Woord vooraf Doride Zelle in ‘Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis, jezelf en de samenleving transformeren’

 

Op 7 september 2019 verscheen het nieuwe boek Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis – jezelf en de samenleving transformeren. De integrale tekst van het woord vooraf door Doride Zelle, directeur van Rozenkruis Pers, kun je hier beluisteren of lezen. 

Waar staat het Rozenkruis voor? Wat zijn de geheimen van de rozenkruisers? Hoe kun je de weg van de roos en het kruis gaan in je dagelijkse leven? Deze en vele andere vragen komen aan bod in het eerste deel van dit boek met de titel Mysteriën van het Rozenkruis. Ze worden besproken aan de hand van de drie beroemde manifesten van de klassieke rozenkruisers die in het tweede decennium van de zeventiende eeuw in druk verschenen, en bekend staan als De roep der Rozenkruisers Broederschap (1614), De Belijdenis der Rozenkruisers Broederschap (1615) en De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis (1616). De diepe wijsheid die daarin besloten ligt, kan steeds weer in het levende heden, in de context van vandaag, worden geplaatst. 

Van de renaissance tot nu is de impuls van het Rozenkruis waarneembaar in de samenleving. Eerst in Europa, daarna ook in Noord-Amerika en nu al zo’n honderd jaar wereldwijd. Het gaat om aansporingen tot geestelijke bewustwording en vernieuwing op basis van een hoger weten dat tot ontwikkeling kan komen door bewust te leven vanuit de Ene Bron. Wanneer wij op basis van die Bron innerlijk vernieuwen, draagt dat bij aan vernieuwing van de samenleving als geheel. 

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Relatief weinig mensen hebben gehoord en gelezen over rozenkruisers, en zeer weinigen weten wat het Rozenkruis is, wil en doet. Aan de andere kant is er zo enorm veel geschreven over de rozenkruisers en de materie is dusdanig complex, dat geïnteresseerden die er meer over willen weten en wat onderzoek doen al snel door de bomen het bos niet meer zien. 

Dit boek, Mysteriën en fakkeldragers van het rozenkruis – jezelf en de samenleving transformeren,  is een nieuwe uitgave over de rozenkruisers. Het is wetenschappelijk en historisch verantwoord, maar wetenschap en geschiedenis vormen niet de invalshoek. Het is een handreiking voor mensen van nu die zich willen laten inspireren door het Rozenkruis en daar in hun persoonlijke leven handen en voeten aan willen geven. Het verschaft helderheid en draagt hopelijk bij aan juiste beeldvorming, zodat het Rozenkruis daardoor kracht kan doen in de samenleving. Dat is hard nodig, want steeds meer mensen ontwaken innerlijk en hebben behoefte aan beproefde concepten, kaders en krachten vanuit een authentieke spirituele traditie om te kunnen groeien en te transformeren. Evenals de zes voorgaande uitgaven van de Spirituele teksten bibliotheek is ook dit boek heel geschikt om te bespreken in verdiepingskringen en leesgroepen.

Zij die deel uitmaken van een authentieke spirituele traditie, laten zich leiden door innerlijk weten. Zij stemmen hun leven in groepseenheid harmonisch af op de mogelijkheden in het hier en nu. Zij maken gebruik van beproefde universele leringen en werkwijzen. Zij delen hun bevindingen met elkaar en stellen die vaak ook op schrift. 

‘Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis’ kon worden geschreven omdat er binnen de School van het Gouden Rozenkruis – internationaal ook bekend als het Lectorium Rosicrucianum en Golden Rosycross – heel veel is opgebouwd en belevendigd. Zo zijn er sinds de oprichting in 1924 in Haarlem niet alleen talloze en zeer uiteenlopende bijeenkomsten gehouden, er is ook een enorme schat aan inzichten gepubliceerd in de vorm van boeken, tijdschriftartikelen, toespraken en symposion-voordrachten. 

Misschien meer nog dan in het verleden wordt de mensheid nu innerlijk geraakt door de roep die uitgaat van het Rozenkruis, wellicht zelfs zonder zich daar bewust van te zijn. Bij uitgeverij Rozekruis Pers merken we dat onder andere aan de vele positieve en waarderende reacties op onze gratis Nederlandse en Engelse online-programma’s, en de daarmee verbonden boeken van de Spirituele teksten bibliotheek. 

In de voorgaande zes uitgaven van die boekenreeks werd niet of slechts kort en fragmentarisch geschreven over het Rozenkruis, terwijl alle delen toch duidelijk de signatuur van het Rozenkruis dragen. De reden daarvan is dat het primair gaat om het gedachtegoed, en niet om de benaming. Wie innerlijk al ‘ja’ heeft gezegd tegen de universele inzichten die worden uitgedragen, staat meer open voor de idee van het Rozenkruis dan zij die nog geen kennis hebben gemaakt met het gedachtegoed. 

Toch gaat het bij het Rozenkruis niet in de eerste plaats om leringen. Dat zijn slechts hulpmiddelen die overbodig worden als er consequent in de praktijk mee wordt gewerkt. Essentieel en kenmerkend is de spirituele kracht die niet goed kan worden benoemd, maar wel kan worden ondergaan. Het is de kracht die tussen de woorden door kan worden ervaren in boeken, tijdschriften en toespraken, en die bespeurd kan worden bij mensen, muziek, websites en gebouwen van het Rozenkruis, en gelukkig ook elders. De vernieuwende kracht is atmosferisch en kan zich overal manifesteren waar mensen zich vanuit een innerlijk verlangen voor haar openstellen, ongeacht religie, levensbeschouwing, cultuur en locatie. 

De hoofdstukken 1 tot en met 7 van dit boek bevatten gedeelten uit het inwijdingsgeschrift De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis – dat in 1616 in druk verscheen in het Duits in Straatsburg, en beschouwingen daarover. Dit derde manifest van de rozenkruisers is een sprookjesachtige, maar zeer diepzinnige mysterieroman waarin de hoofdpersoon Christiaan Rozenkruis – het prototype van de mens – in zeven symbolische dagen een inwijdingsweg bewandelt. Het boek is weliswaar van de drie rozenkruisersmanifesten als laatste in druk gepubliceerd, maar het is wel als eerste geschreven, want omstreeks 1604 circuleerden er al meerdere manuscripten van dit werk. 

Rudolf Steiner (1861-1925, fakkeldrager van het Rozenkruis 16), oprichter van de Antroposofische Vereniging, is de eerste die in de twintigste eeuw in vele voordrachten ingaat op het grote belang van de wijsheid van de rozenkruisers voor de geestelijke ontwikkeling van met name de westerse mens. Hij publiceert in 1917 ‘Kommentaar bij de Chymische Bruiloft van Christian Rosenkreutz’.  J. van Rijckenborgh (1896-1968, fakkeldrager van het Rozenkruis 21), één van de oprichters van de School van het Gouden Rozenkruis, trekt die lijn door en komt met esoterische analyses van de drie manifesten. 

Dit boek is bedoeld om de roep van de Broederschap van het Rozenkruis nu opnieuw te laten klinken, meer dan vierhonderd jaar na het verschijnen van het eerste manifest van de klassieke rozenkruisers: de ‘Fama Fraternitatis R.C.’ of ‘De Roep van de Rozenkruisers Broederschap’, die in 1614 in druk in het Latijn werd uitgegeven in het Duitse Kassel, maar waarvan al manuscripten in omloop waren in 1610. De hoofdstukken 8 en 9 van ‘Mysteriën en fakkeldragers van het Rozenkruis’ gaan over diepere waarheden die in dit klassieke geschrift kunnen worden herkend, en die van belang zijn voor de praktijk van het dagelijkse leven van mensen die zich willen laten leiden door hun diepste kern, de onsterfelijke geestvonk in het hart. 

Waarom wordt er gesproken over broederschap en niet over zusterschap? Worden vrouwen buitengesloten? In de zeventiende en achttiende eeuw is het Rozenkruis inderdaad een initiatief van mannen, zoals dat toen ook gold voor vrijwel alle andere uitingen op het gebied van religie, wetenschap en kunst. Vermeldenswaardig is dat Comenius (fakkeldrager van het Rozenkruis 9) al in 1632 iets schrijft dat voor die tijd revolutionair is: 

‘Alle jongeren, van beide geslachten, moeten naar openbare scholen worden gestuurd. Er is geen enkele reden om het zwakke geslacht de studie van de wetenschappen te ontzeggen. Meisjes bezitten intelligentie in gelijke mate als jongens. Voor hen staat, net als voor ons, de weg open voor een glansrijke toekomst.’ 

In de negentiende en twintigste eeuw verschijnen er boeken over universele wijsheid waarin leringen van het Rozenkruis te herkennen zijn van invloedrijke schrijfsters die met name voort- komen uit de Theosofische Vereniging, een beweging die gestart is door Helena Blavatsky (1831-1891) en die zich vooral baseert op oosterse esoterie. Daarbij kunnen we denken aan onder anderen Anna Kingsford (1846-1888, fakkeldrager van het Rozenkruis 13) en Annie Besant (1847-1933, fakkeldrager 14). 

De twee laatstgenoemde schrijfsters zien het belang in van de westerse mysterietradities voor de westerse mens, zoals die tot uitdrukking komen in het innerlijke christendom en het hermetisme – de twee grote pijlers waarop het Rozenkruis is gefundeerd. Daarom worden deze bevlogen vrouwen, samen met Catharose de Petri (1902-1990, fakkeldrager van het Rozenkruis 22) – één van de oprichters van de School van het Rozenkruis – tezamen met 19 mannelijke auteurs besproken in het tweede deel van dit boek. 

Al vanaf haar begin in 1924 beschouwt de School van het Rozenkruis mannen en vrouwen als gelijkwaardig. Harmonieuze samenwerking tussen vrouwen en mannen binnen een geestesschool is absoluut noodzakelijk om deze op te bouwen en in bevrijdende zin te laten groeien en bloeien. 

De verschillen tussen vrouwen en mannen beperken zich tot het stoffelijke lichaam en de persoonlijkheid. In de dimensies van de ziel en van de geest is er geen sprake van scheiding van geslachten. De benaming ‘broederschap’ verwijst in de context van het Rozenkruis niet naar masculiniteit, maar naar een gemeenschap van mensen op aarde die vanuit een besef en aanvaarding van onderlinge verbondenheid, en vanuit innerlijk weten, gezamenlijk streven naar verwerkelijking van hoge idealen. Het woord broederschap kan echter ook verwijzen naar dat wat wel de Universele Broederschap of de Christushiërarchie wordt genoemd. 

Die Universele Broederschap bestaat uit mensen die de weg van godswording zijn gegaan, geen stoffelijk lichaam meer nodig hebben en vanuit goddelijke gebieden mensen op aarde bijstaan op hun reis door het leven en hen in staat stellen een door de geest bezielde mens te worden. Een geestesschool is een gemeenschap van vrouwen en mannen op aarde die een levende verbinding onderhoudt met de Universele Broederschap, die op zijn beurt bewust verbonden is met hemelse hiërarchieën, die wel worden aangeduid als engelenscharen. 

De spirituele teksten in het eerste deel van dit boek zijn voornamelijk ontleend aan de vierdelige boekenserie ‘De geheimen der Rozenkruisers Broederschap’ (editie van 1986) door J. van Rijckenborgh (1896-1968). Daarin staan de Nederlandse teksten van de drie manifesten van de klassieke Rozenkruisers met uitgebreide commentaren door J. van Rijckenborgh. Voor de bronteksten uit de Fama, die zijn opgenomen in de hoofdstukken 8 en 9, is gekozen voor de vertaling van Pleun van der Kooij uit 1998 omdat die nauwkeuriger is.

Alle negen hoofdstukken worden voorafgegaan door een kort gedeelte uit het commentaar van J. van Rijckenborgh. De auteur van artikelen die later worden gepubliceerd in de vorm van de vierdelige boekenserie ‘De geheimen der Rozenkruisers Broederschap’ begint al in 1933 met de ontsluiting van de drie manifesten. 

De Nederlandse vertalingen daarvan verschijnen in 1933 en 1934 in feuilletonvorm in het tijdschrift ‘Het Rozenkruis’. In 1939 publiceert de schrijver zijn commentaren op de Fama met als doel ‘dit gesluierde geestelijke Testament van de Broederschap en de daarin vervatte waarden aan het daglicht te tillen en haar heilsmare weer te laten weerklinken.’ 

Het tweede deel van dit boek draagt de titel Fakkeldragers van het Rozenkruis. Het doorgeven van het licht van de waarheid door de eeuwen heen wordt in de Griekse oudheid al vergeleken met de wedloop van fakkeldragers. In de fakkelloop rent de fakkeldrager van de ene streep naar de volgende. Bij het bereiken van het einde van zijn traject geeft hij de brandende fakkel door aan degene die daar wacht; deze neemt dan onmiddellijk de wed-ren over en overhandigt de toorts op zijn beurt aan degene die op hem wacht. 

Deel 2 van dit boek bestaat uit korte uitspraken en portretten van 22 auteurs die het licht van het Rozenkruis allemaal op hun eigen manier hebben uitgedragen, soms zelfs zonder ernaar te verwijzen. Het gaat niet alleen om kleine letterlijke portretten in de vorm van een tekening, schilderij of foto, maar vooral ook om een korte beschrijving van de achtergronden, inspiraties en geschriften van de gekozen fakkeldragers. 

Naast portretten van de hierboven genoemde personen zijn er ook bijdragen over bijvoorbeeld Paracelsus, John Dee, Francis Bacon, Jacob Boehme, Johann Valentin Andreae, Jan Amos Comenius, Johann Wolfgang von Goethe en Max Heindel. Zij zijn allemaal mensen en zijn daarom niet verheven boven het maken van fouten. Maar zij worden wel allemaal gedreven door een verlangen om de mensheid op een hoger plan te tillen en stellen hun leven daarom in dienst van wat zij ervaren als hun innerlijke opdracht. 

Natuurlijk vormen de 22 fakkeldragers een selectie. Tezamen geven ze een indruk van de rijke traditie van het Rozenkruis, waarvan de inzichten belangrijk zijn voor een hoopvolle toekomst die tegelijkertijd idealistisch, vitaal en realistisch is. De keuze van de personen is vooral gebaseerd op de invloed die zij hebben uitgeoefend in de bewustwording van het Rozenkruis in de samenleving. 

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS

Gelukkig zijn er tallozen die de weg onder het teken van de roos en het kruis bewandelen en werken voor wereld en mensheid en die onbekend gebleven zijn. Van al dit werk kunnen zij die ontvankelijk zijn voor de eeuwige roep nu de vruchten plukken. Pioniers van nu kunnen hun fakkels ontsteken aan het vuur van de fakkeldragers van weleer. Wanneer is iemand een pionier?

J. van Rijckenborgh schrijft daarover in zijn boek met commentaren op de Fama Fraternitatis:

‘Een pionier is een vasthoudende. Nimmer geeft hij de moed op. Hij is geen mens met vlagen van enthousiasme, van daverende actie, die daarna in volslagen nietsdoen vervalt. En mocht hij soms als een storm woeden, dan doet hij dat om de onbewusten te wekken uit de slaap. Een pionier is een wetende. Hij weet wat hij doet. Hij kent de structuur van het grote wordingsplan. […] 

Hij weet, dat er geen sprake kan zijn van een eventuele nederlaag. Hij weet dat iedere mens tenslotte tot die ene levenshouding zal moeten komen. […]
En dus wordt de pionier een rustige, zo intens rustig, dat hij staat als in koele gelijkmatigheid te midden van de brand der tijden. Stap voor stap gaat hij voorwaarts. 

In brede slagorde trekt de broederschap van het Licht op! Denk echter niet dat hier sprake is van de oplossing van een kosmische formule, van koele nuchtere zakelijkheid. Nee, de grote motorische kracht, die achter deze kosmische methode staat, is Liefde. De pionier weet van deze geopenbaarde Liefde. […] 

Hij strijdt met het vuur van de Liefde.’ 

Dat dit boek je tot steun mag zijn bij de transformatie van jezelf en van de samenleving.

Rozekruis Pers

Doride Zelle

BESTEL MYSTERIËN EN FAKKELDRAGERS VAN HET ROZENKRUIS