Handelingen van Johannes: een ontmoeting met de stem van Jezus in een spelonk tijdens de kruisiging

 

BESTEL DE APOCRIEFEN VAN HET NIEUWE TESTAMENT (EBOOK)

Het apocriefe boek ‘Handelingen van Johannes’ (ook opgenomen in de Gooische Bijbel) vertelt enige gebeurtenissen uit het leven van de apostel Johannes tijdens zijn verblijf in Klein-Azië. Opvallend in deze Handelingen is een lange verhandeling over het aardse leven van Jezus in de paragrafen 87 t/m 105. Johannes vertelt daar dat Jezus tijdens zijn leven op aarde een onstoffelijk lichaam droeg en dat hij tijdens de kruisiging niet zelf heeft geleden maar slechts zijn lichaam. Hieronder volgt dat gedeelte.

Toen ik hem zag lijden, hield ik het niet uit maar vluchtte naar de Olijfberg en weende over wat hem was overkomen. En toen hij op vrijdag op het zesde uur aan het kruis gehangen werd, was er duisternis over de gehele aarde gekomen.

En mijn Heer stond in het midden van de spelonk en verlichtte me en zei: ‘Johannes, voor de menigte daar beneden in Jeruzalem word ik gekruisigd en doorstoken met lansen en staven en drink ik gal en azijn. Ik spreek tot je en luister naar wat ik je zeg. Ik heb je ingegeven naar deze berg te gaan, opdat je zult horen wat een leerling moet vernemen van zijn leermeester en een mens van God.’

BESTEL DE APOCRIEFEN VAN HET NIEUWE TESTAMENT (EBOOK)

Toen hij dat gezegd had, liet hij me een lichtend kruis zien dat stevig verankerd was en op het kruis was een grote menigte die veelvormig was. Maar hij had wel één vorm en zijn aanblik bleef gelijk. En ik zag de Heer boven het kruis zonder uiterlijke gestalte, alleen met een stem; niet een stem die ons bekend is, maar zoet, lieflijk en waarlijk goddelijk, en die zei tegen ons:

‘Johannes, het is noodzakelijk dat er één is die dit van me hoort, want ik heb één mens nodig die zal luisteren. Dit lichtend kruis wordt soms door mij Woord genoemd vanwege jullie, soms verstand, soms Christus, soms deur, soms weg, soms brood, soms zaad, soms opstanding, of Zoon, Vader, Geest of leven, soms waarheid, geloof en soms genade, dit alles met het oog op de mensen.

Maar wat het werkelijk is, zoals het zichzelf kent en het aan jullie gezegd wordt: het is de grens van alle dingen en het stevige markeringspunt van de vaststaande dingen die uit het wankele (zijn ontstaan) en het evenwicht van de wijsheid, wijsheid namelijk in evenwicht.

Er zijn plaatsen aan de rechter en de linkerkant, machten, krachten, heerschappijen, demonen, werkingen, dreigingen, uitbarstingen van toorn, duivels, satans en de onderste wortel waaruit de natuur van de dingen te voorschijn komt.

Dit is het kruis dat het Al stevig heeft verankerd door het Woord, en dat afgegrensd heeft wat geworden is en wat van onderen is en dat vervolgens ook, één zijnde, alles bevestigd heeft. Dit is niet het houten kruis dat je zult zien als je hier nu vandaan gaat.

Ook ik ben het niet die aan het kruis hangt, die je niet ziet, maar van wie je alleen de stem hoort. Ik ben het niet waarvan men het dacht, daar ik niet ben die ik voor velen ben. Maar wat ze over me zullen zeggen, is laag en mij niet waardig. Als ook de plaats van rust niet gezien wordt en ook niet uitgesproken wordt, hoeveel te meer zal de Heer daarvan niet gezien of uitgesproken hebben.

De menigte om het kruis is de lagere natuur. En als zij, die je in het kruis ziet, nog zonder vorm zijn , dat betekent dat nog niet elk lid is toegevoegd van hem die is neergedaald. Maar wanneer de natuur van de mens is opgenomen en het geslacht dat naar me toekomt aan mijn stem gehoorzaamt, zal hij die me nu hoort, daarmee verenigd worden.

Hij zal niet meer zijn die hij nu is, maar boven de menigte, op de plaats waar ik nu ben. Want zolang je jezelf niet de mijne noemt, ben ik niet wat ik was. Indien je me hoort, zul je horende zijn zoals ik.

En ik zal zijn wat ik was wanneer jij, zoals ik bij mij bent. Want van hem ben je. Bekommer je daarom niet over de massa en veronachtzaam hen die buiten het geheimenis staan. Want weet dat ik geheel bij de Vader ben en de Vader bij mij.

Niets van de dingen waarvan ze zullen spreken, heb ik geleden. Integendeel, dat lijden wat ik jou en de anderen getoond heb bij het dansen, wil ik een geheimenis laten noemen. Want wat je bent, zie je. Dit heb ik je laten zien. Maar wat ik be,n dat weet ik alleen, niemand anders.

Laat mij dan hebben wat van mij is, en wat van jou is, zie dat door middel van mij. Kijk naar mij op een waarachtige manier, dat ik niet ben wat ik zei, maar wat jullie in staat zijn te begrijpen, omdat je ermee verwant bent.
Je hoort dat ik lijd, maar ik lijd niet, niet lijdend en toch lijdend, doorstoken en niet geslagen, hangend en toch niet gehangen, bloed uit mij stromend en toch niet bloedend.

Kortom, wat ze zeggen omtrent mij, is mij niet overkomen en wat ze niet zeggen, dat heb ik geleden. Wat dat is, heb ik je in het geheim toevertrouwd, want ik weet dat je het zult begrijpen.

Ken me daarom als het grijpen van een woord, het doorboren van een woord, het bloed van het woord, de wond van het woord, het vastnagelen van een woord, het lijden van een woord, de dood van het woord.

Dit spreek ik terwijl ik afscheid neem van het mens-zijn. Doorzie vooral het woord, dan zul je de heer doorzien en zijn mens-zijn in de derde plaats, en wat hij heeft geleden.’

Toen hij dit tot mij had gesproken en nog andere dingen die ik niet weet uit te spreken zoals hij wil, werd hij opgenomen terwijl niemand van de menigte het zag. En toen ik afdaalde, lachte ik hen allen uit, daar ze tot mij gezegd hadden wat ze over hem gezegd hadden.

Ik bewaar dat alleen voor mezelf, dat de Heer alles symbolisch en volgens plan heeft uitgevoerd tot bekering en redding van de mens.

Tekst: Handelingen van Johannes 97-102, uit ‘De Apocriefen van het Nieuwe Testament’ onder redactie van Dr. A.F.J. Klein (niet meer nieuw verkrijgbaar)

BESTEL DE APOCRIEFEN VAN HET NIEUWE TESTAMENT (EBOOK)

LEES MEER OVER DE GOOISCHE BIJBEL

BESTEL GOOISCHE BIJBEL