Een reis naar de hel – hoofdstuk 3 van ‘De grote omwenteling’ van J. van Rijkcenborgh en Catharose de Petri

 

BESTEL DE GROTE OMWENTELING

Achttien van de talloze toespraken die Jan van Rijckenborgh, de stichter van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis in de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft gehouden zijn door Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) verzameld, geredigeerd en bijeengebracht in het boek ‘De grote omwenteling’. Die uitgave is het derde deel van de zesdelige hoeksteenserie. Hieronder volgt hoofdstuk 3 met de titel ‘Een reis naar de hel’.

Uit het voorgaande zal reeds duidelijk zijn geworden hoezeer alle gebieden van stof en geest in heftige bewogenheid zijn gebracht door de steeds meer om zich heen grijpende atmosferische revolutie. In dit hoofdstuk willen wij het land aan gene zijde binnengaan: gene zijde gezien als de spiegelsfeer van het grofstoffelijke levensveld.

Iedere leerling van de geestesschool weet dat deze beide levenssferen van de aardse natuurorde onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dus sterk van elkaar afhankelijk. Wij weten ook dat, alvorens de dingen zich in de stof manifesteren, zij in de spiegelsfeer reeds in volle werking zijn. Dat brengt voordelen, doch schept ook grote gevaren. De voordelen zijn gelegen in het feit dat zij die kennis dragen van een generzijdse ontwikkeling van zaken, gewaarschuwd zijn voor de daarmee verbandhoudende stoffelijke openbaring. De nadelen zijn gelegen in de algemene menselijke onwetendheid met betrekking tot deze voorafschaduwing.

In het algemeen kan men zeggen dat er een ontstellend gebrek heerst aan kennis met betrekking tot gene zijde, als gevolg waarvan ontelbaren geslachtofferd worden. Om de waarden, de krachten en verschijnselen die aan gene zijde optreden te doorgronden, bezit de mensheid, naar zij meent, religie – steunend op theologie; occulte kennis – steunend op intellectualiteit, en animisme – steunend op spiritisme.

De theoloog als beoefenaar van de metafysica praat en schrijft over zaken waarvan hij niets weet of weten kan. Mocht de theoloog als mens over grotere kennis beschikken, dan zal hij die kennis niet bezitten krachtens zijn universitaire opleiding. Er zijn in het theologische kamp afgesleten clichébegrippen, ontleend aan dogma`s en onbegrepen heilsfeiten. Daarom wordt de kerkelijk-mystieke mens niet in het minst geïnformeerd met betrekking tot alle gevaren die hem bedreigen.

De mens die waarheid zoekt, verzamelt naar zijn aard een grote hoeveelheid encyclopedische kennis, die hem in wezen straatarm maakt aan werkelijke wijsheid en daardoor onvatbaar voor het hogere leven. Door middel van het spiritisme komt een groot deel van de mensheid, helaas het grootste deel, op negatieve wijze in aanraking met de spiegelsfeergebieden. Het begrip negatief dient men hier te verstaan in de zin van het realiseren van verschijnselen voor welker beoordeling en waardering men afhankelijk is van derden, die niet zijn waarvoor zij zich uitgeven.

Het is evenwel noodzakelijk het begrip ‘spiritisme’ in dit hoofdstuk een uitgebreidere betekenis te geven. Wij verstaan onder spiritisme niet slechts het vragen aan geesten, of het verkeer met geestelijke entiteiten door middel van instrumenten of media, doch wij duiden er tegelijkertijd de greep mee aan die de bewoners der onzichtbare gebieden op vrijwel de gehele aan deze zijde van de sluier levende mensheid uitoefenen. Deze greep is zo sterk en wordt met zoveel raffinement uitgevoerd, dat nagenoeg niemand daaraan ontkomt. Bij onderzoek blijkt de mensheid, intellectueel en mystiek, zo animistisch van praktijk te zijn, dat begrippen als christendom en bevrijdend hoger leven niet veel meer zijn dan illusies.

Wanneer de leerling dit alles gaat onderzoeken, slaat hem de schrik om het hart als hij ontdekt hoezeer de kanker van het zwarte gevloekte voortgewoekerd is. Hij ziet en ervaart de realiteit van Paulus‘ woorden in de brief aan de Efeziërs, hoofdstuk 6, vers 12:

‘Wij hebben niet te strijden tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen en machten, tegen de wereldbeheersers in deze duisternis, tegen de boze geesten in het luchtruim.’

De atmosfeer waarin de mensheid moet leven is als een kwalijk riekende poel, waar zij doorheen strompelt en struikelt. Vele helpers in de gebieden van stof een geest klagen over de afgrijselijke stank van lagere etherische aard, die gehele groepen mensen om zich heen trekken, waardoor zij nagenoeg niet te benaderen zijn. Als een bijbelse auteur van mestgoten spreekt, waarin de mensen zich wentelen als zwijnen, en van drekgoden, die door de mensen worden aanbeden, dan wordt hier gedoeld op een absolute waarheid, gegrepen met hogere kennis. Aangezien in alles humor zit, ontdekken wij haar ook in deze trieste situatie, bijvoorbeeld als men vele mensen een zeer mystiek gezicht ziet trekken en zeer verheven ziet doen, terwijl zij letterlijk met geen tang zijn aan te pakken vanwege de atmosferische boosheid die hen te pakken heeft.

Ontelbaren worden geheel of ten dele geleefd door de geestelijke boosheden en het grootste gevaar dat de mens kan lopen is de veronderstelling dat hijzelf voor deze beïnvloeding niet vatbaar zou zijn. Alle zeer intelligente en bewuste boosheid die zich in deze wereld manifesteert, maakt altijd binding en zoekt overeenstemming met de toestandvan-zijn van ieder mens, na deze toestand van tevoren grondig te hebben bestudeerd.

Deze krachten komen tot de mens als zeer verheven entiteiten, als Meesters, als verschijningen van Jezus en van zeer heilige geesten. Als een mens niet religieus, occultistisch of spiritistisch is ingesteld, dan suggereren zij hem zelfautoriteit, of een historisch-materialistische dan wel een andere natuurwetenschappelijke hobby. Maar grijpen doen zij hem, al zou het alleen maar zijn in zijn primaire instincten, zoals zelfhandhaving, jaloersheid en aardgedokenheid. Allen worden tegen allen opgezet, situaties worden bedorven, inzichten geblokkeerd en verhoudingen vertroebeld. Allen worden gedwongen elkaar argwanend aan te zien en de oorzaken van hun moeilijkheden buiten zichzelf te zoeken. Kortom, een satanische atmosferische drift wordt over de mensheid uitgevierd; een drift die in de wereldhistorie steeds de voorbode was van geweldige wereldomwentelingen.

In dit hoofdstuk willen wij enkele oorzaken van deze drift opsporen en zo mogelijk verklaren. Het is bekend dat alvorens de dingen zich in de grove stof realiseren, zij zich in de ijlere substanties van onze planeet reeds gemanifesteerd hebben. Een totale geestelijke, kosmische en culturele omwenteling, ingrijpend in alle verhoudingen van bewustzijn, ziel en stof, daalt letterlijk van boven neer. Het is geen louter dichterlijke taal van de auteur van het Boek der Openbaringen (hoofdstuk 21), wanneer hij zegt: ‘Ik zag de heilige stad van God uit de hemel neerdalen’. Hij doelt hiermee op een proces van wereldomwenteling, dat van tijd tot tijd in de aardse dingen ingrijpt en dat zich door de ijlere planetaire gebieden heen op een gegeven moment in de stofsfeer openbaart.

Zoals een stormwind alles wat zijn geweld niet kan wederstaan voor zich uitjaagt, zoals voor het licht de duisternis moet vluchten, zo jaagt de lichtende kracht der komende dingen het gehele inferno voor zich uit. Het gehele hellerijk is uit zijn holen ontstegen en probeert het vege lijf te redden, aangegrepen door een afgrijselijke paniekstemming, door een natuurlijke drift tot zelfhandhaving.

Men kan zich afvragen of daar waar het licht verschijnt, nog iets voor al deze aan de aarde gebondenen te redden valt. In naïveteit zou men oppervlakkig enthousiast zeggen: ‘natuurlijk niet’, doch bij nadere beschouwing moet men constateren dat er voor de infernale krachten inderdaad nog heel wat te redden valt en uit deze mogelijkheid is dan ook de grandioze aanval van het zwarte gevloekte op de hier levende mensheid te verklaren. Daarom heeft de mensheid niet uitsluitend te strijden tegen «vlees en bloed», maar ook tegen ‘de heerschappijen en machten, tegen de wereldbeheersers in deze duisternis, tegen de boze geesten in het luchtruim.’ Een grote golf abnormaliteit bruist over de mensheid en laat niets en niemand ongemoeid. Vooral zij die trachten het Christuslicht doorgang te verlenen en in de slagorden van de Witte Broederschap opgesteld staan, worden geen seconde met rust gelaten en aan de hevigste aanvallen blootgesteld.

Het is noodzakelijk een verklaring te geven van al deze dramatische verschijnselen. Het kwaad is de tegenpool van wat de mensheid goed noemt. Vele mensen zijn naar burgerlijke maatstaven goed, zeer goed, humaan, voortreffelijk en liefdevol. Dat goed zou heel goed zijn, als het maar geen tegenpool had. Er zijn mensen – de schrijvers van dit boek behoren daar ook toe – die het goede van het goede absoluut ontkennen, vanwege zijn absolute zwarte schaduw, vanwege de dialectiek der dingen. Het goede in deze wereld houdt het kwaad in stand, zoals het kwaad het goede in stand houdt.

Als de mensen dus niet veranderen, niet doorbreken tot een geheel andere geestelijke gezindheid, ver boven alle burgerlijke goedheidsbegrippen uit, en niet tot structurele en fundamentele wedergeboorte komen, in een door de Christus geschapen en door zijn Broederschap in stand gehouden ontwikkelingsvacuüm – dat is een van deze wereld gesepareerd nieuw levensveld – dan blijft de hellewereld existeren naarmate de mens zijn biologische en primitieve goedheid blijft exploiteren. Wanneer de mens in de geestelijke revolutie zichzelf niet totaal geestelijk revolutioneert, dan blijft hij, met de overigen, aardgebonden, al de goedheids-, lievigheids- en vriendschapsverzekeringen ten spijt. De mens heeft een schaduw en deze schaduw houdt hij in stand, zoals hij zichzelf in stand houdt.

‘Niemand is goed, ook niet één’. Dit woord werd eenmaal door de Christus gesproken en het is een van zijn meest diepzinnige en ware woorden. Denk niet dat de tijd van de ontwikkeling der goddelijke dingen kan worden vertraagd. Alles komt te bestemder tijd en de komende jaren zullen van wereldhistorische betekenis zijn. Daarom moet ieder zich afvragen: ‘Als de gebeurtenissen zich manifesteren, hoe zullen zij mij dan aantreffen?’ Nog steeds experimenterend met burgerlijke goedigheid? Of: bezig door te breken tot een nieuwe geestelijke gezindheid?

Laat ieder bedenken dat alle mensen worden belaagd door de zwarte vijand, want iedere mens, vastgeklonken in de wereld der dialectiek, is als het ware een levensverzekering voor duistere krachten. Zoals het lichaam van een beest een levensbodem vormt voor talloze parasieten, zo vormt de mens daarop geen uitzondering. Met alle middelen wordt alle bonafide geestelijke werk belemmerd en wordt er een strijd gestreden met adembeklemmende spanningen, een strijd, waarbij de worsteling tegen vlees en bloed als in het niet verzinkt.

Onze tijd, de tijd der revolte, eist dat de mens de werkelijkheid gaat schouwen en gaat aanvaarden. Zo ooit, dan is het nu de tijd het woord van Johannes de Doper te citeren: ‘Maak recht de paden des Heren.’ De tijd is daar!

INHOUDSOPGAVE VAN DE GROTE OMWENTELING

Voorwoord

  1. De atmosferische revolutie
  2. De sluiers tussen leven en dood
  3. Een reis naar de hel
  4. Een reis naar de hemel
  5. De strijd om de zuidpool
  6. De bevrijding van de hemelse mens
  7. De mysteriën van Krishna
  8. Gnostieken, Rozenkruisers en Vrijmetselaren
  9. Pistis Sophia
  10. Het geheimenis van het endura
  11. Bevrijding
  12. De drie kandelaren
  13. Aanschouwing – doorschouwing – beleving
  14. De kemelsharen mantel
  15. Oorzaken van ziekte
  16. Grepen uit de Pistis Sophia
  17. Het vleesgeworden woord
  18. Sluiting van het jaar

Bron: De grote omwenteling door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE GROTE OMWENTELING

LEES MEER OVER DE HOEKSTEENSERIE