Gij zijt het die de ganse wereld zult redden – hoofdstuk 18 van ‘De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia’

 

BESTEL DE GNOSTIEKE MYSTERIËN VAN DE PISTIS SOPHIA

In het vorige hoofdstuk hebben wij u mogen uiteenzetten dat het oeratoom des harten, de roos der bevrijding, een als het ware gecomprimeerde oer-microkosmos is, een microkosmos in de huidige microkosmos gevangen. Een werkeloos, volkomen latent goddelijk wezen, omsloten door een stelsel van elektromagnetische krachten die ongoddelijk zijn.

Het oeratoom heeft zijn levenwekkende vermogen, het stralingsveld van de goddelijke Gnosis, als het ware achtergelaten in het Onbeweeglijk Koninkrijk. Daarom spreekt de Pistis Sophia van een achtergelaten lichtkleed. Zodra de mens der dialectiek bereid is het pad van zelfovergave te bewandelen en aldus de dialectische microkosmos van een dynamisch-levend tot een slechts existerend wezen geworden is, zich volkomen openend voor een stralingskracht die uitsluitend bestemd is voor het Andere Rijk in hem, zal de oorspronkelijke lichtkracht, het oorspronkelijke lichtkleed, weer aan het oeratoom geschonken worden.

Door deze hittebrand des Heiligen Geestes wordt het oeratoom als het ware gesplitst, het wordt opengebroken. De oorspronkelijke roos wordt geopend. Hij die de eerste was en de laatste zal zijn, is dan weer levend geworden.

Wanneer de oorspronkelijke roos zich ontvouwt, blijkt zij uiterst gecompliceerd van samenstelling te zijn. Er is een centraal beginsel, dat in het hart blijft branden als een nieuw zonlicht. Het is de nieuwe Aurora van Jakob Boehme. Een tweede beginsel roteert om het eerste als een ritme bepalende kracht. En vijf andere beginselen bevinden zich op een afstand van het tweede beginsel. Het zijn vijf merktekenen, die te zamen een vijfpuntige ster vormen: het teken van de Zoon des Mensen. Men kan deze vijfpuntige ster schouwen als een stelsel van krachtlijnen, met behulp waarvan de nieuwe mens zich, na volgroeid te zijn, volkomen openbaren gaat. Dit is wat bedoeld wordt met de ster van Bethlehem, die de wijzen zagen.

Het is duidelijk dat de glans van deze ster een magnetisch veld vormt, met behulp waarvan de wedergeborene ademen gaat in de Gnosis. Daarom zien wij in een wijde cirkel in dat nieuwe magnetische veld twaalf nieuwe magnetische punten. Zij vormen een nieuw magnetisch stelsel, dat niets ontleent aan het oude aurische wezen. De twaalf grote nieuwe lichtbeginselen vormen de nieuwe microkosmische zodiak. Door het goddelijke stralingsveld is de nieuwe Mens geboren. Jezus de Heer is in der tijden gang als het ware neergedaald. Hij is Jezus Christus geheten omdat deze Heilbrenger zijn heil ontleent aan de Gnosis zelf. Hij bezit twaalf discipelen – twaalf magnetische krachten – twaalf grote vermogens, waaruit en waardoor Hij leven gaat.

Dit is in het kort een beschrijving van de geboorte van het nieuwe stelsel. U moet u voorstellen dat deze nieuwe microkosmos existeert naast en buiten, in en om de oude. Het nieuwe hemellichaam is er en in de aanvang is ook het oude er nog. Men zou kunnen spreken van een dubbelster, waarbij de ene wereld verbleekt en de andere zich tot steeds meer lichtglans openbaart.

Wij hebben u in onze uiteenzettingen over de ware aard van de microkosmos duidelijk gemaakt dat in het wentelen van het wiel van geboorte en dood het aurische wezen – het hogere zelf van
een microkosmos – in zekere zin onsterfelijk is. Dit aurische wezen, dit karmische zelf, overspant alle levens en binnen dit aurische wezen wordt steeds een nieuwe persoonlijkheid geboren. Deze persoonlijkheid heeft geen vroeger leven gekend en zal ook geen nieuw leven kennen. De zogenaamde reïncarnatie heeft daarom alleen betrekking op het feit dat het altijd in de wereld der dialectiek existerende aurische wezen een persoonlijkheid verliest en zich op de gestelde tijd weer een nieuwe persoonlijkheid verschaffen kan.

In uw bezinning moet u echter een streepje verder gaan en inzien dat het aurische wezen (het hogere zelf van uw microkosmos), hoewel in de dialectiek steeds levend en onsterfelijk, bij de geboorte van de nieuwe microkosmos volkomen ontbonden zal worden.

Wij lezen hierover in de Bijbel in het zeer gesluierde verhaal van de verzoeking in de woestijn. Het oude hogere zelf tracht controle te krijgen over de nieuw ontwaakte Mens, die dood was en weer levend geworden is. Doch het slaagt daarin niet. Daarom staat er van Jezus de Heer, na zijn overwinning:Engelen Gods dienden Hem.’ Dat wil zeggen dat niet de magnetische krachten van de oude lipika de nieuw-geborene konden voeden en, daardoor, overheersen, doch dat een nieuwe lipika, een nieuw aurisch wezen, een nieuwe zodiak, een nieuwe apostolische kring hem diende. En een nieuw veld van ontwikkeling opent zich voor de nieuwe Mens. Daarom staat er in het evangelie van de Pistis Sophia:

‘Dit nu zei Jezus tot zijn discipelen op de Olijfberg. En Hij voegde eraan toe: Verblijd u en verheug u en voeg vreugde toe aan uw vreugde, want de tijden zijn voleindigd om mij te bekleden met het kleed dat van de aanvang voor mij bestemd was en dat ik in het laatste mysterie heb achtergelaten tot de tijd der voleinding aangebroken zou zijn.
De tijd der voleinding is eveneens de tijd waarin mij door het Eerste Mysterie bevolen zal worden met u te spreken over het begin van de waarheid tot haar voleinding en over het innerlijkste van het innerlijke tot het uiterlijkste van het uiterlijke, daar de wereld door u zal worden gered.
Verblijd u en verheug u, want gij zijt gezegend boven alle mensen op aarde, omdat gij het zijt die de ganse wereld zult redden.’

Wie als nieuwe Mens ontwaakt is, is gezegend boven alle mensen die op aarde zijn, want zulk een mens zal de ganse wereld kunnen redden. Wat met dit woord bedoeld wordt zullen wij trachten te doorvorsen, zover dat in ons vermogen ligt.

Laten wij aanvangen met een heel eenvoudig voorbeeld te nemen. Stel dat een stuk hout – dat, zoals bekend, lichter is dan water – vanwege een onnatuurlijke oorzaak op de bodem van een meer wordt vastgehouden. Op een gegeven moment echter wordt die tegennatuurlijke oorzaak weggenomen. Onmiddellijk zal het stuk hout opstijgen naar het wateroppervlak. Met andere woorden: na het opheffen van een onnatuurlijke toestand zal een natuurlijk evenwicht worden hersteld.

Zo is het nu ook met de nieuwe Mens. In zijn doodsslaap verzonken tot op de bodem van de dialectiek, doch ontwaakt en wedergeboren door de zelfovergave van de dialectische mens, ontstijgt hij aan het graf der natuur, om op te gaan tot zijn Vaderland om daar zijn natuurlijk evenwicht te hervinden. Daarom gaat de weder geboren Mens op reis naar zijn Vaderland en deze reis beduidt de redding van de wereld en van de gevallen mensheid.

Om dat te verstaan dienen wij de constellatie der dialectische natuur in ogenschouw te nemen. Waarom is de mens zoals hij is? Hij, als dialectische persoonlijkheid met zijn karakterfouten en zijn zelfhandhaving, kortom met die gehele psychische aanleg en praktijk? Dat is vanwege het aurische wezen, het karmische wezen, beladen met de last van ontelbare eeuwen.

Dit aurische wezen, met alles wat zich daaronder en daarboven bevindt, zou men kunnen aanduiden als uw privé-spiegelsfeer, welke in binding staat met het astrale veld der dialectiek en waardoor en waaruit u leeft. U, en alle persoonlijkheidswezens die u zijn voorgegaan in uw microkosmos, zijn de reflexen, de reactie brandpunten van dat spiegelsfeerwezen in u. Dit zogenaamde hogere zelf is het ware dialectische zelf, het is de eoon, de archont die u beheerst.

En nu rijst door uw zelfovergave, door uw negatie van uw privé-spiegelsfeer, die andere microkosmos in u omhoog. De ware microkosmos ontwaakt, toegerust met een geheel ander lichtkleed. U kunt zich voorstellen wat er gebeuren gaat. U, eertijds slechts reflex en slaaf van uw satanisch-dialectische hogere zelf, u die uzelf overgegeven hebt aan de Andere en daarin als het ware opgenomen bent, opgenomen in het nieuwe ik, u ontstijgt aan uw natuur des doods. Deze natuur kan u niet meer vasthouden. U vaart op tot uw Vaderland. Het satanische hogere zelf, van zijn brandpunten beroofd, stort in elkaar en verdwijnt, zoals alle waanwerkelijkheid, gelijk een ledige cocon, verstuift in de wind.

Wat echter gebeurt met betrekking tot de ene microkosmos, geschiedt nu eveneens met betrekking tot de kosmos. Onze kosmos is het levensveld van talloze microkosmoi. Gelijk er een spiegelsfeer en een satanisch hoger zelf is van de microkosmos, zo is er, zoals u weet, eveneens een spiegelsfeer en een satanisch hoger zelf van de kosmos. Gelijk de wedergeboren micro- kosmos door de oude heenbreekt en die tenietdoet, zo zal de wedergeborene, de getransfigureerde, eveneens door de kosmische spiegelsfeer heenbreken en het zeer gecompliceerde hogere zelf daarvan passeren en aldus een bijdrage leveren tot diens vernietiging.

Stel u voor dat een groep mensen deze weg gaat en dat de natuur des doods zulk een groep niet houden kan, dan zal zulk een groep de natuur des doods in hoge mate van haar kracht beroven, haar bijkans verlammen en aldus zal zulk een groep van wedergeborenen het voor allen die na haar komen gemakkelijker maken de weg van bevrijding te bewandelen.

Daarom is het dat iedere nieuwe ziel, die de weg naar het Vaderland weet te betreden met stevige tred, mede het pad effent voor alle gevallenen. Daarom zegt het evangelie van de Pistis Sophia:

‘Verblijd u en verheug u, want gij zijt gezegend boven alle [gevallen] mensen op aarde, omdat gij het zijt die de ganse wereld zult redden.’

Zulk een daad is pas met recht humanisme, dat is: ware mensenliefde. Al dat pogen van de leerlingen van een Geestesschool dient u in wijder verband te schouwen. Door hun pogen, door hun inspanning tot vrijheid, maken zij anderen vrij. Er wordt voor de anderen een betere gelegenheid geschapen. De genade, zulk een leerlingenschaar geschonken, door haar aanvaard en aangewend, wordt genadegoed voor alle anderen.

De mens, die zo geteisterd wordt door de brute ikcentraliteit, het grove egoïsme van het mensdier; de mens, die zichzelf zo projecteert op de voorste plaatsen in de strijd om het bestaan, kan wegduiken in dat grootse, heerlijke en goddelijke wonder: een vrijheid, die tegelijkertijd vrijheid voor alle andere mensen exploreert. Dat is godsdienst, wetenschap en kunst tezamen. Dát is democratie. Dat is de Sancta Democratio: één voor allen en allen voor één!

Daarom is er vreugde in de hemel wanneer één zondaar zich bekeert, zich toekeert, tot het ene licht. Daarom beschrijft de Pistis Sophia in haar volgende hoofdstukken die vreugdegang door de spiegelsfeer van de kosmos, waarbij de machten der hel verslagen worden.

INHOUD

Ten geleide
Woord vooraf

boek I van de Pistis Sophia – tekst

beschouwingen

      1. De onkenbare mysteriën
      2. Vijf psychologische processen
      3. De fundamentele verontrusting
      4. De leerling voor de tweesprong
      5. Het openbaringsbewustzijn
      6. De magnetische storm
      7. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde
      8. De aanraking met de Geestesschool
      9. De vurige driehoek
      10. De Meester van de Steen
      11. De archonten der eonen
      12. De Johannesgeboorte
      13. De kracht van de kleine Jao , de Goede
      14. De kracht van de grote Sabaoth
      15. De vijf helpers
      16. Het wonder van het oeratoom
      17. Bloed, vuur en rookdamp
      18. Gij zijt het die de ganse wereld zult redden
      19. De Heer kent ons allen bij name
      20. Het oostelijke en het westelijke venster
      21. Het lichtkleed der vernieuwing
      22. Overwin de gravitatiewet
      23. De archonten, machten en engelen vrezen zeer
      24. De dierenriem – een twaalfvoudige gevangenis
      25. De onttroning van de vier Heren van het Lot
      26. De blijde boodschap van de moderne Geestesschool
      27. De mysteriën van de Dertiende Eoon
      28. De schepping van de Dertiende Eoon
      29. Het einde van de horoscopie
      30. Bezieling ten dode – en bezieling ten leven
      31. Een nieuwe zon en een nieuwe maan
      32. De droefheid van de Pistis Sophia
      33. De invloed van de Authades
      34. Het magnetische conflict
      35. De kracht met de leeuwenkop
      36. Jaldabaoth: vuur en duisternis
      37. Het dertienvoudige berouw
      38. Eerste boetezang: het Mensheidslied
      39. Tweede boetezang: het Bewustzijnslied
      40. Derde boetezang: het Lied van de Ootmoed
      41. Vierde boetezang: het Lied van de Verbrijzeling
      42. Vijfde boetezang: het Lied van de Berusting
      43. Het mysterie van de vijfde boetezang
      44. Zesde boetezang: het Lied van het Vertrouwen
      45. Het mysterie van de drie lichtkrachten
      46. Zevende boetezang: het Lied van de Beslissing
      47. Achtste boetezang: het Lied van de Achtervolging
      48. Negende boetezang: het Lied van de Doorbraak
      49. De muur van de twaalf eonen
      50. De fundamentele oorzaak van ziekte en dood
      51. De stralingskracht Christi
      52. Jakobus, de mens die Gnosis bezit

Bron: De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia van J. van Rijckenborgh

Uit: De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia door J. van Rijckenborgh

BESTEL DE GNOSTIEKE MYSTERIËN VAN DE PISTIS SOPHIA

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE PISTIS SOPHIA