Esoterische duiding van de zeven kruiswoorden van Jezus volgens Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri

 

BESTEL DE BROEDERSCHAP VAN SHAMBALLA

Volgens de evangeliën in de Bijbel sprak Jezus zeven keer toen hij aan het kruis hing. Jan van Rijckenborgh (fakkeldrager van het Rozenkruis 21) en Catharose de Petri (fakkeldrager van het Rozenkruis 22) brengen die zeven kruiswoorden in verband met de zeven scheppingsdagen van Genesis 1 en met de fasen van het het spirituele pad. Hieronder volgt een gedeelte te uit hun boek De Broederschap van Shamballa, de eerste uitgave in de zogeheten hoeksteenserie.  

Het navolgen van Jezus stelt de volledige dialectiekverbreking in uw bestaanscirkel. Deze zelfverbreking wordt aangeduid als een kruisgang, en deze kruisgang heeft, in overeenstemming met de zeven gangen van Shamballa, ook zeven fasen. De zevenvoudige kruisgang is en beduidt een zevenvoudige herschepping naar de natuur en naar de geest.

Wanneer de leerling het proces van dialectiekverbreking in zijn bestaanscirkel heeft aangevangen, dan komt hij tot de ontdekking, dat hij in deze poging een niet verwachte hulp ontvangt van de dialectiek zelf.

Immers wanneer de leerling zich stelt buiten het gewone leven en zich erboven verheffen gaat, dan wordt de gewone natuur hem spontaan vijandig. Wanneer u zich niet met een zekere vorm van leven associëren wilt, stoot dat leven u uit, mede met behulp van deze vijandigheid aan het kruis van verlossing genageld. En zo bemerkt u, hoe ook hierin alle dingen mede ten goede werken voor degenen die zich naar het ware leven wenden gaan.

De vijand wil u straffen voor uw afzijdigheid, en ziet, deze straf wordt u tot een genade. En daarom spreekt de leerling die dit onderkent: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!’

En van stonde aan is de kruisgang een feit geworden, en wordt het licht rond de kandidaat. Zo licht, dat de anderen, die dit niet begrijpen, het ervaren als een intense duisternis. De eerste dag van de kruisgang is voorbijgegaan. En de Elohim zien dat het goed is.

In het Licht staande, met gespreide armen, horen wij opnieuw de kandidaat spreken. Hij zegt: ‘Vrouw, zie uw zoon!’

Bedoeld wordt hier een roep tot de wereldmoeder van Shamballa, de beheerder van het uitspansel. Gij heilige, universele voedster van alle kinderen van God, zie uw stervende zoon naderen voor de zeven gangen van Shamballa!

Deze roep om kracht neemt steeds toe in vibratie en potentie. Het vergeten en zo lang verloren woord wordt weer gesproken. En de Elohim zien dat het goed is. De tweede dag van de kruisgang is voorbij gegaan.

Wanneer dat woord gesproken wordt, u zult het begrijpen, dan gaat het antwoord komen. En daarom klinkt het juichend: ‘Zoon, zie uw moeder!’ De heilige voedster van het leven verschijnt en opent het pad voor de pelgrim. De derde dag vaart voorbij op de weg naar Shamballa.

En hoort, de wereldmoeder spreekt zelf in de wielingen van de nieuwe ethers en in de zachte, tere muziek van de krachtbaan waarover de pelgrim gaat: ‘Heden zeg ik u, zult u met mij in het paradijs zijn!‘ Het is het antwoord van de vierde dag. En de Elohim zien dat het goed is.

En zo zult u de sleutelvibratie van de vijfde dag inzien, een vibratie die te vertolken is in dat ene woord: ‘Dorst! … Mij dorst!…’ Staande op het pad naar Shamballa is er een steeds intenser hunkering naar het einde, naar de vervulling. En dus een steeds intensere dynamiek en dus een steeds grotere inspanning tot het doel. En de Elohim zien dat het goed is … de vijfde dag!

En ziet … de vervulling nadert. De leerling is gekomen tot de zesde zevenkring – de leerling wordt weer de mens van de oorspronkelijke gedaante en heerlijkheid. Hij ziet de Elohim zelf en lijfelijk. En er is in zijn wezen een sprakeloze, alles vervullende dankbaarheid, zich tenslotte formulerende in dat ene alleszeggende dankgebed: ‘Eloi, Eloi, lama sabachtanie!’ Elohim, Elohim, hoe hebt gij mij verheerlijkt! Dat is de juichende en bruisende zesde dag! En de Elohim zien dat het goed is.

Zo vaart de eeuwigheid zelf aan. Het grote kruiswerk is verricht. En allen getuigen in die eeuwigheidsrust in het hart van Shamballa, de eeuwigheidsrust van de zevende dag: ‘comsummatum est‘ – het is volbracht!

De pelgrim is aangekomen in de wijde klaarten van het oorspronkelijk Levensveld. En de Elohim zagen dat het goed was.

Bron: ‘De broederschap van Shamballa’ van Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri.

BESTEL DE BROEDERSCHAP VAN SHAMBALLA

LEES MEER OVER DE ZES BOEKEN VAN DE HOEKSTEENSERIE