Een reis naar de hemel – hoofdstuk 4 van ‘De grote omwenteling’ van J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

 

BESTEL DE GROTE OMWENTELING

Achttien van de talloze toespraken die Jan van Rijckenborgh, de stichter van de Internationale School van het Gouden Rozenkruis in de jaren vijftig van de vorige eeuw heeft gehouden zijn door Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) verzameld, geredigeerd en bijeengebracht in het boek ‘De grote omwenteling’. Die uitgave is het derde deel van de zesdelige hoeksteenserie. Hieronder volgt hoofdstuk 4 met de titel ‘Een reis naar de hemel’.

Als de lezer het voorgaande als juist heeft ingezien en hij de dramatische situatie schouwt waarin de dingen van het directe leven de mensheid hebben gevoerd, en als hij klaar heeft begrepen dat deze worsteling voor ieder mens een persoonlijke kwestie is geworden, dan kan hij zich met vrucht bezinnen op de arbeid, die naar aanleiding van deze ontwikkeling van zaken door de hemelse broederschap wordt ondernomen.

Wanneer de mens aan de groep van de aan de aarde gebondenen wil ontkomen en hij het nieuwe leven, waartoe de gehele mensheid wordt uitgenodigd, tegemoet wil treden, dan is hij verplicht zich in de eerste plaats te oriënteren, om daarna met geheel zijn ziel, zijn hart en zijn verstand de consequenties te aanvaarden. De geestesschool heeft de bedoeling hierbij enige bemiddeling te verlenen.

In de eerste plaats moet de kandidaat verstaan dat de gnostieke wijsbegeerte een geheel andere interpretatie geeft van de begrippen ‘hemel’ en ‘hemelse broederschap’ dan men in het algemeen gewend is. Men hecht het etiket ‘hemel’ aan een bepaald gebied in de spiegelsfeer van de grofstoffelijke wereld, waarin die doden verblijf houden die een waardig, goed of vroom leven hebben geleid toen zij nog onder ons verblijf hielden en die, krachtens hun morele en geestelijke toestand-van-zijn, naar dit gebied werden gedirigeerd. Volgens hetzelfde inzicht spreekt men van ‘hel’ en men bedoelt dan het gebied in het land aan gene zijde waarheen de slechte, minderwaardige mens krachtens zijn toestand-van-zijn bij zijn sterven vertrekt.

Zoals aan deze zijde van de sluier goed en kwaad door het bloed vermengd zijn en beide krachten, hetzij als positief, hetzij als negatief, in ons allen werkzaam zijn, zo worden aan gene zijde, door het wegvallen van het stoffelijke lichaam en de stoffelijke bloedziel, goed en kwaad naar hun existentie gescheiden, als het ware bevroren, hoewel zij elkaar als elkaars polen in stand houden. Of wij ìn het lichaam, aan déze zijde, of búiten het lichaam, aan géne zijde, verblijf houden, wij zijn en blijven vàn de dialectische, stoffelijke wereld, wij blijven gebonden aan het wiel van geboorte en dood.

De normale natuurlijke dood van een mens, vroom, mystiek, buitengewoon humaan of occult aangelegd, of met een klaar filosofisch inzicht, slecht, onmaatschappelijk of misdadig, is nimmer basis voor een eeuwige toestand-vanzijn. Hemel en hel zijn als zodanig doorgangsstadia voor een nieuwe reis in de grove stof, een nieuwe geboorte. Allen die in evolutie geloven zullen dit beamen. Wees evenwel voorzichtig, want de Universele Leer maakt duidelijk dat er in deze wentelingen van het wiel geen enkele progressie, geen enkele evolutie, geen werkelijk geestelijke ontwikkeling gelegen is.

Wij hopen dat ieder mens straks, bij zijn stoffelijke verscheiden, zijn dialectische hemelreis zal vieren. Zonder uitzondering zullen daar allen, na een korte of langere louteringsstonde, hun hemelse huis binnengaan. Doch het is een binnengaan met een begin en een onherroepelijk einde.

Men kan zich aan deze zijde en aan gene zijde tot een maximum van goedheid cultiveren, of tot een summum van binnen ons tweevoudige levensveld openbaar te maken kwaad, doch men zal dat slechts kunnen tot aan een zekere grens, die niet te overschrijden valt. Men zal gebonden blijven aan deze natuurorde, met haar opgaan, blinken en verzinken. Daarom is het land aan gene zijde voor allen één grote begoocheling. Iedere groep aan deze zijde vindt aan gene zijde haar hemel, groot of klein, waarin allen worden opgenomen volgens de wet: gelijk trekt gelijk aan.

Er is een katholieke hemel en een protestantse; er is een verblijfplaats voor theosofisch afgestemde zielen en er is er een voor rozenkruisers, voor astrologen en voor leden van diverse sekten. Kortom, er is voor ‘elck wat wils’. Wat men hier is, van binnenuit, zal men daar vinden. Heel knus, liefelijk en gezellig, en inderdaad, het is niet onaangenaam. Degene met wie men hier verbonden was, van binnenuit, zal men daar terug kunnen vinden. Zij die het ons hier lastig maakten en van wie wij ons om tal van redenen niet konden losmaken, zullen ons daar, krachtens hun afwijkende staatvan-zijn, niet kunnen hinderen.

Naar ons weten dragen, behalve esoterici van een bepaalde geaardheid alleen sommige kerkelijke geestelijke groepen kennis van deze generzijdse situaties. Vandaar hun ontzaglijke ijver zielen te winnen. Als een priester erin slaagt een Kaffer tot het katholicisme te bekeren, dat wil zeggen hem sacramenteel te binden, of aan een ander, die nimmer aan praktisch geloofsleven heeft gedaan, het laatste oliesel toe te dienen, dan beduidt dat in de meeste gevallen het winnen van een ziel voor het roomse hemeldomein, en straks, bij terugkeer in de aardse dreven, het geboren worden van een kind in een rooms gezin. Duizend gestorven Kaffers, sacramenteel gebonden, geven aldus duizend kindertjes, geboren in een volk of in een ras waar de roomse hiërarchie het nodig oordeelt. Niet begrijpende buitenstaanders, die braaf lachen wanneer zij zien hoe missionarissen met van nature animistische kleurlingen «christelijke kerk» spelen, zou ongetwijfeld het lachen vergaan als zij wisten dat op deze wijze de Kerk bezig is haar macht uit te breiden.

De katholieke en mohammedaanse hemeldomeinen zijn aan gene zijde de grootste. De werkers van deze machten aan gene zijde zijn er, bewust of onbewust, op uit, door het toepassen van diverse methoden, de hemelgebieden van de andere groepen zo klein mogelijk te maken of te houden. De bedoeling is duidelijk: de gehele wereld, zowel aan deze zijde als aan gene zijde, binnen de actieradius van de kerkhiërarchie te brengen.

Dit geestelijke imperialisme kan de esoterische student tot op zekere hoogte totaal onverschillig laten. Machtsverhoudingen van geestelijke, morele of stoffelijke aard zijn steeds tijdelijk: zij komen en zij gaan. De hoofdzaak is dat op bepaalde momenten in de wereldhistorie een bepaald aantal rijp geworden zielen, door geen enkele machtsverhouding geïntimideerd, tot een juiste keuze komt, een keuze die wij zullen preciseren.

Het zou zeer te betreuren zijn indien de lezer naar zijn theosofische, humanistische of rozenkruizershemel ging, zonder te beseffen waarom het in deze problemen gaat en waarom dit boek van een geestelijke revolutie getuigt. Alvorens zulk een besef nader te omlijnen is het noodzakelijk nog op enkele andere mogelijke mystificaties te wijzen.

De student in de Universele Leer, de heilige wetenschap der transfiguratie of wedergeboorte, moet niet slechts rekening houden met een funeste beïnvloeding uit de hellesferen, maar gaat ook gebukt onder de talloze suggesties uit de diverse generzijdse hemels, waar een onafzienbaar aantal grote en kleinere groepen, vrijwel zonder enige samenhang en al naar de staat-van-zijn, werkzaam is. Er zijn daar groepen van religieuze aard in de bontste schakeringen; allerlei soorten humanistische gemeenschappen; tientallen occulte corporaties, die zich gaarne aanmelden als scholen en die uit een veelheid van ideeën en symbolen werkzaam zijn, zodat men er duizelig van wordt. Sommige voeren het predikaat christelijk, andere boeddhistisch enzovoort. Kortom, de gehele bonte staalkaart van religieus en esoterisch leven gedurende de gehele mensheidsgeschiedenis zien wij in de generzijdse hemelwereld in kleurrijke, bonte werkzaamheid.

Er zijn daar tal van intellectuele gezelschappen en andere die zich, wat men zou kunnen noemen, hebben gespecialiseerd, zoals genezersgroepen en groepen voor sociale, politieke en economische beïnvloeding. Zelfs zijn er die allerlei vormen van dialectische wetenschap beoefenen, met de bedoeling mensheid en maatschappij in hun aardse verhoudingen vooruit te brengen. Deze situatie, met al haar veelsoortige gevolgen, is zo vol begoocheling en geeft aanleiding tot zo oneindig veel misverstand, leed en verdriet, dat zij voor het ware mensheidswerk wellicht schadelijker is dan de gehele helle-orde in verenigd streven. Voor een slecht mens is men gewaarschuwd, volkomen op zijn qui-vive, zodat men direct en positief handelend kan optreden; doch met een ingoed mens, die het zo heel lief en zuiver bedoelt, is men minder snel klaar. Het zich vrijwaren voor dergelijke invloeden brengt althans zeer eigenaardige moeilijkheden met zich.

Er is bijvoorbeeld een generzijdse groep die met christelijke astrologie de wereld wil redden. Een belangrijke Egyptische groep is wachtend op een binnenkort plaatsvindende wederopstanding van alle historische groten die in de loop der tijden werden gemummificeerd, om daarna de leiding van de gehele mensheid op zich te nemen. Velen zeggen in directe binding met de Christus te staan en zijn met zulke uiteenlopende en niet met elkaar overeen te brengen werkzaamheden bezig, dat men nuchterheidshalve aan veel moet twijfelen, behalve aan hun werkelijk goede en zeer humanistische bedoelingen.

Begrijp goed de gevaren die hierin voor de mensheid gelegen zijn. Wanneer een mens naar gene zijde verhuist, blijft hij dezelfde van binnenuit. Het sterven maakt van een mens geen adept, geen verheven lichtengel, ook al zal hij door een zekere cultuur van goedheid, burgerlijke braafheid en geestelijk streven een zogenaamd hemels gebied binnengaan en mogelijk door zijn levensgedrag aan deze zijde van de sluier aldaar een helder lichtend stralingsveld kunnen demonstreren.

De student in de heilige wetenschap der transfiguratie is zowel voor de machten van het kwade als voor die van het dialectisch goede zeer op zijn hoede. De eerste kunnen hem schaden, de laatste kunnen en zullen hem geheel en al van de wijs brengen, hem ophouden op zijn pad, hem twijfelmoedig kunnen maken vanwege de wilde rondedans in de veelheid der ideeën.

Er staat in de tweede brief van Paulus aan de Korinthiërs dat de duivel kan verschijnen als een engel des lichts. Versta dit woord eens in andere zin, want er wordt niet mee bedoeld wat u waarschijnlijk denkt. Een aan de aarde gebonden geest probeert zich weleens beter en lichtender voor te doen dan hij is, doch zulk een poging is zo pover, zo dom, zo primitief, dat het meer dan duidelijk is en geen enkele insider zich daardoor zal laten bedriegen. Er zijn evenwel ontelbare zeer goed bedoelende en werkelijk van lievigheid stralende bewoners van dialectische hemelgebieden, die de domste, primitiefste en afkeuringswaardigste dingen in stand willen houden of belevendigen en die daardoor, zonder het te weten, de geest uit de afgrond dienen.

Een mens is het gevaarlijkst en het meest duivels als hij van binnenuit werkelijk meent goed te doen en goed te zijn. Dan valt er niet met hem te praten. Hij is immers goed? Hij dient toch god, eventueel met de inzet van heel zijn leven? Denk eens aan Saulus van Tarsus vóór hij Paulus werd. Pas op voor deze ‘engelen des lichts’. Wees vooral voorzichtig als zij veelvuldig en druk schermen met Christus en heilige geesten, met jezussen en meesters. Hoewel deze zich esoterisch noemende scholen en orden van het generzijdse lichtgebied misschien soms enig nuttig werk verrichten, houdt de leerling in de heilige wetenschap der transfiguratie zich niet met hen op.

De geestelijke revolutie is ingezet en zoals de hellesferen door de straling van het hiërarchiale licht zijn opgeschrikt en zich in dodelijke angst op de mensheid geworpen hebben in de strijd om zelfhandhaving, zo verkeren de dialectische hemelsferen eveneens in een staat van hoogst nerveuze opwinding. Ook de bewoners van het sprookjesachtige aantal hemels hebben zich in bekeringsdrift op de mensheid geworpen, en iedereen die maar even vatbaar is voor deze invloeden voelt zich gedreven tot dienovereenkomstige handeling.

Het is wellicht ietwat ontnuchterend als wij op deze wijze over het troetelkind van miljoenen, de hemelwereld, schrijven. De dood verandert echter alleen het lichaam en wijzigt de staat van bewustzijn, doch het karakter, het begrip en de levensvisie, met alles wat daarbij hoort, blijven geheel en al dezelfde. Zoals duizenden humane, ingoede, religieuze en zeer verstandige mensen aan deze zijde van de sluier voor een betere wereld ijveren, zo is het ook daar, met dit grote verschil dat de bewoners van gene zijde zeer vele middelen bezitten om het hier levende deel met hun zeer uiteenlopende suggesties te beïnvloeden. Aldus sluit de cirkel zich en blijft het wiel van geboorte en dood, het krakende rad der dialectische natuur, in beweging.

Achter de spiegelsfeer van het aardse levensveld heeft een ander licht, een andere hemelwereld en een andere hemelse hiërarchie het zo gecompliceerde armzalige en dramatische bestaan, zowel in de dialectische hemel als op de dialectische aarde, aangegrepen voor een historische en in een reeks van honderdduizenden jaren periodiek terugkerende omwenteling. Daarom zijn alle krachten in de hemel en op aarde bewogen. Er heeft zich andermaal een geestelijk, kosmisch en natuurwetenschappelijk proces ingezet, een proces waarvan de ziener van Patmos getuigde: ‘Ik zag een nieuwe hemel en de oude was voorbijgegaan.’

Alle ‘lieve geesten’ die zo kunnen stralen en die inderdaad hun uiterste best doen om, al naar hun staat-van-zijn, er wat van te maken, zijn hoogst nerveus. Zoals men in de loop der jaren op tal van humanistische wijzen de wereld heeft trachten te verbeteren, zo wil men in de hemel en op de aarde, vanwege de wilde wieling der ideeën en verlangens, in een stortvloed van experimenten wereld en mensheid andermaal aantasten. De geestelijke bewegingen, scholen, instituten en dergelijke rijzen als paddestoelen uit de grond, in ieder land worden er een paar per week opgericht, om meestal na een kortstondig bestaan weer te sterven.

Zeker een tiental verschillende generzijdse groepen heeft in de loop der jaren getracht via de School van het Rozenkruis te kunnen werken, om aldus direct een bewust gericht geestelijk publiek van enkele duizenden te bereiken. Wij hebben al deze aanbiedingen ronduit afgewezen, in bewoordingen die voor andere uitleg niet vatbaar waren. Blijkt hieruit niet overduidelijk dat juist door al het gemodder van het in-goede, het zwarte zijn krachtigste greep kan doen?

De School van het Rozenkruis doet met deze koortsachtige nerveuze bewogenheid in de hemel en op aarde, begrepen naar de natuur, niet mee. De werkers van de geestesschool arbeiden in dienst van het Onbeweeglijk Koninkrijk, als vissers van mensen, die zich door de toepassing van de heilige wetenschap der transfiguratie op weg begeven naar dat Onbeweeglijke Koninkrijk, dat is: een andere hemel en een andere aarde. Iedere leerling kan deze hemel en deze aarde van God uit de alopenbaring zien neerdalen, wanneer hij het proces aanvangt en daarin overwint.

De gehele universele wijsbegeerte verklaart deze doorgang naar zijn wetmatigheid, zijn logica en zijn redelijkzedelijke waarden. Daarom zien wij het kwaad als een dialectisch verschijnsel, en het goed als zijn tegenpool: zij houden elkaar in evenwicht. Daarom nemen wij jegens de kwade geesten en de lieve geesten, de bewoners van de hellesferen en die van de duizend-en-een hemels het recht van ‘splendid isolation’ en zeggen: laat ons met rust!

Het is de bedoeling van de bonafide werkers rijpe zielen te vissen uit de wild bewogen academische zee en ze dwars door de schoonste dialectische hemelgebieden te voeren naar het Onbeweeglijk Koninkrijk, door middel van de Koninklijke Kunst.

INHOUDSOPGAVE VAN DE GROTE OMWENTELING

Voorwoord

  1. De atmosferische revolutie
  2. De sluiers tussen leven en dood
  3. Een reis naar de hel
  4. Een reis naar de hemel
  5. De strijd om de zuidpool
  6. De bevrijding van de hemelse mens
  7. De mysteriën van Krishna
  8. Gnostieken, Rozenkruisers en Vrijmetselaren
  9. Pistis Sophia
  10. Het geheimenis van het endura
  11. Bevrijding
  12. De drie kandelaren
  13. Aanschouwing – doorschouwing – beleving
  14. De kemelsharen mantel
  15. Oorzaken van ziekte
  16. Grepen uit de Pistis Sophia
  17. Het vleesgeworden woord
  18. Sluiting van het jaar

Bron: De grote omwenteling door J. van Rijckenborgh en Catharose de Petri

BESTEL DE GROTE OMWENTELING

LEES MEER OVER DE HOEKSTEENSERIE