Vijf psychologische processen – hoofdstuk 2 van ‘De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia’ – J. van Rijckenborgh

 

BESTEL DE GNOSTIEKE MYSTERIËN VAN DE PISTIS SOPHIA

Wij hebben u in het voorgaande uiteengezet hoe de Universele Leer van alle tijden de moderne wijsheidsleer preciseert en deze de glans van het klassieke verleent. Uit de Pistis Sophia verklaarden wij u hoe Jezus de Heer daarin zegt dat Hij een gezondene is uit een levensveld dat niet in de vierentwintig velden der dialectiek te begrijpen valt.

Het dialectische levensveld is door zijn elektromagnetische condities begrensd. Het telt twaalf aanzichten en twaalf reflexen of weerspiegelingen, die zich tot elkaar verhouden als positief tot negatief. Het is de natuurmens gegeven desgewenst al deze vierentwintig ruimten te onderkennen, doch wanneer hij al deze ruimten doorvorst heeft, wanneer hij al deze vierentwintig natuurmysteriën omvat heeft, dan staat hij tenslotte voor een onherroepelijke grens. Dan staat hij voor het werkelijke Eerste Mysterie, voor het werkelijk Onkenbare, voor het Onbereikbare. Daarom noemt hij dit onbereikbare ‘God’, de absoluut Onzienlijke. Daarom bewijst hij deze Onzienlijke een stomme, onintelligente eerbied en verliest zich verder in eigen mysteriën en geeft zich, als in een spinnenweb verweven, gevangen aan de vierentwintig natuurvelden en plaatst en vertroetelt daarin zijn afgoden.

De Pistis Sophia verklaart nu in de aanvang met nadruk dat Jezus Christus uit déze wereldorde niet gekomen is en afgevaardigd is uit het voor alle natuur Onkenbare. Doch met welk doel? Wat heeft dat voor zin? Als de mens voor het werkelijk goddelijke mysterie staat als voor een muur en slechts vermag rond te dolen in de eigen vierentwintig velden, om daarin een verbeelding van de werkelijkheid te parodiëren, wat heeft het dan voor zin wanneer Jezus hem komt getuigen uit de goddelijke werkelijkheid zelve en hem de Vader verklaart?

Welke zin zou het anders hebben dan dat de natuurmens, na het afleggen van zijn begoocheling, na het regenereren van zijn microkosmos, door de poorten van het Onkenbare zou heen trekken naar zijn werkelijke Vaderland? Naar het Onbeweeglijk Koninkrijk-niet-van-déze-wereld? Dáártoe is Jezus de Heer gekomen. Dáártoe daalt de Broederschap Christi tot de mensheid af.

Het evangelie zoals u dat kent behelst slechts het allereerste begin van de Christusopenbaring. Waar uw evangelie eindigt, begint de Pistis Sophia te verhalen en te verklaren van Christus en zijn zending, aan hen die ervoor open staan. Daarom vangt het aan na de opstanding, zoals wij u voorgelegd hebben. Het wordt zo gesteld dat Jezus tot zijn discipelen spreekt en zegt: ‘Toen ik bij u was in het gewone leven, vóór mijn opstanding, heb ik u nimmer gesproken over de vierentwintig natuurmysteriën. Want ik ben gekomen uit het, voor alle natuurmensen, werkelijk eerste goddelijke Mysterie. Ik ben uitgegaan uit het Eerste Mysterie, dat gelegen is op de grens van het vierentwintigste natuurmysterie. Ik heb in mijn eerste openbaring slechts in het algemeen over het oorspronkelijke leven gesproken.’

Als wij nu verder in de Pistis Sophia lezen, schouwen wij onder het beeld van de sluiering enkele geweldige psychologische processen, die herkend kunnen worden door leerlingen die eraan toe zijn. Het eerste proces heeft betrekking op een aanzicht van de moderne Geestesschool dat u zeer bekend en vertrouwd moet voorkomen. Wij spreken u namens de Universele Broederschap, die van het Andere Rijk is, van de twee natuurorden: de Godsorde en de dialectische natuurorde. Dat is het eerste werk dat Jezus gedaan heeft.

Hij is onder ons verschenen als een die met een nauw merkbare nieuw-magnetische radiatie zeer elementair appelleert aan ons geestvonkatoom. Hij geeft ons suggesties op het oorspronkelijke leven, Hij stelt deze filosofisch, zonder precisering. Immers, een andere mogelijkheid is er niet. Want men kan het oorspronkelijke leven slechts kennen wanneer men daarvan is. Toch spreekt dat oorspronkelijke leven de mens sterk aan. Het getuigt in hem op machtige wijze, het bouwt in hem een machtige zekerheid, op basis van het oeratoom. Dan kan men iemand horen zeggen: ‘Ik begrijp het niet, doch ik weet dat het waar is en ik kan er niet meer buiten.’

Tegelijkertijd wordt in die eerste aanraking het tweede psychologische proces tot ontwikkeling gebracht. De natuur, waarin u leeft, wordt voor u ontmaskerd als een natuur des doods, waarmee de eigen natuur wezenseen is. Niets wordt onbeproefd gelaten om dit tweede proces zo krachtig mogelijk op u te laten inwerken.

Nu gaat het erom of deze twee psychologische processen u werkelijk pakken zullen en in u worden verankerd. Wanneer dat werkelijk geschiedt, dan ontwikkelt zich een begrijpelijk derde proces: u gaat met alles wat in u is steeds meer verlangen naar de tover van het Onbeweeglijk Koninkrijk. En u gaat het leven van de natuur des doods steeds meer als vreemdeling ervaren en vaarwel zeggen.

Als dit derde proces niet komt, dan ligt het geestvonkatoom nog te veel in u als knop besloten. En u wilt de natuur des doods niet als zodanig interpreteren, u leeft nog in de waan van het zijnde. Bijgevolg hebt u geen geloof, u hoopt niet op het nieuwe leven als met onuitblusbaar vuur en u kunt de School van het Rozenkruis onmogelijk liefhebben. Integendeel – de School wordt weersproken. Dat is zeer begrijpelijk. Als wij u steeds spreken over dingen en zaken die u niet wilt, als wij u steeds plaatsen voor een wereldbeeld dat u als zodanig niet aanvaarden kunt, als wij met vaart en klem u plaatsen voor consequenties, dan zult u zeer verontwaardigd worden. En dat zal dan een psychologisch proces zijn dat weliswaar niet door de School bedoeld is, doch als zodanig zeer verklaarbaar is.

Het tragische is dat dergelijke mensen, in plaats van de School te verlaten, zich meestal juist met hand en tand aan de School vastklemmen. Terwijl ze toch feitelijk worden verbrand. De oorzaak is, dat zij in wezen de School niet missen kunnen en dit verbrandingsproces nodig hebben. Doch Gode zij dank zijn er honderden leerlingen in de School die de drie processen kennen en daarin groeien, zichzelf in enig stadium daarvan weten te staan:

  1. confrontatie met het nieuwe leven als mysterie,
  2.  ontmaskering van het dialectische leven,
  3. geloven in het nieuwe leven, hopen op de verinniging daarmee, liefhebben van de School en haar werk en een steeds meer om zich heen grijpende vervreemding van het dialectische leven.

Doch als een leerling zover gekomen is, blijft de School der Christushiërofanten bij deze arbeid niet staan. Zij gaat verder. Zij openbaart een vierde proces. Zij zegt tegen u: ‘Nu zal de glorie en de majesteit van het nieuwe leven aan u worden geopenbaard. Voortaan zal niet abstract daarover met u gesproken worden, doch zeer concreet. U zult er op positieve wijze mee worden geconfronteerd. Want u moet op reis gaan! De tijd is daar!’ En uw eerste reactie is blijdschap en verheuging:

Toen de discipelen te zamen op de Olijfberg gezeten waren en over deze woorden spraken en in grote blijdschap jubelden en zeer verheugd waren, zeiden zij tegen elkaar: ‘Wij zijn gezegend boven alle mensen op aarde, omdat de Verlosser ons dit geopenbaard heeft en wij de volheid [het Pleroma] en de volledige vervolmaking ontvangen hebben.’

Wij hebben deze blijdschap meermalen bij talloze leerlingen waargenomen en u zult het wellicht zelf weten. Dit vierde proces van dankbaarheid en vreugde wordt nu gevolgd door een vijfde proces, dat met het vierde schijnbaar zo volkomen in tegenspraak is, dat de kandidaat in de ontgoocheling daarvan meent alles verloren te hebben, zó definitief alles kwijt, dat de bitterheid en de angst daarom aan het wezen knaagt.

Het zal u duidelijk zijn dat, wanneer de kandidaat moet worden opgeheven uit de verzekerdheid van zijn geloof en tot eerstehands aanschouwen moet worden gevoerd, dit alles gepaard moet gaan met een nieuw elektromagnetisch stralend vermogen. Een nieuw magnetisch veld raakt de kandidaat aan en dat heeft zeer merkwaardige gevolgen:

‘Op de vijftiende der maan in de maand Tôbe, de dag waarop de maan vol werd, en toen de zon opgestegen was in haar baan, rees er achter haar een grote lichtkracht op, die buitengewoon helder straalde, zodat er geen maatstaf te geven was voor het licht dat met deze kracht verbonden was. Want het kwam voort uit het Licht der Lichten en uit het laatste mysterie, het vierentwintigste, gerekend van binnen naar buiten – namelijk die mysteriën welke zich in de ordening van de tweede ruimte van het Eerste Mysterie bevinden.
Deze lichtkracht daalde op Jezus neder en omgaf Hem volkomen, terwijl Hij gezeten was op enige afstand van zijn discipelen […]. Ten gevolge van het grote licht waarin Jezus zich bevond, konden de discipelen Hem niet zien, daar hun ogen door het grote licht, dat Hem omhulde, verblind waren. Zij zagen slechts het licht, dat vele lichtstralen uitzond. Deze waren niet alle aan elkaar gelijk, doch zij waren verschillend van aard en van type, zodat, van beneden naar boven, de ene straal oneindig veel voortreffelijker was dan de andere, alle in één onmetelijke lichtglans, die van de aarde tot de hemel reikte. En toen de discipelen dit licht zagen, werden zij zeer bevreesd en verontrust. Toen deze lichtkracht op Jezus nederdaalde werd Hij er geleidelijk volledig door omhuld. Hij steeg op en voer omhoog, waarbij Hij verblindend schitterde in een onmetelijk licht […].
Nadat Jezus ten hemel gevaren was geraakten, na drie uren, alle krachten des hemels in grote beroering […] en zij, en al hun eonen, en al hun gebieden, en al hun ordeningen, en de ganse aarde, met allen die haar bewonen, werden tegen elkaar in beweging gebracht. En alle mensen op de aarde, ook de discipelen, geraakten in een toestand van grote verontrusting, en allen dachten dat de wereld misschien wel opgerold zou worden […].
En zij werden allen tegen elkaar bewogen, van het derde uur van de vijftiende der maan in de maand Tôbe tot het negende uur van de volgende dag.’

Als de tijd daartoe bij de kandidaat is aangebroken, dat wil zeggen, als zijn liefde voor het werkelijke leven, tengevolge van het vuur van het geloof en de hoop, groot genoeg geworden is en zijn vervreemding van de dialectische natuur zulk een aangrijpen mogelijk maakt, kortom, als de vijftiende der maan in de maand Tôbe gekomen is, wordt de microkosmos geheel en al door een grote elektromagnetische kracht aangeraakt en omgeven.

Deze aanraking is zo intens en zo vreemd, zo totaal ongewoon dat er in eerste instantie een grote ontreddering ontstaat, wanhoop. Het stralingsveld van de zevenvoudige Wereldbroederschap, wanneer het zo op de mensen aanstormt, veroorzaakt die ontreddering. Grote zorg en vrees grijpen hen aan. En zij menen eerder de verdelging dan de verlossing nabij te zijn.

Is het niet begrijpelijk dat het licht in eerste instantie door de mens als duisternis ervaren wordt? Geven niet alle verslagen hetzelfde getuigenis van deze ervaring? Die ervaring vloeit voort uit het feit dat door de hevigheid van de nieuwe magnetische aanraking het ik der natuur als het ware wordt verlamd, buiten werking wordt gesteld, terwijl een nieuw bewustzijn, een nieuw ik, nog niet aanwezig is. Uit deze ervaring van de verslagen ziel, uit de blijdschap der aankondiging, uit deze vijfde psychologische ervaring, ontwikkelt zich het verdere proces der actuele, renoverende vrijmaking.

INHOUD

Ten geleide
Woord vooraf

boek I van de Pistis Sophia – tekst

beschouwingen

      1. De onkenbare mysteriën
      2. Vijf psychologische processen
      3. De fundamentele verontrusting
      4. De leerling voor de tweesprong
      5. Het openbaringsbewustzijn
      6. De magnetische storm
      7. Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde
      8. De aanraking met de Geestesschool
      9. De vurige driehoek
      10. De Meester van de Steen
      11. De archonten der eonen
      12. De Johannesgeboorte
      13. De kracht van de kleine Jao , de Goede
      14. De kracht van de grote Sabaoth
      15. De vijf helpers
      16. Het wonder van het oeratoom
      17. Bloed, vuur en rookdamp
      18. Gij zijt het die de ganse wereld zult redden
      19. De Heer kent ons allen bij name
      20. Het oostelijke en het westelijke venster
      21. Het lichtkleed der vernieuwing
      22. Overwin de gravitatiewet
      23. De archonten, machten en engelen vrezen zeer
      24. De dierenriem – een twaalfvoudige gevangenis
      25. De onttroning van de vier Heren van het Lot
      26. De blijde boodschap van de moderne Geestesschool
      27. De mysteriën van de Dertiende Eoon
      28. De schepping van de Dertiende Eoon
      29. Het einde van de horoscopie
      30. Bezieling ten dode – en bezieling ten leven
      31. Een nieuwe zon en een nieuwe maan
      32. De droefheid van de Pistis Sophia
      33. De invloed van de Authades
      34. Het magnetische conflict
      35. De kracht met de leeuwenkop
      36. Jaldabaoth: vuur en duisternis
      37. Het dertienvoudige berouw
      38. Eerste boetezang: het Mensheidslied
      39. Tweede boetezang: het Bewustzijnslied
      40. Derde boetezang: het Lied van de Ootmoed
      41. Vierde boetezang: het Lied van de Verbrijzeling
      42. Vijfde boetezang: het Lied van de Berusting
      43. Het mysterie van de vijfde boetezang
      44. Zesde boetezang: het Lied van het Vertrouwen
      45. Het mysterie van de drie lichtkrachten
      46. Zevende boetezang: het Lied van de Beslissing
      47. Achtste boetezang: het Lied van de Achtervolging
      48. Negende boetezang: het Lied van de Doorbraak
      49. De muur van de twaalf eonen
      50. De fundamentele oorzaak van ziekte en dood
      51. De stralingskracht Christi
      52. Jakobus, de mens die Gnosis bezit

Bron: De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia van J. van Rijckenborgh

Uit: De gnostieke mysteriën van de Pistis Sophia door J. van Rijckenborgh

BESTEL DE GNOSTIEKE MYSTERIËN VAN DE PISTIS SOPHIA

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN OVER DE PISTIS SOPHIA