De Gnosis en de Kerk – hoofdstuk 6 van ‘De universele gnosis’ door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

 


BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

Het taalgebruik in het boek De universele gnosis van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri is onmiskenbaar van de jaren vijftig van de vorige eeuw, maar de boodschap is nu misschien wel actueler dan ooit. Hieronder volgt hoofdstuk 6 over ‘De gnosis en de kerk’.

Het mag de leerling van de moderne Geestesschool voldoende bekend zijn dat alle kerk- en sektewezen van onze dagen naar de maatstaven van de werkelijkheid zonder uitzondering in de ketenen van de natuurgodsdienstigheid gevangen ligt. Dat is het tragische fatum van alles wat in deze wereld aan godsdienst doet. Het is misschien niet overbodig het wezen van de natuurreligie en de onontkoombaarheid daarvan nogmaals voor uw bewustzijn te belevendigen, om dan daarna onze conclusie te trekken in verband met Gnosis en Kerk.

Als u de heilige taal van diverse mensheidsperiodes bestudeert, komt u tot de ontdekking dat de grote en gewijde boodschappers Gods steeds de aandacht gevestigd hebben op terugkeer tot een verloren Vaderland, tot een essentie die men Vader noemt, of God. Alles wat de heilige taal van alle tijden verder meedeelt of suggereert, cirkelt rond deze centrale gedachte van terugkeer.

Als God uw vader is, bent u zijn kind – dan zijn Jezus Christus en andere groten broeders van u – dan is het verschil tussen hen en u het gevolg van een betreurenswaardig incident – dan bent u gevallen uit de staat van uw vroegere heerlijkheid – dan is de heilige taal niet anders dan een brief: ‘Kom terug, alles is vergeven en vergeten in de genade der liefde.’ Dan is Jezus een figuur die uit zijn heerlijkheid neerkomt tot u om u te halen, u hulp te bewijzen bij uw tocht van terugkeer.

Als dit alles zo zou zijn – en u weet dat de religieuze mens van onze dagen deze zienswijze huldigt – dan zou het gehele stuk van de goddelijke bemoeienis kinderlijk eenvoudig zijn. Zó eenvoudig, dat men filosofisch noch theologisch extra-kronkels in de hersens behoeft te bezitten om de goddelijke heilsbemoeienis na te speuren en te verstaan.

Men ontwikkelt eenvoudig de volgende rede en handeling. Wij zullen u deze rede en deze handeling, op verschillende wijzen gekleurd, laten zien, maar u zult onmiddellijk weten dat alle verschil in religieuze activiteit slechts schijnbaar is.

  1. Er is een God. Hij is mijn Vader. Ik ben zijn kind. Ik ben een gevallen kind. Ik ben het Vaderland vergeten en nu wil ik terug. Ik vraag op gepaste wijze om hulp. De Vader stuurt zijn Zoon. In en door de hulp van de Zoon word ik in het genadeverbond opgenomen. Ik kan nu rustig zijn, want in de genade van dit verbond opgenomen zal ik uit eindelijk weer thuiskomen. Het verblijf in het genadeverbond stelt bepaalde eisen aan moraliteit en inzicht, van rede en zede. Wanneer ik mij plaats onder die wet, zal te zijner tijd de Heer der wet in mij worden vervuld.
  2. Er is een God. Hij is mijn Vader. Ik ben zijn kind. Kinderen van één Vader zijn wij allemaal. Ik ben een gevallen kind en de wereld om mij heen is een gevallen wereld. Als ik mij nu opricht en mij in zelfopoffering en naastenliefde geef aan de wereld, teneinde ook deze op te richten, zal ik mijzelf en mijn wereld weer in overeenstemming brengen met de goddelijke wetten. In de werkzaamheid van die wereld- en mensheidsgang zal alles zich weer verenigen met de Vader.
  3. Er is een God. Hij is mijn Vader. Ik ben zijn kind, doch ik ben een gevallen kind en weet van Vader en Vaderland niets meer. Ik leef in duisternis en ellende, in een wereld van droefheid en zonde. Als ik het goede wil dan doe ik het kwade. Kortom, ik bezit en maak een grote bende. Ik weet geen uitweg en ben schier onpasselijk van verveling. Ik vlucht in vermaak, in kunst, in liefde, in de vergetelheid. Uit de vergetelheid, achter de vergetelheid zal straks de verlossing oprijzen.
  4. Er is een God. Hij is mijn Vader. Ik ben zijn gevallen kind. Waar is God en waar ben ik uitgevallen ? Hij ís en ik wás in het ongeziene. Waar is dat ongeziene? Natuurlijk in het land aan gene zijde. Ik wil niet wachten tot ik op natuurlijke wijze in het land aan gene zijde terechtkom. Ik wil daar reeds nu, althans zo spoedig mogelijk, bewust verkeren. Ik wil daar reeds nu, of zo spoedig mogelijk, bewust werken. Hoe kan ik dit dubbelbewustzijn verkrijgen? Door ontwikkeling van in mij verborgen, latente vermogens. Als ik daarin slaag, zal ik wederom wandelen in het licht, gelijk Hij in het licht is.
  5. Er is een God. Hij is uw Vader en alle verhevenen zijn uw broeders. U bent zijn gevallen kind. Doch die val is volstrekt geen feitelijke toestand. U kunt die val onmiddellijk in een opstanding doen verkeren. Hoe? Door lief te hebben, zoals uw Vader u liefheeft. Als u dat doet, ontstaat er een verandering van vibratie. In en door de fundamentele liefdewet worden de fundamentele vibraties van uw wezen hersteld. Als u dat doet, komt alles in orde. Heeft Hij niet gezegd: ‘Eer u vraagt, zal ik antwoorden’? Als u dat betracht, zult u wandelen over de zee, zoals Hij deed. En broden vermenigvuldigen, zoals Hij deed. En zieken genezen, zoals Hij deed. Kortom, alles doen en alles beheersen en alles bezitten wat Hij deed, beheerste en bezat. U zult niet meer sterven, want eeuwigheid en tijd zijn tot een eenheid geworden. Gene zijde is deze zijde en deze zijde is gene zijde, van welke kant u het ook bekijken zult. U bent dan meester, zowel in het verre oosten als in het nabije westen. Meester van uw gehele wezen en zelf God geworden. Immers, als God uw Vader is, bent u zijn kind. En ieder kind deelt in de erfenis van zijn Vader. Ieder kind weet dit. Kinderlijker en eenvoudiger kan het niet. Tafeltje-dek-je – ezeltje-strek-je. Zoekt u de toverspreuk? Het is vibratieverandering!

Als u deze voorbeelden van religieus of religieus-esoterisch leven overziet, voorbeelden die met vele andere uit te breiden zijn, dan weet u dat de gehele mensheid de terugkeer, die in de heilige taal wordt aangeduid, animistisch verstaat, interpreteert, ervaart.

De lijn God – Mens – Onsterfelijkheid is in de natuurgodsdienstigheid een lijn die zich van boven naar beneden buigt en vanuit een nadir zich weer opwaarts wendt naar boven. U bent, zo zegt men, het verwrongen spiegelbeeld Gods. Bijgevolg is God in deze gedachtengang het prototype van uw ware natuur, want u bent zijn kind. Onze wereld is in deze gedachtengang zowel het domein van God als van zijn kinderen. God woont in het ongeziene deel van onze natuur, wij wonen hier.

Als u nu weet dat de gehele mensheid al ettelijke miljoenen jaren lang deze gedachtengang heeft gevolgd, dan kunt u zich voorstellen dat het in het ongeziene deel van onze natuur wemelt van prototypen. Als de mens in zijn gedachten een bepaald type schept en dit type bij voortduring met al zijn krachten, met al zijn adoratie belevendigt, en hij noemt dit type Jezus of Boeddha, dan kunt u zich voorstellen wat daarvan het gevolg moet zijn tot in onafzienbare tijden.

Zie toch in, hoe u braaf meedoet deze typen in stand te houden! Als u eraan meedoet, bent u erdoor gebonden. U moet dit gehele pantheon van de natuurgodsdienstigheid in u en om u afbreken. U moet terzake doorbreken tot een volstrekt afwijzend standpunt. U wordt meer dan schandelijk bedrogen.

Zo trekken wij de conclusie dat, of men nu mystiek dan wel occult gericht is, iedere mens zichzelf in de toekomst projecteert, in een verbeterde uitgave, met behulp van een religieus, occult of humaan prototype. Bijgevolg is alle menselijke streven animistisch, natuurprocesmatig, zelfhandhaving, om het even of men zich een verlossing in onnaspeurlijke genade voorstelt, of haar denkt als een geleid evolutieproces. Of u nu zegt: ‘Ik moet terugkeren tot de fundamentele liefdewet‘, dan wel: ‘Door de genade van Jezus Christus ben ik gered’, het is precies hetzelfde, want u verstaat de terugkeer in de zin van déze natuur. U moet dus afscheid nemen van deze religieuze of occulte begoochelingen, want zij zijn uw vernietigers.

Als wij hier van begoochelingen spreken, moet u niet denken aan irreële waanvoorstellingen, aan mystificaties, aan onwerkelijkheden. Integendeel, alle prototypen in het onzienlijke en al hetgeen van hen uitgaat en door hen in stand wordt gehouden, is zeer werkelijk.

Wij spreken van begoocheling als u meent door het dienen van uw prototype vrij te komen van lijden en verdriet, vrij te komen van het wiel. Daarom raadt de moderne Geestesschool u aan u geheel vrij te maken van al uw tijdverdrijven in begoocheling en volstrekt te breken met alles wat door u in dit opzicht in stand wordt gehouden. Het gehele religieuze leven in kerk, sekte en esoterisch gezelschap, het gehele mystieke gedrag moet worden uitgerukt. U moet in dit opzicht aan alle drang der gewenning een gebiedend halt toeroepen en het animisme overal ontdekken waar het is, om uw besluit te sterken.

Dezer dagen hoorden wij tijdens een ochtendwijding door de radio een dominee ongeveer het volgende gebed uitspreken: ‘Lieve Vader in de hemel, wij, uw kinderen, komen op deze heerlijke lentedag tot u, om u te danken voor dit heerlijke weer, dat ons allen zo blij maakt en ons doet vermoeden hoe heerlijk het bij u zal zijn…’

Als men dat hoort uitspreken door een zich christelijk noemende theoloog, moet diens binding met de natuurgod wel heel sterk zijn. Ons bezwaar betreft niet het lenteweer. Wie van ons zou dat niet prettig vinden ? Wie van ons zou daarin niet opleven ? Ons bezwaar betreft het noemen van onze hemelse Vader en Jezus Christus in verband met een simpel natuurgebeuren.
Wij schrijven u over de Gnosis, over de eeuwige werkelijk heid van het ware leven. Wij willen u op tal van wijzen duidelijk maken welk een onoverbrugbare kloof er gelegen is tussen dát leven en het uwe, tussen de Christus van de Bijbel en de Christus van de kerk, tussen de hemelse Vader en de natuurgod van het lenteweer.

Laat ons u dan ook thans een beeld mogen geven van de roep en de bedoeling van de Gnosis, opdat u de heilsboodschap van de eeuwige volheid Gods zult omvatten. Er zijn in sommige mensen twee naturen: een natuur geheel en al uit en van deze wereld, en een natuur níét van deze wereld, een natuur die door deze wereld gevangen wordt gehouden.

Deze hogere, gevangen natuur moet worden vrijgemaakt; zij moet uit de wereld der zinnen worden bevrijd. Alleen deze hogere natuur is afstammeling van de goddelijke natuur en zij is in een zeer gebroken realiteit, als talloze goddelijke levenskiemen, over de mensheid verstrooid. Door een heilige methode kunnen deze goddelijke levenskiemen worden bevrijd en tot de oerbron worden teruggevoerd.

Het doel van de Gnosis is: al haar verwante naturen tot het bewustzijn van hun bestemming te brengen en wederom in de volheid van het goddelijke leven te voeren. Om deze reden wordt in alle gnostieke wijsbegeerte ernstig gewaarschuwd tegen alle ras-godsdienstigheid en tegen alle heilige taal van het ras, zoals die bijvoorbeeld is vastgelegd in het Oude Testament. Want rasgodsdienstigheid misbruikt de Universele Leer om haar bedoelingen te bereiken; bedoelingen die altijd gelegen zijn binnen het raam van déze wereld. De god van het Oude Testament is een volstrekte natuurgod, een demioergos. Hij staat diametraal tegenover die van het Nieuwe Testament.

De aan de Gnosis verwante naturen, en dus niet de persoonlijkheid van de dialectische natuur, worden in de Bijbel aangeduid als ‘de kinderen Gods’, en alleen deze kinderen kunnen in de volheid van de gnostieke zin worden verlost.

De dialectische natuur kan, in binding met de natuurgod, de demi-oergos, slechts binnen het raam van de tijd en in de wentelingen van het wiel, en zeer tijdelijk, van positie veranderen en een zekere verhouding tot het centrum van de eigen natuur innemen. Daarom heeft het geen enkele zin de volheid van de goddelijke natuur na te streven met de dialectische natuur. Daarom heeft het geen enkele zin zich in de dialectische natuur te vermoeien en te beladen met de wijsheid van de goddelijke natuur.

De wijsheid der volheid Gods blijft voor iedere dialectische mens verborgen en kan niet worden gebracht door meesters uit het verre oosten, of uit het nabije westen. De wijsheid van de Gnosis laat zich niet prostitueren. De wijsheid van de hogere natuur kan alleen worden verzameld door de hogere natuur en alleen door haar worden vastgehouden.

Daarom wordt zeer terecht in de heilige taal van het Nieuwe Testament gezegd dat, indien iemand zegt wijs te zijn en de werken niet doet, zo iemand dwaas is. Een gnostieke filosofie is dan ook onmogelijk. En al het overige dat men filosofie noemt is overbodigheid en misleiding. De wijsheid der volheid Gods kan alleen beleefd worden, ervaren. Filosofie is speculatie.
Wij verstaan onder wijsbegeerte het verlangen van de hogere natuur naar verlossing. Als de gevangen geestvonk naar deze verlossing zucht, als de eventueel hogere natuur haar armoede der gevangenschap beseft, zal zij in deze hunkering de zaligheid der wijsheid beërven. Daarom is alleen de mens die het pad gáát een wijsgeer.

Wij zweren dus af, in een totale zelfrevolte, alle religie, alle occultisme, alle humanisme, alle filosofie, iedere vorm van begoocheling, en wij streven naar de eenwording van de ware goddelijke levenskiem met de oerbron van de geest. Dit streven is een dagelijkse worsteling tegen de eigen dialectische natuur, die haar hegemonie over de hogere natuur in zelfversterving moet opgeven. Eerst wanneer dit streven slaagt, ervaart u de Gnosis.

U hebt derhalve te kiezen uit drie levenshoudingen: ten eerste het blijvend dienen van de natuurgod, de demioergos; ten tweede filosoferen over de Gnosis, of u in desbetreffende mystieke bespiegelingen verliezen; ten derde het volledig aanvaarden van het pad.

De eerste twee levenshoudingen zijn volkomen aan elkaar gelijk. Alleen de derde levenshouding is bevrijdend. Daarom constateert de Bijbel terecht dat het geloof moet samengaan met de werken, en pas volkomen wordt dóór de werken. Daarom constateert Paulus in 1 Korinthe 8: ‘De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht. Indien iemand zich inbeeldt enige kennis verworven te hebben, dan heeft hij nog niet leren kennen zoals het behoort; maar heeft iemand God lief, dan wordt deze door Hem gekend.’

Alle kennis is van deze natuur. Nadert iemand God, de Gnosis, dan zegt hij, als Christiaan Rozenkruis (op de zevende dag): ‘De som van alle weten is, dat wij niets weten.’ Niet u moet God kennen, doch God moet u kennen. De geest moet in uw microkosmos varen. Zodra u dié bezit, en niet eerder, bezit u wijsheid.

Maak u vrij van uw afgoden en ga het pad en u zult wijs zijn. Dan zult u God dienen, niet met uw wijsheid, maar met de hoge realiteit van uw werken.

 

LEES DE NEDERLANDSE VERTALING VAN DE TRANSCRIPTIE VAN DE VIDEO

INHOUDSOPGAVE DE UNIVERSELE GNOSIS

Woord vooraf

  1. De ware en de valse Gnosis
  2. Paulus en de Gnosis
  3. De Heilige Geest en de Gnosis
  4. Het slangenvuur en de Gnosis
  5. De Gnosis van de Pistis Sophia
  6. De Gnosis en de Kerk
  7. De Gnosis en dichters en denkers
  8. De Gnosis als het oerprana
  9. De Gnosis en de regeneratie van de gehele natuur
  10. De neerdaling van de zeven stralen van het oerpranische licht
  11. De zeven bevrijdende handelingen (i)
  12. De zeven bevrijdende handelingen (ii)
  13. De zeven bevrijdende handelingen (iii)
  14. De zeven bevrijdende handelingen (iv)
  15. De wondere hof van Gethsémané
  16. Het mysterie van het endura
  17. De glorievolle opstanding
  18. De wonderbare visvangst
  19. Het net van de visser
  20. Het compendium

Bron: ‘De universele gnosis’ door Catharose de Petri en Jan van Rijckenborgh, hoeksteenserie 4

BESTEL DE UNIVERSELE GNOSIS

LEES MEER OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE