LEES OVER GEROEPEN DOOR HET WERELDHART
BESTEL GEROEPEN DOOR HET WERELDHART
In het kader van het 100-jarig bestaan van het Gouden Rozenkruis in 2024 is het zinvol om op deze website aandacht te besteden aan de geschiedenis van deze geestesschool. Daarom zijn er begin 2024 drie teksten daarover uit Geroepen door het wereldhart gepubliceerd die ook kunnen worden beluisterd. Hieronder volgt deel 3 van 3.
Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) hield op 17 juli 1970 in de tempel van Noverosa een herdenkingstoespraak naar aanleiding van de plaatsing van een monument in de rozentuin. Daarin komen de aard en de atmosfeer van de zevenvoudige opbouw van de geestesschool van het Gouden Rozenkruis levendig tot uiting. Zij kijkt erop terug hoe dit bouwwerk, waaraan ook zij vanaf 1930 volop gestalte gaf, door gezamenlijke inspanning is gerealiseerd – en hoe J. van Rijckenborgh zijn vrienden op alle fronten is blijven voorzien van inspiratie en stuwkracht. Het is een voordracht in een aantal stappen, die vooral de sfeer kenschetsen waarmee de grootmeester de leden van de geestesschool altijd heeft benaderd:
‘J. van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) was in het bijzonder een vriend van de jeugd! In zijn conferenties met de jongeren wist hij altijd de juiste toon te treffen. Hij bezat de gave om de meest brede en diepe onderwerpen in een voor de jonge mens begrijpelijk woord te plaatsen. Zo besprak hij met de jongerengroep, tijdens de D-groepweek in het jaar 1961 een onderwerp dat hij zélf een waagstuk noemde, in verband met het feit dat hij het zo veelomvattend vond:
‘Maar’, sprak hij destijds, ‘we zullen proberen ons erdoorheen te slaan met jullie medewerking.’ En de jongeren deden hun best te begrijpen, hoe zij bijvoorbeeld het zonnestelsel moesten leren zien als een levenssysteem. En hij leerde hen, dat zij vervolgens het zonnestelsel moesten leren zien als een astraal systeem waarvan alle delen wel samengevoegd zijn, maar tóch in feite één lichaam vormen. eén lichaam met vele leden. en hij leerde hen zien, waar veel planeten behoren tot het zonnestelsel, hoe er sprake is van veel leden, en wij, als stofgeboren mensen, met al die leden van het zonnestelsel innig verbonden zijn door ons astrale lichaam. Hij leerde hen dat Christus de zonnegeest wordt genoemd, en al wat Christus is, wil en doet primair de vervulling van een plan is.
‘De Christus, de grote figuur,’ stelde hij, ‘gaat uit van het zonnehart van het zonnestelsel, en door middel van de Christusradiaties, van die zonneradiaties, wordt het ganse al van het zonnestelsel naar een bepaald doel toegestuurd. Plan-vervulling op deze basis is: wereldonthevenheid – wereld-verlossing – wereld-vervulling.’ De jongeren dachten er diep over na; spraken er met elkaar in alle ernst over; en wat hen nog niet geheel duidelijk was, werd tijdens dezelfde jeugdconferentie tijdens een vragenavond nader uiteengezet. […]
BELUISTER MUZIEK VAN HET GOUDEN ROZENKRUIS IN NEDERLAND OPGENOMEN
Tot de voorbereidende en belijdende leerlingen van de geestesschool kon J. van Rijckenborgh vaak heel ingrijpend spreken, zoals hij dat, vóór zijn ernstige lichamelijke instorting in 1965 meerdere malen gedaan heeft. Tot hen zei hij:
‘Wanneer de leerling besloten heeft om werkelijk het vrijmakende pad te bewandelen, de zevenvoudige offerande te celebreren op de altaren van de tempel, dan breekt voor hem een zeer moeilijke en gevaarlijke tijd aan. Want men kan wel besluiten, men kan zich wel voornemen met grote ernst, het wezen van het leerlingschap te leven, te belijden, maar u zult allen ondervinden hoe buitengewoon moeilijk dat is, ja, hoe ontzaggelijk zwaar dat is. Want onze persoonlijkheid is niet slechts natuurgeboren, maar geheel één met en afgestemd op de bewustzijnstoestand en de staat-van-vermogens waarin die persoonlijkheid existeert. Door middel van ons bewustzijn en onze vermogens met hun zo zeer elektromagnetische organen hebben de natuureonen ons in hun greep. en daarom: ieder die het pad nadert, moet – het kan niet anders – de eigen fundamentele staat-van-zijn tot op haar basis aantasten, en de noodzakelijke veranderingen daarin aanbrengen, opdat een waarachtig leerlingschap mogelijk zou kunnen worden.’
‘Men is’, zei hij, ‘meestal wel bereid om anderen aan te tasten, en die zo tot op het naakte zelf af te breken. Maar u kunt die ander dáármee zeer zeker niet helpen; ieder moet dat voor zichzelf doen; dan eerst heeft het zijn nut. Daarom: wanneer u voor uzelf tot het positieve leerlingschap besloten hebt, dan gaat het erom, het zwaard in het eigen wezen te planten.’ Op deze manier sprak hij tot de leerlingen in de geestesschool in algemene zin.
Tot deelhebbers aan de innerlijke school (onderscheiden in een derde en vierde werkveld) sprak hij onder meer als volgt:
‘U kunt in de volle zin van het woord de broederschap dienen, door dienst tot de grondtoon van uw leven te maken. Hoe? Door de toepassing van volstrekte naastenliefde, waarbij u denkt aan alle levende wezens, en uw hart zó gaat afstemmen, dat u het welzijn en het geluk van alle wezens verlangt, met inbegrip van het geluk van uw vijanden.
Maak echter geen binding met uw vijanden, maar overstraal hen met uw gehele liefde. Vergeef al uw schuldenaren. Door de toestand van volkomen medelijden, waarbij u denkt aan alle wezens die in nood verkeren, waarbij u zich levendig hun smarten en hun angsten voorstelt, zodat een diepe deernis in uw ziel ontwaakt. Door een toestand van volkomen vreugde, waarbij u denkt aan de voorspoed van anderen en u verblijdt in hun blijdschap. Door de toestand van een volkomen besef van de slechtheid, ten gevolge waarvan u alle kwade gevolgen van bederf doorschouwt; alle gevolgen van zonden en ziekten, de beuzelachtigheid van het genoegen van het ogenblik en zijn noodlottige gevolgen. Door de toestand van volkomen kalmte en innerlijke rust, waarin u zich verheft boven liefde en haat; boven tirannie en onderdrukking; boven rijkdom en behoefte; en uw eigen lot beschouwt met ónpartijdige kalmte en volmaakte gemoedsrust. Op deze basis kunt u de broederschap en de mensheid dienen, en de gelukzaligheid van het geest-zieleleven beërven.’
En hij stelde vast: ‘In naastenliefde omarmen wij de gehele mensheid met de liefderadiaties van de Gnosis; met medelijden verbinden wij ons met haar en doen wij de Gnosis instralen; met vreugde stuwen wij haar voort op intelligente wijze, zonder forceren; met het besef van de slechtheid branden wij op onpersoonlijke wijze de zonde uit en bestrijden haar; en door de toestand van kalmte en rust worden wij zelf geen slachtoffer van de bewogenheid, maar staan wij als een rots in de branding.’
Met deze woorden verruimde hij het inzicht en het bewustzijn van de leerlingen van het derde werkveld van de school. Tot de leerlingen van het vierde werkveld sprak de grootmeester dikwijls als volgt:
‘De priesterlijke groep van de jong-gnostieke broederschap dient met grote, diepe en heilige ernst haar roeping te beseffen en te vervullen. Iedere cel en iedere celgroep van het magnetische levende lichaam zullen hun grote verantwoordelijkheid ten opzichte van de geestesschool van het Gouden Rozenkruis dienen te begrijpen. Juist nu! Wij verkeren echter volledig in de hoop, dat u zelf tijdig zult ingrijpen wanneer het grote initiatief tot werkelijke menswording in de zin Gods dit noodzakelijk maakt, en daarom hebben wij de vrijheid u te vragen: Wilt u, broeders en zusters, met ingang van heden uw priesterlijke roeping gestand doen? Of niet! De geestesschool heeft geen tijd meer te verliezen; de dreigende gevaren worden anders te groot en het werk van jaren mag niet verloren gaan. En daarvoor is ook het grote offer, door velen uwer in dienst van het heilige werk gebracht, niet ingezet. Het gaat om de grootse taak, tot vrijmaking van uw microkosmos; uw diepste wezen uit de gevangenschap van de doodsnatuur tot vervulling te brengen.’
Tot de leden van het vijfde werkveld, waarin alle leidende organen van het Lectorium Rosicrucianum zijn vertegenwoordigd, sprak hij ook vaak heel direct. Hij zei:
‘U zult allen weten en u klaar bewust zijn, hoezeer heel de school in een betrekkelijk korte tijd door een hevige bewogenheid is heen gegaan. Een bewogenheid, die geen enkel deel van het gnostieke arbeidsveld ongemoeid heeft gelaten, en geen uwer niet heeft aangegrepen. U bent allen in uw persoonlijkheid aangetast, u hebt allen uw astrale tegenstander ontmoet. Er is een intense poging ondernomen om heel de gemeenschap van het Gouden Hoofd, en daardoor de geestesschool, uiteen te slaan, en allen zonder uitzondering zijn daarin partij geweest. De één door zijn positieve instelling, de ander door zijn negatieve instelling in diverse opzichten. De één door zijn temperament, de ander door zijn flegma. De een na de ander door zijn persoonlijke verhouding met de situaties van zijn medemensen, door persoonlijk inzicht, door innerlijke of gevoelsoverweging. Zij werden persoonlijk allen door zeer vijandige astrale invloeden aangegrepen om in de gemeenschap de aan alles een einde makende explosie te veroorzaken.
Maar dit hebt u, dat u staande bent gebleven, dat u zich in gehoorzaamheid en liefde voor het werk gebogen hebt, en u de geestesschool als geheel, als dienstbaren, volkomen primair hebt gesteld. Dat is groots. Dat is heerlijk. Dat is – en we kunnen het nu zeggen: dat wás de grote toets. Wijdt u aan de zuivere doorvoer van de Aquarius-stromen-des-heils, opdat de stem van de stilte in u zal klinken.’
De leden van de gemeenschap van het vijfde werkveld werden er vervolgens steeds op attent gemaakt, dat zij gezamenlijk de ruggengraat vormen en tevens het centrale zenuwstelsel van de zevenvoudig geopenbaarde geestesschool, en de gemeenschap derhalve is: één van de basispunten waarop het totale magnetische lichaam steunt.
Wat betreft het zesde werkveld van de geestesschool formuleerde J. van Rijckenborgh het als volgt:
‘Want de taak, welke in het zesde werkveld verricht dient te worden, kan niet, ja, mag niet uitgevoerd worden met de gewone natuurgeboren aard, doch uitsluitend met het hogere vermogen; met het vermogen van de pinealis-vuurkring als basis. Het is een taak die zich richt tot allen en gevoerd wordt voor allen. Het is een hoogst klassieke taak, die te allen tijde door de broederschap van het Rozenkruis uitgevoerd werd.’
De ene vlam
Nu, bij het begin van de eenentwintigste eeuw, bestaat er een sterk zevenvoudig wereldwerk, om elke zoekende mens van dienst te zijn. Onder de richtlijnen van een internationale spirituele leiding ontwikkelt deze school door haar zevenvoudige innerlijke opbouw de bevrijdende mogelijkheden van het leven, die elk mens weliswaar zelf in de hand heeft, maar vaak niet ziet, of niet kan grijpen.
Er is een gemeenschap van gelijkgezinden, waarbinnen de hermetische en gnostieke leringen geleerd en geleefd worden. Binnen deze zevenvoudige structuur kan de ziele-ontwikkeling versneld worden doorlopen, als de mens de ene kernkracht, de essentie uit het zonnehart, niet loslaat. In het innerlijk van alle deelgenoten – en van alle mensen – brandt de ene vlam. In hen die zich eraan wijden, wordt de aardse natuur neutraler en groeit het bewustzijn van de universele geest, die ons tot mensen van een ruimere, grotere wereld maakt.
Het leven en werken van de Gnosis zijn volop zichtbaar. Het visioen van oprecht strevende mensen: een werkzame gemeenschap van het Licht, is werkelijkheid geworden door de activiteiten van de werkers van het Licht, waarover dit boek gaat, en die werden bijgestaan door een hechte groep vrienden zonder wie de groei onmogelijk zou zijn geweest.
INHOUDSOPGAVE VAN ‘GEROEPEN DOOR HET WERELDHART’
Woord vooraf door J.R. Ritman
Voorbericht van de schrijver
Inleiding op het boek
BELUISTER GEDEELTEN VAN DE BOVENSTAANDE CD’S VAN HET GOUDEN ROZENKRUIS
DEEL 1: DE ORDE VAN HET ROZENKRUIS – DE VOORBEREIDING IN HET WERELDWERK
1. Natuurziel en wereldhart
2. Het keerpunt vorm je zelf
- De Haarlemse jaren: eerste cirkel van ontwikkeling
- De invloed van een Haarlemse predikant: A.H. de Hartog
- Het axioma van Jacob Boehme als innerlijk richtsnoer
- De Hartogs maatschappelijk engagement
- Wat betekent dat, zelf het keerpunt vormen?
3. De geestelijke lijn. Het wereldwerk begint
- 1875-1911, de impuls van H.P. Blavatsky en de Theosofische Vereniging
- De zeven arcane wetenschappen
- Anna Bonus Kingsford en The Hermetic Society
- Arthur Edward Waite en The Fellowship of the Rosy Cross
- Het exemplarische leven van G.R.S. Mead en The Quest Society
- De roep uit het zonnehart
4. Max Heindel en The Rosicrucian Fellowship
- Het herkennen van de geestverwantschap
- Terugkeer tot de eenvoud
- Een duidelijke en logische verklaring van de wereld en de mens
- Een pioniersgroep treedt naar voren
- Op weg naar een vrijplaats in de wereld
- Het ideaal van Rudolf Steiner, een geheime rozenkruiserskring
DEEL II: DE ORDE VAN HET ROZENKRUIS – HET WERK VAN Z.W. (WIM) EN JAN LEENE
- 1924-1935, de eerste periode – het Nederlandse Rozekruisersgenootschap
- Tijdschriften en Publicatiebureau
- De samenwerking en de sleutel: het werk van Johann Valentin Andreae
- De nieuwe, autonome grondslag.
6. Londen. Het vinden van de drie manifesten
- 1935, de Fama Fraternitatis, de Confessio Fraternitatis de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis anno 1459
- Een nieuwe dimensie van geestverwantschap
- De sfeer waarin zij ontstaan
- Tobias Hess als geestelijke vader
- Paracelsus als de peetvader van de klassieke rozenkruisers
- Het geestelijk testament van de orde van het Rozenkruis
- Aanzet tot een overkoepelende internationale federatie
7. Het belang van innerlijke en uiterlijke tempelbouw
- 1935-1946, de tweede periode
- de eerste vuurtempel en een stroom zelfstandige publicaties
8. De Aquarius-bond
9. De zomerkampen op ‘De Haere’ van 1934-1940
10. Drie schrijvers
Het oeuvre van Jan Leene, Wim Leene en Cor Damme
11. Geestelijke gemeenschap, geestelijke intelligentie
- 1938-1940, de centrale rol van Z.W. Leene als spiritueel leider
- Diens overlijden en de nieuwe raad van beheer met H. Stok-Huizer
- De wondere kerstnacht
- De periode na Z.W. Leene tot aan 1940
- De laatste Rozekruiskampen op ‘De Haere’
12. Onder druk brand ik het felst
- Plunderingen in Haarlem en Doornspijk
- Verhoor door de Gestapo
- Bezinning en reflectie
- Het werk in de illegaliteit
- Het Bergrede-leven
13. Een periode van bezinning
- Nieuwe wegen van inwijding
- terug naar het oorspronkelijke christelijke begin
- De voorgaande broederschap
- De bewustwording van het wereldwerk
- Het nieuwe teken – De hermetische levensbasis
DEEL III: HET LECTORIUM ROSICRCIANUM – DE OPBOUW VAN DE GEESTESSCHOOL
Beginselverklaring van het Lectorium Rosicrucianum
14.De nieuwe aanpak
- 1946-1957, de derde periode
- De christelijk-hermetische gnosis
- De stichting van het nieuw-gnostieke rijk
15. Elckerlyc – Renova
- Het werken met de groep.
- H.Th.Wijdeveld en Elckerlyc
- Een conferentieoord in centraal Nederland
- De nieuwe samenwerking van de geestelijke leiders
16.Een nieuwe Fama of Roep van de broederschap R.C.
- De zevenvoudige wereldbroederschap
- De zes delen van de Hoeksteenserie
- De conferenties over de komende nieuwe mens
- De aanzichten en consequenties van de nieuwe mensheidsperiode
17. Een vrije werkplaats – de school als autonome organisatie
- De reis naar Frankrijk
- De conferenties in de eerste helft van de jaren vijftig
- De Renovaserie
18. De verzegeling in de keten van de broederschap
- De ontmoeting met A. Gadal
- De Driebond van het Licht
- Een periode van koortsachtige activiteit
- De eerste buitenlandse conferentieoorden van het Lectorium Rosicrucianum.
- Brazilië en het werk van Cor Damme
19. De schatkamer van de universele broederschap
- 1957-1968, de vierde periode
- Het Tehuis Sancti Spiritus in de moderne tijd
- Hermes is de oerbron: De Egyptische Oergnosis.
- De verklaringen van de Rozenkruisersmanifesten.
- De wijsheid van het pad is universeel
- De commentaren op de Daodejing (Tao Teh King)
- Nog eenmaal Egypte
- Valentinus en de Pistis Sophia – de boeken van de Verlosser
20. Aquarius als een apotheose van de geest
- De conferenties van Renova in 1963
- Christian Rosenkreuzheim te Calw in 1964
- J. van Rijckenborghheim te Bad Münder in 1965
- In 1966 te Basel
- In 1967 te Toulouse
DEEL IV: DE ZEVENVOUDIGE WERELDBROEDERSCHAP
21. Het werk consolideert zijn structuur
- 1968-1979, de vijfde periode
- Catharose de Petri consolideert het werk
- De internationale spirituele leiding
22.De publicaties van Catharose de Petri
- De symboliek van twee geestelijke figuren
- Het Levende Woord
- Leef zoals een zielemens zou leven
DEEL V: HET WERK VANUIT HET TEHUIS SANCTI SPIRITUS
23. De totstandkoming van het gnostieke rijk
- 1990-2001, Het werk van de zevenvoudige wereldbroederschap
- De grote triade
- De Pistis en de Sophia
- Nieuwe impulsen en initiatieven van de internationale spirituele leiding.
- Zeven regio’s.
- De symposia op conferentieoord Renova.
- Conferentiedagen in het J. van Rijckenborgh-centrum te Haarlem
- De Bibliotheca Philosophica Hermetica in het licht van de universele Gnosis
- Verdere uitbouw van het werk
24. Besluit
Naschrift
Algemene Bibliografie
Bibliografie
Register
Uit: Geroepen door het Wereldhart van Peter Huijs
Hoofdstuk 24: Besluit