HOOFDSTUK 1 – HOOFDSTUK 2 – HOOFDSTUK 3 – HOOFDSTUK 4 – HOOFDSTUK 5 – HOOFDSTUK 6 – HOOFDSTUK 7
HET LICHT DER WERELD IS UITVERKOCHT – DE 7 HOOFDSTUKKEN ZIJN DIGITAAL BESCHIKBAAR
‘En hij, dragende zijn kruis, ging uit naar de plaats, genaamd Hoofdschedelplaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Golgotha; alwaar zij hem kruisigden en met hem twee anderen, aan elke zijde een, en Jezus in het midden. En Pilatus schreef ook een opschrift, en zette dat op het kruis; en daar was geschreven: Jezus de Nazarener, de koning der Joden.’ (Johannes19:17-19)
De bovenstaande tekst uit de Bijbel wordt hieronder toegelicht door Jan van Rijckenborgh. De tekst komt uit het boekje Het licht der wereld – zeven lessen uit de Bergrede, dat toespraken bevat die de auteur gehouden heeft in de jaren 1945 t/m 1947, als vervolg van zijn toespraken tijdens de bezetting die zijn uitgegeven in het boek Het Mysterie der zaligsprekingen. In die tijd van verschrikking, maar ook van hoop op een betere toekomst, werden de woorden die Jezus op de berg sprak voor zijn leerlingen op een nieuwe wijze benaderd voor leerlingen van de School van het Rozenkruis. Zijn toelichtingen en aanwijzingen zijn universeel juist ook vandaag de dag bijzonder relevant. De bovenstaande bijbeltekst en de onderstaande toespraak hebben weliswaar geen betrekking op de Bergrede, maar zijn wel opgenomen in het boekje ‘Het Licht der wereld’.
7 DE OFFERANDE VAN DE HEMELSE MENS
Wat betekent het kruis van Jezus voor de mens die het pad van de roos en het kruis wil gaan? Zouden de antwoorden op deze vraag, wanneer ze aan diverse kandidaten gesteld werd, volkomen gelijkluidend zijn? Zouden zij getuigenis geven van een klaar en helder, van-binnen-uit beleefd inzicht? Er zijn redenen er ernstig aan te twijfelen. Jezus Christus stelde dergelijke vragen dikwijls aan zijn leerlingen en uit de antwoorden bleek vele malen hoezeer hun inzicht gebroken en verdeeld was.
Als men moeilijkheden heeft met een of ander, zucht men: ‘Ach, wat een kruis heb ik te dragen!’ In het zelfmedelijden stromen de tranen rijkelijk. Als de hartstochtelijke drang van het ik op de een of andere wijze gedwarsboomd wordt, wil men zijn ervaringen als een kruisgang mystificeren. Anderen breiden de armen uit en zeggen: ‘Zie mij aan, ik ben het kruis en ik ga nu dit kruis tot de overwinning stuwen. Ik heb daartoe de macht, want zijn in mij niet de zeven mogelijkheden verzonken, de zeven krachtcentra, de zeven klieren met interne secretie? Zie, ik hang ze als zeven rozen rondom het hart van het kruis en ik zal ze laten bloeien en doen geuren als kostelijke nardus en zo zal ik mijn opstanding vieren. Broeders en zusters, doe als ik – mogen de rozen bloeien op uw kruis!’
Er zijn er ook die ons vertellen hoe Jezus Christus, door zijn bloedoffer voor wereld en mensheid, de gehele sfeer van onze planetaire kosmos gezuiverd en geheiligd heeft en hoe wij nu, door deze reddingsprocedure, kunnen opgaan op het pad naar boven.
Deze visie staat dan heel dicht naast die van onze orthodoxe broeders en zusters, die zich geheel en al instellen op het geloof dat Christus ons van al onze zonden verlost heeft en daarvoor betaald heeft; dat hij een eeuwige zaligheid voor ons gearrangeerd heeft en dat wij ons rustig aan zijn liefdehart kunnen toevertrouwen. De orthodoxe broeder grijpt zich daarbij vast aan zijn kerk, of aan zijn Bijbel. De esoterische broeder aan zijn Geestesschool, zijn zinnencentra en zijn hormoonproducerende organen.
Op talloze wijzen werd en wordt het kruis gegrepen en begrepen: romantisch, symbolisch, esoterisch en realistisch. In overeenstemming met uw aanleg zoekt u in de wenteling der jaren contact met bepaalde aanzichten, om u ermee te narcotiseren. En zo gaat uw leven heen, om te eindigen zoals het begonnen is. Daarom is het niet zonder zin te vragen: Wat is het kruis van Jezus voor de leerling van het Rozenkruis?
Er moet in de veelheid der ideeën, in de wieling der kruisaanzichten, een essentieel punt gevonden worden, iets ‘waar het om gaat! ’ Er moet een kernidee zijn, een eeuwige zekerheid. Wat hebben wij aan het stichtelijke, het mystieke, het romantische en het speculatieve? Het bevredigt voor een moment. Het geeft even een stimulans, een stemming, en daar blijft het bij.
In een radeloze en razende wereld hebben wij iets anders nodig. U moet u niet meer met stemmingen narcotiseren. Dat is een beschavingsmisbruik. Het is de witte pleistering van de grafkuil vol leugen en bederf.
De leerling moet een werkelijkheid grijpen. Hij moet deze werkelijkheid dagelijks beleven. Dan komt hij de stemmingen en de speculaties te boven. Dan zijn de heilsfeiten brandpunten in zijn eigen leven geworden en zijn het geen mystieke climaxmomenten meer, waartoe hij zich meditatief opheft. Begrijpt u waar het om gaat?
Thans is het zo dat u de Bijbel grijpt en leest hoe het is met Goede Vrijdag en wat het Golgothagebeuren bedoelt. U getuigt niet uit uw eigen wezen. U laat de Bijbel niet uit uw eigen hartebloed spreken, doch u bekijkt de Bijbel met een esoterisch vergrootglas en u wilt het levensgeheim aan de Universele Leer ontstelen. Zo bedriegt ge uzelf en anderen. Als wij u vragen: Wat is het kruis van Jezus voor u?, dan is duidelijk uit uw antwoord te vernemen of u van binnenuit spreekt, vanuit een bezit, dan wel of u de Bijbel napraat met een daaruit gedestilleerde idee.
Allen die de schat van binnen bezitten, verstaan elkaar en weten zich deelhebbers van der mensen grote broederschap, die niet van de¤ ze wereld is. Zij beleven de Goede Vrijdag in een dagelijkse bediening en zij ondergaan het Golgothagebeuren als een innerlijk proces. Daarvan willen wij u spreken. Niet met de bedoeling uw ideeënrijkdom te vergroten, daar hebt u geen behoefte aan, doch om, zo mogelijk, u bewust te maken van uzelf.
Het kan in een mensenleven gebeuren dat door het spreken van één woord door de ander, het is alsof een deur voor uw bewustzijn wordt weggeschoven en u ineens klaar en duidelijk ziet en herkent. Dát is het doel van onze woorden en allen die ze niet anders kunnen verstaan dan als wéér een idee en wéér een visie, geven wij de raad: bevrijd uzelf daarvan, want u hebt er niets aan. Ze zijn dan niets anders dan ballast.
Er stond boven het kruis een opschrift: Jezus de Nazarener, koning der Joden. Wat betekent dit? U denkt misschien: de historische figuur Jezus, de Christus, die inbreekt in de tijd, tot ’s mensen heil. Doch Jezus de Nazarener is zeer zeker niet de historische Christusfiguur. De evangeliën zijn geen historische verslagen en geen jaartallenboekjes. Het zijn processen en methoden van de Jezusingang in de mens. Als u de evangeliën zó zou kunnen verstaan, zouden ze zeer bevrijdend voor u kunnen zijn.
De aanduiding ‘Jezus de Nazarener’ vestigt uw aandacht letterlijk op een reddende, heilbrengende straal van het universele Christusbewustzijn dat bij u, als leerling, woning moet maken. Vandaar dat het opschrift spreekt van ‘koning der Joden’. Wij lezen het dus als ‘het heilbrengende, reddende deel van de Koninklijke Leeuw ’.
Het evangelie put zich niet uit om u te doen verstaan hoe het de historische Jezus Christus verging, doch op welke wijze iets van het universele Christuswezen bij u kan instromen, tot uw eeuwige heil. Daarom moet het u duidelijk zijn dat wij hier geen mystieke dompeling maken naar aanleiding van een drama van tweeduizend jaar of daaromtrent geleden, doch dat wij dit heilsfeit als intelligente mensen vlak voor ons plaatsen en ons instellen op een Goede Vrijdag van nu. Wij stellen ons in op het heden. Laat de massa zich doodstaren op het onbegrepen verleden – wij willen het heden!
Als de leerling het pad der Christusmysterie«n gaat, komt er een moment waarop zich, naast zijn dialectische persoonlijkheid, in zijn microkosmische levensveld de groeiende hemelse en ware persoonlijkheid plaatst. Het is de aanvangende Jezusingang in zijn ademveld: de geboorte.
Eerst nog als kind, hulpeloos en in doeken gewonden. De zwarte vijand zoekt het nog te doden, doch als de leerling alle hem dreigende gevaren weet te doorstaan, komt ook het ogenblik dat voor hem vervuld wordt het woord:
‘En hij, de hemelse mens, dragende zijn kruis, ging uit naar de plaats, genaamd Hoofdschedelplaats, welke in het Hebreeuws genaamd wordt Golgotha.’
Jezus de Nazarener, de hemelse mens, de oorspronkelijke door God bedoelde, één takje van de hiërarchieke levensboom, één opnieuw gegroeid twijgje aan de afgehouwen tronk van Isaï, nadert nu uit het ademveld de dialectische niet-in-God-begrepen, aardse persoonlijkheid, om zich in die persoonlijkheid gevangen te geven, aanvangend bij het hoofdheiligdom – de Hoofdschedelplaats.
‘Alwaar zij hem kruisigden en met hem twee anderen, aan elke zijde een, en Jezus in het midden.’
Om de zin en de bedoeling van deze drievoudige kruisgang te doorgronden, dient u wijsgerig verlicht te worden uit de Universele Leer, die correspondeert met uw herinnering. Toen de mens in het grijze verleden de Godswetten schond en daardoor zijn binding met de Godsorde verloor, verloor hij tegelijkertijd zijn drievoudige hemelse gestalte, bij wijze van spreken als door een vreselijke explosie. in de Godsorde kan het zondige, het verziekte, het tegennatuurlijke niet als een kanker voortwoekeren.
De Orde van de Levensboom wordt niet bewogen door tegenstellingen. Alles wat niet ‘licht’ is, alles wat tegen de wet van het licht ingaat, explodeert, verpulvert, wordt door de lichtwet direct en volstrekt ontbonden. Door deze volstrektheid houdt de wereld der Godsorde zichzelf in stand en alles wat zich niet harmonisch tot deze wereld verdraagt, stort als een meteoor, als een vurige vlam omlaag.
Toen deze ramp ons trof, was daar alleen onze centrale geestkern. De takken, de twijgen van de levensboom, die wij waren, waren afgehouwen en verbrand. Maar de centrale geestkern, die zich in de oersubstantie bevindt, moét zich openbaren, moét een drievoudig instrumentarium bezitten. Zo moest na de val, na dit ontledigd zijn naar de lichtgestalte, de mens zich moeizaam opnieuw een drievoudige woning bouwen, doch nu niet begrepen naar het licht, doch naar de tegenstelling van het licht, naar de dialectica.
En nu, nu zijn wij gevangen in een drievoudige gestalte, die in alle opzichten niet die is van de oorspronkelijke mens. Toch is ook deze gestalte, die wij nu zo koesteren, een eeuwigheidsgestalte, zij het een eeuwigheidsgestalte waaraan de dood vreet. Een deel van ons sterft, doch slechts een deel. Voort gaat het wiel – en het gestorvene ontvangen wij opnieuw van onze ouders, om daarna al spoedig weer te vergaan.
U kent dit leven en u weet van zijn onvolkomenheid en van zijn verrotting en zijn wanhoop. De jeugd blikt nog met verlangen in het komende, maar die blik verdoft en verlangt eenmaal niets meer van deze hellevaart. Zo zijn wij gevangen in de tijd, die als een eeuwigheidswiel zonder ophouden rondwentelt.
Gode zij dank is daar het goddelijke bemoeien en de Heilige Geest van het Al. Daar is de Christus-hiërarchie, die uit het Onbeweeglijk Koninkrijk tot ons afdaalt en die ons wijst hoe wij te redden zijn uit de staat der gevallenheid. De reddingswet culmineert hierin, dat wijzelf bereid moeten zijn het kruis op ons te nemen, om het te dragen naar de Hoofdschedelplaats.
Er was er één die ons dit proces heeft voorgeleefd en voorgeleden tot aan een glorieuze opstanding. En na hem waren er velen die, in zijn voetstappen, eveneens de kroon der overwinning mochten smaken. En zij die het pad van transfiguratie willen gaan, worden uitgenodigd dezelfde via dolorosa te volgen.
Wat is dat voor een proces? Op de afgehouwen tronk van Isaï moet een nieuw rijsje groeien. De centrale geestkern moet, op basis der herinnering, de oorspronkelijke mens tot reconstructie brengen, tot wedergeboorte. Hij doet dat uit ‘water en geest’. Dat is de genade Gods – die werkelijk alle verstand te boven gaat. Dat is de sprakeloos makende liefde Gods, die ons in onze hellevaart de oorspronkelijke oersubstantie van de levensboom, van het Onbeweeglijk Koninkrijk komt reiken, opdat wij zo de oorspronkelijke, hemelse gestalte drievoudig zouden kunnen voorbereiden in de microkosmos.
Zo komt het moment, reeds door vele zieners aanschouwd, begrepen en onbegrepen, dat er twee wezens zijn, uitgaande van de ene centrale geestkern: de hemelse mens en de dialectische mens, tezamen door het leven trekkend als Gemini – als een tweelingpaar – met strak gespannen boog mikkend op de sterren van het Lichtland.
Toch is dat de kruisgang niet! De kruisgang komt op een psychologisch moment, wanneer alle voorbereidingen zijn volbracht. Dan worden de twee zo tegengestelde wezens aan elkaar gebonden, aanvangend op de Hoofdschedelplaats, het hoofdheiligdom, de zetel van het denkvermogen. Dan geeft de hemelse mens zich volledig gevangen aan de dialectische.
Waarom? Om de dialectische mens opnieuw, en nu voor de laatste maal, ten dood te voeren, een volstrekte dood. Niet van een deel der dialectica, doch geheel en al. Structureel wordt de hemelse mens – die niet van deze wereld is- in de dialectische mens ingebouwd, in drie processen, in drie dagen. Aanvangend op de Goede Vrijdag, eindigend op de zondag, de dag der dagen, de morgen der verrijzenis. En het einde is het volledig verdwijnen van het dialectische. De wederopstanding van de ware mens. De terugkeer in het Onbeweeglijk Koninkrijk.
‘En zij kruisigden hem met twee anderen, aan elke zijde een, en Jezus in het midden.’
Als Jezus de Nazarener aldus in de leerling vaart, dan moet, ten eerste, de duivel in hem worden gedood – het volstrekt zwarte, dat in hem woont, het absoluut ongoddelijke en volstrekt biologische, de waanzin van de waanwereld. Ten tweede sterft, in volle vrede, de zoekende en zwoegende mens in hem, de lichtjager en de heimwee-mens, de hartstochtelijke verlanger naar bevrijding. Hij sterft in volle zekerheid, want het licht vaart in hem, het licht omknelt hem in zijn wijde liefde. Hij is als stervend, juichend met Hem in het Paradijs.
Jezus de Nazarener – de koning der Joden – hij is één met hem geworden.
INHOUDSOPGAVE VAN HET LICHT DER WERELD
Ten geleide
- Gij zijt het zout der aarde
- Het wezen der wet
- Wees niet bezorgd
- Gij zult niet echtbreken
- Oordeel niet
- Geef het heilige niet aan de honden
- De offerande van de hemelse mens
Bron: Het licht der wereld door J. van Rijckenborgh
LEES OVER 5 BOEKEN VAN J. VAN RIJCKENBORGH OVER CHRISTELIJKE TEKSTEN UIT DE OUDHEID