Wat is de essentie van een geestesschool? Hoofdstuk 5 van ‘Een innerlijke weg voor deze tijd’ van het Rozenkruis

BESTEL EEN INNERLIJKE WEG VOOR DEZE TIJD

Wat is het Rozenkruis? Is het een godsdienstige, een religieuze, een filosofische of een gnostische, een esoterische, een mystieke beweging? Is het een verheffingsgedachte? Geesteswetenschap? Pansofie? Alchemie? Is het een westerse, christelijke variant van het boeddhisme? Een zoeken naar verlichting? Willen ook wij, net zoals boeddhisten, de cirkelgang van leven en dood trachten te ontstijgen, waarbij karma gecreëerd en ingelost wordt net zolang tot er voldoende bewustzijn is ontstaan en het moment van de verlichting zich uiteindelijk aandient? Is het dit allemaal tegelijk of niets van dat alles? Iets er tussenin? Wat is het Rozenkruis in essentie? Hieronder volgt de tekst van het vijfde en laatste hoofdstuk van het in mei 2024 verschenen boekje Een innerlijke weg voor deze tijd

Dat wat de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis in essentie is, dat wat het Rozenkruis in de toekomende tijd zou kunnen betekenen voor de mensheid, laat zich misschien het best invoelen als we het proberen te bekijken vanuit het gezichtspunt van die mensheid. Een zoektocht dus naar de essentie van de mensheid, waar wij een onderdeel van zijn, deel van uitmaken. Een zoektocht naar het ontstaan en de ontwikkeling van ons ‘mens-zijn’, van ons ‘menselijke-bewust-zijn’.

Wat is dit menselijke bewustzijn? Waar komt dit menselijke bewustzijn vandaan? Waar was, wat was de mens, het menselijke bewustzijn voor, of ten tijde van het ontstaan van ruimte-tijd en materie, het ontstaan van universa, de sterren en planeten van ons melkwegstelsel?

Waar komt bewustzijn vandaan?

Sinds Einstein weten we dat massa/materie gezien kan worden als een vorm van energie. De wetenschap gaat ervan uit dat de ruimte-tijd en de materie zich vormden in een Big Bang. Eerst was er alleen energie, oneindig hoogenergetische trilling, elektromagnetische straling en dergelijke. Vanuit deze hoogenergetische staat vormde zich de materie. Je zou het een vertraging van het trillingsgetal kunnen noemen. Was er in die hoogenergetische staat al sprake van bewustzijn? Was er überhaupt planmatigheid in het ontstaan van ruimte-tijd en materie? Alles lijkt zich te bewegen in de richting van een steeds lagere staat van energie. Als dat allemaal de bedoeling is; wat is dan het doel van dit alles, waarom dan, en van wie of wat?
Er zijn vele universa. Ons melkwegstelsel is één zo’n universum.

De zon is een ster in dit melkwegstelsel. De aarde is uit de zon. De aarde was aanvankelijk samen met de maan één vurige bal van grote hitte. Maar die maan-aarde splitste zich in aarde en maan. Dat verklaart waarom ze nog steeds als één systeem om elkaar
heen draaien en wij altijd dezelfde kant van de maan zien. Aarde en maan begonnen los van elkaar af te koelen tot een lager energetisch niveau en kregen een oppervlak van vaste stof. Er ontstond leven op het aardoppervlak; naar men aanneemt als eerste in de zee. In dit leven was bewustzijn, dat zich ontwikkelde tot het huidige niveau dat we het menselijke bewustzijn plegen te noemen. Wij zijn uit de aarde, en dus uit de zon, en dus uit het multiversum, en dus uit de oerknal ontstaan.

Bestonden dit leven en het daarmee verbonden bewustzijn vanaf de aanvang? Of zijn zij geworden uit de materie? Zijn wij ons brein? Is alles bewustzijn en is er geen dualiteit tussen geest en materie? Was dit bewustzijn vanaf de aanvang aanwezig en verbond het zich slechts met de materie; ging het er als het ware in wonen?

Een individueel en een collectief bewustzijn

Hoe het ook zij, zoals wij dat beleven, is ons individuele bewustzijn verbonden met het biologische lichaam van een particuliere mens. Als individueel bewustzijn staan we echter niet los van onze omgeving. We komen voort uit een biologisch en cultureel verleden. Ik ben me er als individu echter maar zeer ten dele van bewust wat jij met jouw bewustzijn ervaart, laat staan dat er in mij sprake is van een universeel-bewustzijn, een al-bewustzijn. Je zou kunnen stellen dat het oorspronkelijke albewustzijn is ingedaald, inwonend is geworden in de individuele mens en zo tot een afgescheidenheidsbewustzijn geworden is.

Mijn waarneming, mijn denken en invoelen kennen hun beperkingen. De levenskracht waarmee onze biologische verschijning gezegend is, de behoeften van het lichaam, de emoties, de hormonen die het motiveren tot handeling, zijn bovendien van voorbijgaande aard. Het lichaam veroudert en sterft.

Wanneer je de mensheid echter als een eenheid, als een samenhangend geheel beschouwt, zou je met Jung kunnen zeggen, dan moet er ook sprake zijn van een collectief menselijk bewustzijn, waar alle menselijke wezens deel aan hebben en uit leven. In de loop der tijd maakt de mensheid vele ervaringen door. De optelsom van deze menselijke gewaarwordingen, binnen dit collectieve menselijke ontwikkelingsveld, zouden we de voortgaande ontwikkeling van het bewustzijn, de bewustwording van de mensheid kunnen noemen.

In het collectieve menselijke bewustzijn vindt ontegenzeggelijk een ontwikkeling plaats, maar of er daarbinnen sprake is van een voortgaande evolutie valt nog te bezien. Met alles wat er in de wereld gebeurt en gebeurd is, krijgt je ook wel eens het gevoel dat we onvermijdelijk steeds weer tot ons uitgangspunt worden teruggevoerd. Wat doet de mensheid zichzelf, het milieu, de planten en dieren waarmee we de aarde delen niet aan? Ook daarin is bewustzijn. En alleen al daarom zou de mensheid tot bewustwording moeten komen van haar plaats en taak en verantwoordelijkheid in de grote ontwikkeling van het universum.

Maar hoezeer we ook onze collectieve kennis van het universum, van onze psychologische binnenwerelden, onze gevoelservaringen, onze levenskracht en daadkracht uitbreiden; nooit komen we voorbij de onvermijdelijke grens van het menselijkerwijs haalbare. En onvermijdelijk is het tenslotte allemaal van voorbijgaande aard; één grote cirkelgang van leven en dood en dat geldt op het niveau van de mensheid, van de aarde, en zelfs voor zonnestelsels en universa; tijd is een relatief begrip. Desalniettemin is dit beperkte vergankelijke afgescheidenheidsbewustzijn van de mens voortgekomen uit de bronnen van het universum.

Bestonden dit leven en het daarmee verbonden bewustzijn vanaf de aanvang? Of zijn zij geworden uit de materie? Zijn wij ons brein? Is alles bewustzijn en is er geen dualiteit tussen geest en materie? Was dit bewustzijn vanaf de aanvang aanwezig en verbond het zich slechts met de materie; ging het er als het ware in wonen?

Een individueel en een collectief bewustzijn

Hoe het ook zij, zoals wij dat beleven, is ons individuele bewustzijn verbonden met het biologische lichaam van een particuliere mens. Als individueel bewustzijn staan we echter niet los van onze omgeving. We komen voort uit een biologisch en cultureel verleden. Ik ben me er als individu echter maar zeer ten dele van bewust wat jij met jouw bewustzijn ervaart, laat staan dat er in mij sprake is van een universeel-bewustzijn, een al-bewustzijn. Je zou kunnen stellen dat het oorspronkelijke albewustzijn is ingedaald.

De ongeschapen oorzaak van het Al

Een van de definities van God is: de ongeschapen oorzaak van het Al. Er wordt ook wel gesteld dat God het Al uit zichzelf deed voortkomen en in zichzelf besloten houdt. De goddelijke geest, God, staat dan model voor het allerhoogste, creatieve, dus scheppende bewustzijnsprincipe, de oorspronkelijke geest van een zich ontwikkelend universum, als wording uit wording uit wording. Het beeld van de godheid die zichzelf bewust wordt, zichzelf leert kennen in de veelvuldigheid. Een Al-bewust-zijn, een goddelijk leven dat zich oneindig splitst, indaalt, differentieert, individualiseert, dat zich van zichzelf bewust wordt in, en door zijn schepping, in, en door de mens, de mensheid.

De creatie van de individuele mens is in al zijn veelvuldigheid niet het doel, maar het middel tot bewustwording van het Al, het cumulatief goddelijke, het allerhoogste, allergrootste, alvervullende geestelijke principe. In ons rust als een vonk van het allerhoogste geestelijke principe de volheid. En in die zin, en alleen in die zin, zijn wij allen deel van het goddelijke bewustzijn.

‘Geest uit verbeelding’

We zullen begrijpen dat dit goddelijke albewustzijn ons menselijke begripsvermogen verre te boven gaat. Hoe zou je jezelf ooit kunnen verhouden tot, je richten tot, terugkeren tot, op kunnen gaan in dat alomvattende, allerhoogste principe? Die goddelijke volheid van geest denkbaar, voelbaar, mindful, intuïtief, spiritueel of gnostiek sensitief waarneembaar maken, in welke vorm dan ook? Hoe dit te doen als individuele mens? Gaat dit niet voorbij de grenzen van het menselijk haalbare?

Kunnen we dan misschien collectief, als mensheid, die kloof overbruggen? En wat is daarin dan nog de rol van de individuele mens die wij zijn?

Als wij daar ook maar iets zinnigs over willen zeggen, heeft het geen enkele zin hier je cognitieve begripsvermogen aan te spreken. Het gaat ons verstand verre te boven. De volheid, God, het allerhoogste geestelijke principe, gaat hier ver aan voorbij. Wat is binnen dit alles de rol die de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis voor zich ziet weggelegd?

Valentinus, een beroemde gnosticus uit de tweede eeuw, sprak van ‘Geest uit verbeelding’. ‘Spirituale ex imaginatione’. We willen graag tot je verbeelding spreken. Wanneer wij hieronder zullen citeren uit de Egyptische wijsheidsleer, waarop de uit Alexandrië in Egypte afkomstige Valentinus zich baseerde, willen wij de hulp inroepen van je verbeeldingskracht.

In de Tabula Smaragdina van Hermes Trismegistus staat geschreven:

‘Scheidt liefdevol, en met groot inzicht en wijsheid,
de aarde van het vuur,
het fijn-gewevene van wat hard, dicht en gestold is.
Van de aarde stijgt het op tot de hemel,
en daalt het vandaar weer af tot de aarde;
en neemt daarbij tot zich de kracht van het geen boven is,
en die van hetgeen beneden is.
Zo zult u de glorie van de gehele wereld bezitten,
en daardoor zal alle duisternis van u vluchten.’

Hier spreekt geen theoloog, geen natuurwetenschapper; hier spreekt een grote wijze, geestelijke waarheid in zeer poëtische beelden. Geest uit verbeelding.

Bewustwording van het allerhoogste geestelijke principe

Stel je voor: de lichtstraling van het allerhoogste geestelijke principe denkbaar en invoelbaar, als een stralend licht, dat het licht van de zon verbleken doet, dat, zoals de reflectie van de maan flets afsteekt bij het licht van de zon. In vergelijking daarmee is zelfs de glans van de zon maar een zwakke afschaduwing. En voeg daar voor alle zekerheid nog wat stralingskracht en helderheid aan toe. Dan heb je nog altijd maar een zwak en ontoereikend beeld van de potentiële lichtstraling van de vonk van het geestelijke principe in ons, van het goddelijke albewustzijn. Als wij ons vanuit ons hart, vanuit de geestvonk, tot dit goddelijke principe, tot dat Licht richten, individueel, of nog beter, collectief, dan doet dit ons hart en ons collectieve geestelijke bewustzijn zich verheffen tot de bewustwording van dit allerhoogste geestelijke principe.

Opgang tot die geestelijke hoogvlakten vindt altijd plaats door daar met hart en ziel op gericht te zijn. Dat kan bijvoorbeeld door de universaliteit te zoeken in de diversiteit (‘uni-versa’ – richting de eenheid bewegend), door de eenheid te vinden in onszelf en daarmee de verbinding met de ander, tot bewustwording.

‘Van de aarde stijgt het op tot de hemel,
en daalt het vandaar weer af tot de aarde;
en neemt daarbij tot zich de kracht van hetgeen boven is,
en die van hetgeen beneden is.’

Zie je in je verbeelding deze verticale zuil van overweldigend Licht voor je? Kun je voor je zien hoe, vanuit de polariteit tussen het hemelse en het aardse in deze lichtkolom een ontvonking plaatsvindt? Door daar bij voortduring ontvankelijk voor te zijn, ruimte voor te maken in je leven, vormt zich een gouden lichtzuil, uit het hart waarvan dan ook in horizontale richting eveneens een gouden lichtstraling uit gaat. Zo vormt zich, zo zien we voor ons, een stralend openbloeiende roos, een stralend gouden kruis van licht.

Dit is wat er gebeurt in het hart van de aardse mens. En als het gebeurt, dan kan het niet anders of deze aardse mens zal dit licht weer uitstralen in zijn of haar omgeving. En als die mens zich met een groep van gelijkgestemden samenvoegt, dan gebeurt dit ook in het hart van het collectief. Dát symboliseert het Gouden Rozenkruis.

Maar het is een behoorlijke opgave hier bij voortduring op gericht te zijn, daartoe de sereniteit in jezelf te vinden, en vooral om deze vast te houden in een wereld die onverminderd doordraait en om aandacht schreeuwt. Juist daarom is de steun die gelijkgestemden elkaar in het gaan van dit proces kunnen bieden van doorslaggevend belang. Rozenkruisers komen daarom graag en vaak tezamen. We gebruiken woorden, muziek en stilte om ons te richten op het hoogste principe denkbaar, tot het denken verstilt en wordt tot bezieling die leidt tot vergeestelijking.

Dit is wat rozenkruisers proberen te doen in hun centra en in hun tempels. Van geestvuur stralende zielen kunnen niet anders dan zich samenvoegen, ook in de fysieke ruimte. We komen regelmatig bij elkaar in onze brandpunten, zoals we dat noemen, opdat iedereen kan delen in ieders stralingskracht die zich van binnenuit wil declareren, vanuit de geestvonk, als brandpunt in de individuele mens, in onze tempels, waarin wij deze tot een gezamenlijk brandpunt samenvoegen. Wij dragen hieraan allemaal onze eigen persoonlijke, unieke klankkleur bij. En ieder die daarvoor openstaat, daar van binnenuit naar verlangt kan delen in deze volheid van vuurkracht, die zich uit in een procesmatige verandering, een verheffing van het bewustzijn, tot boven de grenzen van het materiële.

Door in onszelf in te keren, af te dalen tot de geestvonk in het hart, die alles en allen verbindt, door collectief daartoe het innerlijke vuur vrij te maken, en door in dit vuur het fijn-gewevene, zowel innerlijk als collectief, in de meest letterlijke zin fysieke ruimte te bieden, elkaar in dat ontwikkelingsveld energetisch steeds verder op te trekken, te verheffen tot steeds grotere hoogten. Bijbels uitgedrukt: ‘op te gaan van heerlijkheid tot heerlijkheid’. Dat is het doel van geestesscholing!

Ons doel, hier in ons aardse bestaan, is bewustwording, van onszelf en van de ander; het zoeken naar verbinding met de ander, maar vooral bewustwording van, en verbinding met het gans Andere. Het hemelse te leren scheiden van het aardse; het subtiele, geestelijke principe, het vuur, het fijn-gewevene te leren scheiden van wat hard, dicht en gestold in ons is. Zodat wij ons in dit vuur mogen verheffen, als mens en daarmee als de mensheid waar wij deel van uitmaken, de optelsom van alle menselijke gewaarwordingen, het collectieve menselijke ontwikkelingsveld, de voortgaande ontwikkeling van het collectieve bewustzijn, de bewustwording van de mensheid. We hebben ons er honderd jaar op voorbereid om dit ontwikkelingsperspectief voor de mensheid zo breed mogelijk bekend te maken en beschikbaar te stellen.

In uiteindelijke zin gaat het om de verheffing, de vergeestelijking van de gehele mensheid. Om het omvormen, het transfigureren van de mens die wij nu zijn, tot bewustwording, tot opgang tot het hogere. Rozenkruisers willen die mensheidsontwikkeling ondersteunen. De komende honderd jaar en nog lang daarna.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding

1 Omkering naar de metgezel in je
2 Symbolen en hun zeggingskracht
3 Werken met het licht op het vierkant van bouw
4 Honderd jaar School van het Gouden Rozenkruis
5 Wat is de essentie van een geestesschool

BESTEL EEN INNERLIJKE WEG VOOR DEZE TIJD

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE ROZENKRUISERS