze meestal alleen maar zien dat God onder de mensen is. Daarentegen wordt in joodse geschriften van na de ballingschap, zoals het boek Daniël, een engel beschouwd als een persoon met een naam. Volgens de joodse en christelijke, al dan niet bijbelse overlevering staan zeven engelen of aarstengelen als hoogsten in rang ‘voor Gods aangezicht’. De boeken 1Henoch en 2 Henoch (die pseudepografisch zijn: niet in de bijbelcanon opgenomen, maar wel oud) kennen Gabriël deze status toe. Volgens andere niet-bijbelse overleveringen is hij de engel die bij het einde der tijden op de ramshoorn zal blazen. 

Bron: ‘Alle Bijbelse personen’ van Readers Digest