De vier wegen, de duif en de raaf uit ‘De alchemische bruiloft’ toegelicht door J. van Rijckenborgh

 

BESTEL DE ALCHEMISCHE BRUILOFT VAN CHRISTIAAN ROZENKRUIS DEEL 1

Het derde en laatste deel van de manifesten van de rozenkruisers is ‘De alchemische bruiloft van Christiaan Rozenkruis’. Het is het gesluierde verhaal van een inwijdingsweg die zeven symbolische dagen duurt. Christiaan Rozenkruis ontvangt de uitnodiging voor een koninklijke bruiloft, waartoe hij zich nog niet waardig weet. Zijn opdracht is te werken aan de alchemische bruiloft van zijn vernieuwde ziel (de bruid) met de goddelijke geest (de bruidegom) en deze weg ook voor zijn medemensen toegankelijk te maken. Deel 1 bevat dag 1, 2, en 3 met de verklaringen van J. van Rijckenborgh. Hieronder volgt hoofdstuk 8 van deel 1 waarin een gedeelte uit de tweede dag wordt toegelicht 

Er zijn dus vier wegen die naar het voorlopige doel van de reis van C.R.C. leiden. Hij ziet ze voor zich. Eén ervan is voor hem bestemd, hetgeen wil zeggen dat alle mensen de juiste bevrijdende handeling moeten verrichten op basis van het bevrijdende zieleleven. De belangrijke vraag is dus nu: Hoe kan een leerling die zielekwaliteit begint te tonen, zonder vergissing steeds de goede weg inslaan?

Dialectische esoterici menen dat er maar twee wegen zijn: de weg van het hoofd en die van het hart. Anders gezegd: het occulte pad en het mystieke pad. Doch er zijn, zo lezen wij in het verhaal, vier paden tot bevrijding:

  1. het esoterische pad,
  2. het pad van evolutie,
  3. het gnostiek-magische pad
  4. het astrale pad.

Met het esoterische pad wordt hier niet bedoeld, zoals men in onze tijd wel meent, de training van het ik, en het ontwikkelen van bepaalde kwaliteiten door middel van oefeningen en zelfdwang, zoals bij yoga en alles wat daaronder wordt verstaan. En zeker ook niet een uitsluitend intellectueel-wetenschappelijke training, waarin het hart, het mystieke aanzicht, geen enkele rol speelt. Nee, gedoeld wordt hier op de mogelijkheid, op basis van een waarachtige, innerlijke kwaliteit, die reeds bij de geboorte aanwezig moet zijn, en dus uit het verleden van de microkosmos stamt, in één leven – dus in een betrekkelijk kort aantal jaren – door alle innerlijke kwaliteiten te mobiliseren en aan te wenden, tot volstrekte zelfovergave en fabelachtige transfiguratie te komen, en aldus, als stormenderhand, het Koninkrijk binnen te gaan.

Van dezulken wordt in de Bijbel gezegd dat zij het Koninkrijk der Hemelen geweld aandoen. Terecht worden zij in De alchemische bruiloft tot de keizers en koningen gerekend. Bij het gaan van dit pad komen echter zulke grote gevaren tot ontwikkeling, gevaren van ikcentraliteit, van onvolkomenheid, mistasting en atoomdegeneratie, dat dit pad, zo het u al mogelijk zou zijn, beslist moet worden ontraden.

Het tweede pad noemden wij het pad van evolutie. Het is de ontwikkelingsweg van hen die op de innerlijke roep tot ontwaken reageren met een intens verlangen en een streven naar algehele levensverpuring en levensverheffing, waarbij evenwel de persoonlijkheid gezien wordt als het voorwerp van die verheffing en cultivering. Zij nemen alles wat schoonheid, reinheid en innerlijke verfijning ademt gretig als levensvoedsel op, waarbij zich, door het openbloeien en groeien van het innerlijke leven, op den duur ook mensenliefde en oprechte dienstbaarheid voegen.

Het spreekt vanzelf dat er zich door zulk een sublimering van de levenshouding ook zielekwaliteiten ontwikkelen, maar door het ontbreken van bevrijdend inzicht wordt het pad van verlossing niet onderkend en gaat men voort op de onjuiste basis der persoonlijkheidscultuur. Zeer vele levens van ervaring op deze effen en gemakkelijke weg, waarlangs men echter, door gebrek aan inzicht, talloze malen kan afdwalen of op zijwegen ronddolen of doodlopen, zijn nodig vóór het bewustzijn tot de erkenning komt dat dit pad onoverkomelijke grenzen heeft, vóór de ziel, de eindeloze herhalingen en afdwalingen moede, zich de geest herinnert en zich daarop gaat richten.

Ook de Geestesschool kent dergelijke mensen, die, bij al hun vaak uitmuntende innerlijke hoedanigheden, hun liefde en hun toewijding, opvallen door hun passieve volgzaamheid ten
aanzien van het pad, een levenshouding die geen of nauwelijks enige zelfwerkzaamheid kent. Hun gedrag als leerlingen is overigens onberispelijk, maar juist datgene wat nodig is om tot de grote verwerkelijking te komen, ontbreekt hun nog: het inzicht dat tot zelfwerkzaamheid in de zin van de Gnosis stuwt, de ware geest der zelfvrijmetselarij, het zelfbevrijdende magische handelen. Dergelijke leerlingen zullen daarom in hun leerlingschap door ervaring zo lang moeten rijpen tot zij de ware aard en de eis van de bevrijdingsweg van Christiaan Rozenkruis ontdekken.

De vierde weg is voor de leerling uitgesloten, daar deze slechts bewandeld kan worden door entiteiten die na de dood zoveel nieuwe zielekwaliteit blijken te bezitten, en zoveel innerlijke gerichtheid op het pad, dat zij zich met een deel van hun persoonlijkheid in de microkosmos kunnen handhaven en het zo kunnen wagen zich in het astrale lichaam toe te vertrouwen aan het nieuwe astrale vuur.

Zo blijft dan over het derde pad, de ware koninklijke weg, het gnostiek-magische pad, het pad waarop de rozenknop uit haar doodsslaap wordt gewekt, het pad dat u wordt voorgehouden, het pad van de ware koninklijke vreugden. Toch is het tot op heden verhoudingsgewijs slechts aan weinigen gelukt deze weg tot een bevrijdend einde te gaan, omdat het ik de mens steeds parten speelt en hij daarom de waan van het tijdelijke verkiest boven het eeuwige heil.

Men wil zich wél inspannen voor het bereiken op de maatschappelijke ladder, in de maatschappelijke positie. Men getroost zich daarvoor de grootste opofferingen. En men loopt op dit punt gaarne grote gevaren. Dat gaat dan zo een aantal jaren goed, tot een hartkwaal of een andere teistering de mens achterhaalt. Want deze lopen harder dan hij!

Aanvaarding of afwijzing van het pad van bevrijding is geen kwestie van geloof of ongeloof, zoals wel eens wordt beweerd. Laat u niets wijsmaken! Het is een kwestie óf van diep verlangen naar ware menswording, óf van begeerte te blijven staan in de gewone dierlijke toestand-van-zijn. Niet voor niets zegt de Bergrede: ‘Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’

De moderne Geestesschool past zich geheel aan bij het derde pad, bij de koninklijke weg. Immers de tweede en de vierde weg zijn uitgesloten, terwijl het eerste pad slechts voor enkelen geldt. Aldus bent u, zo u leerling van deze School bent, evenals C.R.C. doende u op weg te begeven naar de inwijdingstempel, de bruiloftszaal.

Voor zijn keuze staande, hongert C.R.C. naar de oplossing en doet een beroep op zijn innerlijk bezit, op zijn innerlijke waarden. Hij eet van dit brood en deelt het met de witte duif. Maar direct is daar ook de zwarte raaf ! Als een kandidaat op reis is naar de alchemische bruiloft, spreken er altijd twee stemmen in hem: de stemmen van de twee naturen. De nieuwwordende zielenatuur spreekt uit de Gnosis, de oude natuur spreekt vanuit het dialectische ik. Die twee zijn altijd met elkaar in conflict. Het is onmogelijk ze met elkaar in overeenstemming te brengen. De strijd tussen beide zal voortduren tot de oude natuur is ondergegaan.

Het is uiterst vermoeiend en in hoge mate verwarrend naar die twee stemmen te moeten luisteren. Wie dat probeert en een compromis zoekt, dus een middenweg tracht te kiezen, komt altijd verkeerd uit. Hij staat op een gegeven moment met lege handen, en erger dan dat.
Wie dit ontdekt en ervaren heeft, soms met veel bitterheid, neemt het besluit nimmermeer naar de oude stem te luisteren. Zo iemand zal dan altijd de zwarte raaf, het ik, de zelfhandhaver, negeren, en steeds de witte duif, de nieuwe zielestaat, in bescherming nemen.
De stem van de Gnosis, het licht in ons, strijdt nimmer, onttrekt zich altijd aan dit dispuut. Het volstaat met een stil stralen.

De stem der natuur daarentegen tracht steeds die andere invloed door strijd te overvleugelen en de leiding in de mens te nemen. Dit wekt altijd innerlijke spanning, vooral in momenten waarin een definitief besluit moet worden genomen. Als in zulk een toestand de leerling zich spontaan, van binnenuit, naar de zielestem richt, als hij dus de zwarte raaf in zich verjaagt en zijn innerlijke kwaliteit volledig wenst te handhaven en uit te dragen, slaat hij altijd direct de goede weg in, de weg die geheel in overeenstemming is met zijn bestemming.

Er is op die regel geen enkele uitzondering, ook al schijnt het tegendeel soms waar. Het is een axioma van het pad ten leven dat wie de stem van de ziel volgt, altijd slaagt en gezegend wordt, omdat de ziele-ontwikkeling nimmer ikcentraal is en betrekking heeft op een proces dat naar een door God verordineerd doel voert. De stem van het gewone ik is een fictie; zij wijst slechts schijnbaar naar een doel, maar voert vervolgens weer van dat doel af. Het ik is uitermate grillig en staat altijd in eenzaamheid. Men houdt tenslotte niets over dan een ruïne.

Het dialectische hersenbewustzijn is een geïsoleerd ik-besef, voert de mens tot individualisatie, tot grote eenzaamheid, en laat zijn wezen uiteindelijk als midden in een moeras achter. Het zielebewustzijn daarentegen gaat uit van een grote gemeenschap, de gemeenschap Gods genaamd. Het ontbinden van zielekracht ontsluit tegelijkertijd de kracht van en de binding met de gehele zielemensheid. Als uw ziel enigszins gaat ontwaken, wordt u naar deze grote gemeenschap Gods getrokken, die in drie aanzichten is te onderscheiden.

Men spreekt, ten eerste, van de gemeenschap met de Vader, het Rozenkruis. Dit is het eerste gnostieke mysterie, werkzaam met de roos des harten, de smeulende vonk van de geest, die de ware mentaliteit wekt. Door die werkzaamheid wordt u geroepen tót, en verbonden mét de gemeenschap van Jezus Christus, de gemeenschap der Reinen, het tweede gnostieke mysterie, werkzaam met de nieuw-astrale mantel, die de ware gerichtheid wekt. Uit die werkzaamheid ontwikkelt zich dan de gemeenschap des Heiligen Geestes, de gemeenschap van de Heilige Graal, het derde gnostieke mysterie, werkzaam met het nieuwe etherlichaam, dat u in staat stelt tot bevrijdende, reddende handeling.

Wie onveranderlijk aan deze gemeenschap-in-zich trouw blijft, zal altijd overwinnen. Daarom noemt de Bijbel deze drievoudige gemeenschap de gemeenschap der vertroosting. Het is het middel om de altijd goede weg te gaan en wij ontdekken nu dat C.R.C. dit middel toepast, spontaan, van binnenuit, niet met hersenoverleg. Deze spontaniteit is een absolute eis. Is zij er niet, dan is het altijd mis, dan gaat het handelen gelijken op moraaltheologie.
Ziedaar de basis voor de gnostieke groepseenheid, de voorwaarde om opgenomen te worden in de groepseenheid der ware zielemensheid, zoals bijvoorbeeld blijkt uit Johannes 1:5 -7:

‘Dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet. Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar; en het bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonde.’

Wij hebben dus nu uit het verhaal ontdekt dat C.R.C. op deze basis staat. Hij beschermt spontaan de witte duif in hem en gaat aldus de goede weg. Zo komt hij tot de ontdekking dat hij op een gegeven moment nieuw-bewust een weg is ingeslagen waarvan het hem niet vergund is ook maar e¤ e¤ n stap terug te gaan. Ook dit is een signatuur van het zieleleven: de dingen die te dien opzichte gedaan worden, zijn onveranderlijk.

Tenslotte blijkt dat C.R.C. zijn brood bij de boom heeft laten liggen en het niet meer kan weghalen. Een zo machtige wind steekt op zodra hij maar poogt terug te keren, dat het onmogelijk is daartegen op te tornen.

Wat wil dit ons duidelijk maken? Een broodzak bij zich hebben duidt op een zeer bekende gewoonte. Men wenst van hetgeen men veel gebruiken moet voorraad te vormen. Men wil zich afdoend beschermen tegen eventualiteiten. Niemand zal ontkennen dat dit in de natuur-des-doods ter zake van zeer veel noodzakelijk is. Men moet rekening houden met een steeds mogelijk gevaar, bijvoorbeeld het gevaar op een gegeven moment geen voedsel meer te bezitten.

Een dergelijke levenshouding toe te willen passen in de levende zielestaat is echter totaal onjuist, want wie uit de ziel leeft, put uit een voortdurend vloeiende bron van levende kracht en zal nimmer in een situatie komen te verkeren geen brood des levens meer te bezitten. De broodzak als middel tot voorraadvorming is onder die omstandigheden dus geheel overbodig. Bovendien is een zielemens verplicht alles wat hij aan levende zielekracht in zich vrij maakt onmiddellijk uit te stralen, uit te delen. Daarom stelt de zielemens nimmer tot morgen uit wat hij heden doen kan. De zielekracht vloeit uit de eeuwige bron der godheid, uit de grote gemeenschap der kinderen Gods.

Het brood is hier het symbool van het eerste gnostieke mysterie, dat samenwerkt met de roos des harten. Het brood is het product van de bloedgeboren zielekracht. Deze zielekracht bezitten beduidt dan ook ermee werken, ermee stralen in het nu, en niet in het typisch dialectische ’te gelegener tijd’. Daarom gaat Christiaan Rozenkruis in begrijpende berusting verder tot de volgende mijlpaal van het bevrijdende pad.

U weet dat C.R.C. op reis ging met brood, water en zout. En nu is het misschien het juiste moment om u duidelijk te maken wat Johann Valentin Andreae daarmee bedoelde.
Het brood des levens vestigt uw aandacht op het zo even besproken eerste mysterie, het mysterie van het Rozenkruis. De kruik met water symboliseert het water des levens, het tweede mysterie, het mysterie van de Broederschap der Reinen. En het zout des levens vestigt uw aandacht op het derde mysterie, het mysterie van de Heilige Graal.

Wie deze drie mysterie« n is binnengegaan, wie zo op reis gaat met brood, water en zout, kan het heilige avondmaal vieren en uitdelen, en is in staat zijn opstanding te verwerkelijken, zijn opstanding in het Gouden Hoofd, het hoogste aanzicht van het Levende Lichaam der moderne Geestesschool.

BESTEL DE ALCHEMISCHE BRUILOFT VAN CHRISTIAAN ROZENKRUIS DEEL 1

LEES OVER DE MANIFESTEN VAN DE ROZENKRUISERS EN TOELICHTINGEN DAAROP