Achttien van de talloze toespraken die Jan van Rijckenborgh, de stichter van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis in de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft gehouden zijn door Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) verzameld, geredigeerd en bijeengebracht in het boek ‘De grote omwenteling’. Die uitgave is het derde deel van de zesdelige hoeksteenserie. Hieronder volgt hoofdstuk 5 met de titel ‘De strijd om de Zuidpool’ en de inhoudsopgave.
Naast alle andere verschijnselen die de grote omwenteling der tijden accentueren, trekken in esoterische kringen de vele expedities die door de grote mogendheden naar de poolstreken worden uitgezonden de grootste aandacht. Als iets zeer nadrukkelijk de signatuur bezit van het einde ener mensheidsperiode, dan is het wel deze koortsachtige belangstelling voor de poolstreken, in het bijzonder voor de zuidpool. Het feit dat de machts- en bezitsbeluste krachten in deze wereld hun onheilige handen naar deze aardpunten uitstrekken, is voor alle esoterici vrijwel de laatste schakel in de onheilspellende keten van wereld- en mensheidsondergang.
Tot op heden vormden de beide poolstreken voor het overgrote deel van de mensheid onbereikbare en onaantastbare mysteriën. Men wist van deze aardstreken niet veel meer dan dat het er ijzig koud was, dat zij uit woestijnen van sneeuw en ijs bestonden en dat er de lange stikdonkere poolnacht en onzegbare ontoegankelijkheid heersten. Men wist van het vaag aangeduide vasteland en van pinguïns, en men kende het geheimzinnige noorder- en zuiderlicht, zonder de essentiële heilige en sinistere betekenis van deze lichtende taal, die in onze tijd nu en dan ook boven onze landen haar vlammende karakters schrijft, te verstaan.
En nu zijn zij er dan op uit, de tot in de finesses uitgeruste wetenschappelijke expedities, om voor hun regeringen strategische bases te verkrijgen, alsmede de drie benodigde grondstoffen voor de macht van vernietiging, namelijk uranium, plutonium en een nog onbekend mineraal, dat wij willen aanduiden als neptunium.
De macht van vernietiging vormt een drieëenheid van krachten: de kracht van explosie: uranium, de kracht van kristallisatie: plutonium, de kracht van vergiftiging: neptunium. Het zijn de drie Titanen der ouden, waarvan de mythologische verhalen gewagen, de drie Titanen die in de oertijd door de vaderen gevangen gezet waren in de afgrond.
Deze afgrond zal worden ontsloten door drie scherp van elkaar te onderscheiden wereldmachten: door Rusland, als vertegenwoordiger van het wereldproletariaat, door Zuid-Amerika, als vertegenwoordiger van de kerk en van de nazi`s – die reeds vrijwel onmiddellijk na het uitbreken van de tweede wereldoorlog in Argentinië hun eventuele vluchtbolwerk maakten – en ten derde door de Verenigde Staten van Noord-Amerika, als vertegenwoordiger van de rijkgeschakeerde bezittende klassen.
Wij zouden deze drie machten ook op ouderwetse wijze kunnen aanduiden als de sociale, de klerikale en de liberale, of naar esoterisch-wetenschappelijke opvatting, als de drang naar vrijheid in dialectische zin, de drang naar macht in natuurreligieuze zin en de drang naar macht in materialistische zin.
Deze drie wereldmachten zullen, naar het zich laat aanzien, elk hun Titan bevrijden en daardoor in de afgrond verzinken. De geest in de fles wordt bevrijd en zal zich met bulderend gelach op zijn bevrijders storten, nadat de mensheid eerst nog de gevolgen van de drievoudige vernietigingsmacht tot aan de laatste bete en tot aan de laatste druppel zal hebben gesmaakt. Onwillekeurig gaan hier de gedachten naar het Boek der Openbaringen, waarin gesproken wordt over de drie weeën die over de mensheid zullen losbreken bij de vijfde en zesde bazuinstoot, nadat de put des afgronds geopend is.
Wat is dan toch deze afgrond? De afgrond is Patala, de zuidpool van onze wereldbol, de geheimzinnige linkerhand van onze aardse woonstede. Het schijnt wonderlijk, doch dit wonderlijke wordt veroorzaakt door de mogelijke onwetendheid op dit punt en vanwege het feit dat men de heilige taal in vertalingen leest die vervaardigd zijn door lieden die niet in het minst met de Universele Leer op de hoogte zijn. Hoe vreemd ook, het woord Patala of zuidpool is vertaald als afgrond, hetgeen echter slechts een der afleidingen van Patala is. Men zou dit woord bijvoorbeeld ook kunnen lezen als ‘onderwereld’.
De beide polen, zo leert ons de esoterische wetenschap, zijn de voorraadschuren, de ontvangers en de afvloeiingsplaatsen van alle kosmische en aardse levenskracht die onze bol in haar gecompliceerde levensprocessen nodig heeft en verwerkt. Zij vormen twee natuurlijke veiligheidskleppen in het grote dynamische aardeproces, twee geweldige stralingsvelden, waarvan het noorderlicht en het zuiderlicht getuigenis geven.
Deze lichtstralingen treden op in de middelpunten van magnetische krachten en hun kleur, hun licht en hun geluid, zoals de bewoners van de poolstreken dat duidelijk kunnen waarnemen, geven het bewijs dat het hier om etherstralingen gaat die door de atmosfeer worden opgenomen en via de atmosfeer alle levende zielen bereiken. Van de oudste tijden af zijn deze vurige, lichtende poolstralingen aangeduid als ‘slangen’ of ‘draken’ en de bijbelse uitdrukking ‘de geest uit de afgrond’ of ‘het beest uit de afgrond’ is dan ook een zeer duidelijke verwijzing naar de krachten van de zuidpool.
Als het beest uit de afgrond opstijgt komen de krachten van de zuidpool vrij. Het feit dat de drie genoemde wereldmachten doende zijn deze krachten inderdaad vrij te maken, is slechts een historische en natuurwetenschappelijke bevestiging van een gebeurtenis die zich onherroepelijk moet voltrekken. Het was voor de leerlingen van de geestesschool alleen de vraag: ‘Hoe zal het komen en door wie? Hoe zal het beest uit de afgrond vrijkomen? Door wie zullen de drie Titanen worden verlost?’
Iemand die kennis draagt van gevaren en die vervuld is met liefde jegens zijn medemens, zal zeker zulk een gevaar niet ontbinden. De normale mens zal geen lont ontsteken als hij weet dat er onherroepelijk een explosie volgen moet. Hij zal zulks alleen verrichten in onwetendheid en in de grote strijd om het bestaan, waarin hij voor zichzelf en zijn kinderen, voor zijn land, volk of ras de voordeligste plaatsen zoekt.
In deze zelfhandhavingsdrift rennen de drie wereldmachten – uitermate geleerd, bovenmate kundig en toch zo ontzettend dom met betrekking tot de naakte waarheid – op de zuidpool toe, op Patala, de afgrond, de onderwereld, om de lont in het kruit te steken en het te doen ontbranden. Dit grote historische moment in deze bedeling zal zich in de komende jaren voltrekken. Aldus blijkt hoe de mensheid haar eigen vonnis velt en haar eigen ondergang voltrekt, sociaal, klerikaal en liberaal. Alle drie bevrijden zij hun Titaan en onder hun bulderend gelach gaat de mensheid, al stuiptrekkend, haar toekomst zelf voorzien van explosie, kristallisatie en vergiftiging.
Het is de ingewijden bekend dat elke weldadige kosmische en etherische invloed binnenstroomt via de noordpool, de Meroe, het verblijf der goden, terwijl elke dodelijke invloed uitgaat van de zuidpool, Patala, de onderwereld. In het oerverleden was het reeds bekend dat uit de afgrond, uit de zuidpool, de adem der felste en heetste hartstochten opstijgt, een adem die als zuiderlichtstraling atmosferisch wordt en als zodanig tenslotte de menselijke adem wordt, dat wil zeggen indien de mens daarvoor vatbaar en magnetisch wordt.
Het drakespeeksel van de geest uit de afgrond is drievoudig: explosief, kristalliserend en vergiftigend. Dit speeksel wordt in de atmosfeer geslingerd als een wereldpest en ontelbaren hebben te lijden van dit onzegbare wereldwee. Steeds meer mensen gaan lijden aan een blinde vernietigingsdrift, vergezeld van een geraffineerde slechtheid. Het is het helse woeden van het uranistische patalisme, dat alle moraliteit verteert.
Iedere belofte, iedere afspraak, ieder positief verbond, iedere sacramentele binding, iedere harmonisch uitgestippelde gedragslijn, iedere vriendschap wordt geschonden met een bluf en een zelfverzekerheid, met een aanroepen van de heiligste namen en zelfs met tranen, zo, dat men met verbazing gaat denken aan de rechtszaal waar Kajafas in de heiligste verontwaardiging zijn klederen scheurde en, op Jezus wijzende, sprak: ‘Hij lastert God’. Dit vreselijke gif, dat als een slang om de mens heen sluipt en als een bliksemschicht zijn helse tanden in hem slaat, is het neptuniaanse patalisme, dat alle weldenkendheid omverkegelt.
Er is steeds een groter wordende schare mensen die niet meer wakker kunnen worden, die levend als dood zijn, die door een steeds intenser om zich heen grijpende geestelijke kristallisatie getroffen worden, die letterlijk ziende blind en horende doof zijn, geheel en al verzonken in hun aardgedokenheid. Het zijn de lijders aan het plutonische patalisme.
Als de drie aanzichten van het beest uit de afgrond reeds door hun atmosferische werkzaamheid zulk een onheil kunnen stichten, mag het duidelijk zijn wat er gebeurt als de geestelijke en elementaire status-quo van het mysterieuze zuidpoolgebied geschonden wordt. Reeds het feit, dat drie machten elkaar het bezit van dit gebied betwisten, spreekt duidelijke taal. Duidelijker is wellicht, dat door het streven der mogendheden de voorraadschuren van de kosmische en aardse levenskrachten, de woonplaats der kosmische elementen, worden aangetast en beroofd, als gevolg waarvan de noodzakelijke levensprocessen van de aarde zullen worden ontwricht.
Wanneer esoterische onderzoekers constateren dat de zuidpool een stralingsveld van dodelijke krachten bezit, in tegenstelling tot de noordpool, dan moet dit op de juiste wijze worden verstaan. Het noordelijke poolveld vangt de interplanetaire en kosmische krachten op die nodig zijn voor de aarde en haar bewoners, alsmede voor de harmonische werkzaamheid van de aardkrachten zelf, die mede en vooral aan de zuidpool geconcentreerd zijn. Daarom spreekt men van de zuidpool als Patala, de onderwereld, en van de noordpool als de Meroe, het hoofd, de bovenwereld.
Het zuidelijke stralingsveld bevat tal van afgewerkte gassen, krachten en ethers, die door uitslingering in de ruimte en door zonnewerking uit de atmosfeer moeten worden geëxtraheerd. Door geestelijke en morele onvolwaardigheid kan dit atmosferische zuiveringsproces evenwel niet plaatsvinden en worden de krachten van Patala niet uitgestoten maar aangetrokken, waardoor de geest uit de afgrond dus vrijkomt. Daar nu voorts het sociale, klerikale en liberale gedrag der mensheid dit verstoorde evenwicht in de hand werkt, is het verdere lot van de wereld en mensheid niet voor twee uitleggingen vatbaar.
Deze kosmologische uiteenzetting is uiteraard zeer elementair. Zij zou bijvoorbeeld nog uitgebreid kunnen worden met een studie over de noordpool, die vanaf de grondlegging dezer wereld bekend staat als ‘de bron van alle leven’, waarin bij voortduring een gestadige stroom elektromagnetische kosmische lichtkrachten binnenvloeit – krachten, die, na transmutatie, ten dienste komen van alle leven.
Vele lieflijke mythen verhalen dat de noordpool, het noordelijke stralingsveld, een toegangspoort is tot het Onbeweeglijk Koninkrijk; dat er, geestelijk geschouwd, rondom de noordpool een zee is die nimmer bevriest en een land dat immer groen is. Dit land, bekend als de schedel der aarde, verdwijnt nimmer, ook al zijn er in de loop der wereldhistorie gehele continenten verdwenen en nieuwe verrezen. Ook al werd het aanzicht van de ganse aarde bij voortduring veranderd, de schedel der wereld, dit onbeweeglijk koninkrijk, deze gouden poort, is tot op deze dag gebleven.
Belangrijk is dat de aandacht van de mensheid wordt gevestigd op de geest uit de afgrond, die in de momentele revolutionaire bewogenheid opgeroepen en vrijgekomen is. Het gaat erom te beseffen dat de grote leidende instanties in de dialectische wereldorde het zelfoordeel hebben uitgesproken en bezig zijn de zelfmoord van deze bedeling procesmatig te voltrekken. Het gaat erom of de mensheid zich wil laten meesleuren in dit proces, dan wel of zij zich zal willen vrijmaken.
Het is vele malen geschied – in het Hyperborese tijdvak, in het Lemurische tijdvak, in het Atlantische tijdvak en reeds tweeëndertig malen in het tegenwoordige Arische tijdvak – dat er zich een soort scheiding voltrok tussen rechtvaardigen en onrechtvaardigen, tussen hen die de geest der aardse natuur vereren en hen die de poort van het Onbeweeglijk Koninkrijk zochten, om daardoor naar buiten te treden in de oorspronkelijke vrijheid der kinderen Gods.
Heden ten dage staat de mensheid andermaal voor zulk een splitsing. Zal zij zich door de Titanen van Patala laten sleuren in de wielingen van de dialectische natuurgang? Of zal zij door toepassing en verwerkelijking van de heilige wetenschap der wedergeboorte, de weg der bevrijding gaan? Die weg is te zien, en die weg is te gaan, indien de mens door zielepurificatie daartoe geadeld is.
Dan weet hij dat er, naar het woord van Openbaringen 11, twee getuigen zijn, die als twee lichtende kandelaren in deze wereld zullen staan om allen die de signatuur van de Zoon des Mensen op hun voorhoofd zullen dragen, te scheiden van hen met het teken van het beest van Patala, om daarna de saamgelezenen door te voeren in het nieuwe levensveld, door de gouden poort van het noordelijke stralingsveld. De twee getuigen, die als lichtende kandelaren in deze wereld zullen staan, symboliseren het mannelijke en het vrouwelijke aanzicht van de geestesschool, die in juiste samenwerking het pad voor de uitgezonderden bereiden. Zij hebben de taak de tempel Gods en het ene altaar als gezuiverde brandpunten in de tijd te bevestigen, opdat het volk des Heren zal kunnen ingaan.
Als zij hun getuigenis voleindigd zullen hebben en hun arbeid verricht, zal de geest van Patala, het beest dat uit de afgrond zal opkomen, krijg tegen hen voeren, hen overwinnen en hen doden. Hun dode lichamen zullen liggen op de straat der grote stad waar ook onze Heer gekruisigd werd. En de mensen zullen hun dode lichamen zien. En na drieëneenhalve dag zal de geest des levens uit God in hen gaan en zij zullen op hun voeten staan. Aldus de aanwijzingen in de Apocalyps; de leerling zal ze ongetwijfeld verstaan.
De twee samenwerkende stromen in de geestesschool zullen de nieuwe paden bereiden. Zij zullen hun offer brengen voor de uitgezonderden. Tenslotte zal blijken dat zij immuun en ongrijpbaar zijn voor het geweld van de materie en de boosheid van de drie Titanen. En een grote stem uit de hemel zal zeggen: ‘Kom herwaarts op’. En zij zullen trekken naar het eeuwig groene land van de Schedel der Wereld. En zij zullen gaan door de gouden poorten van het noordelijke stralingsveld. Wie oren heeft om te horen, die hore!
INHOUDSOPGAVE VAN DE GROTE OMWENTELING
Voorwoord
- De atmosferische revolutie en de huidige vliegrampen
- De atmosferische revolutie en de sluiers tussen leven en dood
- Een reis naar de hel
- Een reis naar de hemel
- De strijd om de Zuidpool
- De bevrijding van de hemelse mens
- De mysteriën van Krishna
- Gnostieken, Rozenkruisers en Vrijmetselaren
- Pistis Sophia
- Het geheimenis van het endura
- Bevrijding
- De drie kandelaren
- Aanschouwing – doorschouwing – beleving
- De kemelsharen mantel
- Oorzaken van ziekte
- Grepen uit de Pistis Sophia
- Het vleesgeworden woord
- Sluiting van het jaar
Bron: De grote omwenteling door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri