BESTEL BRAHMA-VISHNOE-SHIVA – DE HERSCHEPPING VAN DE MENS
Deze bundel bevat de inhoud van het tweede van zeven symposia op het conferentiecentrum Renova, waarin zeven grote wijsheidsstromingen centraal staan. De teksten richten zich op de wijsheid van India, op de bakermat van het oeroude Vedische weten van geest, ziel en lichaam, of van Atman, Boeddhi en Manas. India is in alles doordrenkt van het lied van de schepper, of dit nu als Brahma, Vishnoe, Shiva of als Boeddha wordt benaderd en weergegeven.
WOORD VOORAF
Tijdens dit tweede van de zeven voorjaarssymposia, waarin de grote wijsheidsstromingen, hun bronnen en hun actuele betekenis in het licht van een veranderende wereld aan bod komen, probeerden we een tip op te lichten van de sluiers die met betrekking tot het oeroude Vedische weten ons westerse brein bedekken.
Met recht kunnen we zeggen dat de Veda’s – die in ongekend poëtische verhalen en tradities bewaard zijn gebleven – de bron vormen van alle zinvolle religie en van religieus weten. Net als bij alle Renova-symposia het geval is, ondernamen deelnemers en werkers ook deze dag een poging dit weten een plaats te geven in onze moderne tijd, door hart en hoofd opnieuw te verbinden met de eeuwige stroom van wijsheid en bevrijding, die achter alle religie, kunst en werkelijk weten ligt. Want op die stroom vindt de mens het koninkrijk, de ziel haar thuis en de geest Nirwana. Zelfs al was je de grootste van alle overtreders, door het schip van ware wijsheid zul je over alle ongerechtigheid heenvaren.
‘Zoals het vuur, Arjoena, brandstof tot as doet vergaan, zo doet het vuur van wijsheid alle handelingen tot as vergaan. Er is geen reinigende kracht in onze wereld die boven kennis gaat, en hij die in alles de eenheid zoekt, ziet haar mettertijd in zich ontwaken. De mens die meester is over zijn zinnen en organen en vertrouwen bezit, verwerft al spoedig geestelijke kennis; en waar hij deze heeft verkregen bereikt hij de hoogste vrede. Maar de onwetende, hij die vol twijfel en zonder vertrouwen is, gaat verloren. De twijfelende mens kent geen geluk in deze wereld, noch in de volgende, noch in enig andere. Snijd daarom met het zwaard van de kennis alle twijfel af die uit onwetendheid in uw hart is ontstaan…Sta op, Arjoena.’
WIJSHEID VAN INDIA – WEG VAN VERLICHTING – PETER HUIJS
De lezing diept de betekenis uit van de drie grote Indiase goden: Brahma, Vishnoe en Shiva.
Brahman, de eeuwig scheppende, alomtegenwoordig, grenzeloos en onveranderlijk, geest in elk atoom, in microkosmos, in macrokosmos en in het universum. ‘Omvattend zijn’. In zijn creërende, goddelijke verschijning geeft Brahma verschijning aan het niet-zijnde [Brahman], Licht aan dat wat duister is; al het zijnde komt tot aanzijn.’
Vishnoe maakt het lied, de kleur, klank en vorm van de totale schepping ervaarbaar, begrijpbaar. Hij is het waarneembare kleed van Brahma. Offer, dienst is zijn eigenschap. Zoals Brahma Brahmans uitdrukking in het verschijnende heelal is, is Krishna Vishnoe’s vorm op aarde. Elke zuivere ziel wordt verliefd op Krishna – hij is het reddende licht. Zijn vier armen omvatten de vier stadia van het leven, zoals de lotos die schittert op zijn borst vier fasen weergeeft: de stengel van deze wonderbloem wortelt in de aarde, het blad vertelt van de groei, de knop van de maagdelijke zuiverheid en de open bloem openbaart het zonnebewustzijn.
Shiva is de kracht van de creatieve energie in elk wezen dat tot creëren in staat is. Aldenkend realiseren. Tot in de wereld van de tegenstellingen werkt de goddelijke kracht door. Hij doet zich kennen in een wisselwerking (als een dans) tussen twee gedaanten: Shiva en Shakti, de mannelijke kosmische stroom en de vrouwelijke kosmische stroom.
Wie deze dans van de kosmos kent, komt tot wijsheid. In hem doen Shiva-Shakti de onwetendheid teniet, de nieuwe universele mens wordt geboren. Zo stijgt de nieuwgeboren mens op, voorbij de vorm, tot in het waarachtige zijn. Hij kent Krishna in zijn binnenste, Vishnoe als het Licht van de schepping, en Brahma als de oergrond, de diepte en de stilte: de Ungrund van Brahman’.
Wijsheid van India – weg van verlichting
Een schrijver is altijd op zoek naar het eerste woord. De beginzin, die eerste gedachte, moet zuiver zijn, moet kloppen, die moet ook de lezer pakken en meenemen. De eerste zin van een gedicht, een essay, een boek bevat alles. Al het werk na die eerste zin is werken, natuurlijk, daarin gaat menig zweetdruppeltje zitten, maar dan gebruikt de schrijver eigenschappen die andere mensen ook bezitten: doorzettingsvermogen en toewijding, zijn vermogen tot nadenken.
De eerste zin is evenwel een geschenk, een gave die de goden aan zijn brein schenken. De eerste zin is een sleutel, die de deur naar de schatkamer opent. De eerste zin is de vinger, die uit de dijk van het weerbarstige denken wordt getrokken, waarna de vloed van de levende gedachtestroom over de werkende mens heen golft – die dan moet oppassen dat hij niet wordt weggespoeld, omdat hij het vervolg – dat wat er komt – vaak nauwelijks kan bijhouden.
De goden zijn niet meer zo zichtbaar in onze tijd; reden waarom velen zeggen dat ze niet meer bestaan, of nooit bestaan hebben. Maar een schrijver wacht op hun boodschap, elke keer als er zich een nieuw project aandient.
Ook Brahman – die toen nog Prajapati heette – wachtte op zijn eerste woord. Hij was – maar hij was niet geopenbaard. Hij rustte in zijn. Hij was werkelijkheid alom, maar niet geopenbaard. Hij wachtte. Over Brahman is elke bespiegeling onzinnig, omdat alle denken inperking en begrenzing zou inhouden. Brahma is ‘ondenkbaar en onuitsprekelijk’. Hij is rust, wachten en tegelijk omvattend zijn. Bijzonder! Om met een denkvermogen, ons denkvermogen, proberen te bevatten wat aan alles vooraf gaat. De Rig Veda formuleert het aldus:
‘Er was noch zijn noch niet-zijn in die stond,
Er was geen luchtruim en geen hemel boven.
Wat roerde zich? En waar? Onder wiens opzicht?
Bestond er water en het afgrondelijk diep?
Er was geen dood en geen onsterfelijkheid.
Er was geen wisseling van dag en nacht.
Slechts ademde ademloos daar door zichzelf
het ene, en daarbuiten was niets anders.’
Brahman-Prajapati wacht op zijn eerste woord. 432.000 000 000 000 jaren wachtte hij, een periode een groot schrijver waardig – en vloeide toen uit – in geest. ‘Geest is eeuwig, ongeboren, bron van albestaan’, zingt de Bhagavad Gita, het lied van de heer. Het begint.
Hoe verheugd was onze werkgroep, toen we voor deze dag Passage to India in handen kregen. Dit keer niet het boek van E.M. Forster, maar de lyrische fragmenten van Walt Whitman uit Leaves of Grass. Een eerste begin, een beginzin was daar – en hoe treffend juist. Een beeld van een eeuwig India, niet het stoffige warme land in een wijde cirkel rond 30 graden noorderbreedte en 80 graden oosterlengte, maar een India, zich bij voortduring, eeuwig voltrekkend, op een niveau dat we wel kunnen aanvoelen, maar ternauwernood begrijpen. Walt Whitman schrijft in 1900:
Doortocht naar India (fragmenten)
’t Verleden, die donkere onpeilbare terugblik, die overvolle afgrond, de slapers en de schaduwen. ’t Verleden, de oneindige grootheid van het verleden. Want is het heden uiteindelijk toch niets anders dan wat voortsproot vanuit het verleden? (Zoals een projectiel voortgedreven langs een bepaalde lijn zich beweegt en steeds blijft bewegen.) Zo is ook het heden, volkomen gevormd en aangedreven door het verleden.
Doortocht, o ziel naar India
Tempels schoner dan lelies, overgoten door de rijzende zon.
Vertellingen, het gekende versmadend. De banden van het gekende ontwijkend, klimmend tot de hemel. Verheven en verblindende torens, bekroond, rood als rozen, schitterend in ’t goud, torens van onsterfelijke vertellingen gevormd vanuit sterfelijke dromen. (…)
Inderdaad een doortocht, o ziel, naar de eerste gedachte. Niet alleen maar landen en zeeën, jouw eigen heldere frisheid, de jonge volwassenheid van nageslacht en groei, de sferen van bijbels die wortels schieten.’
Tot zover het eerste fragment van Whitman.
In alles is Brahman uitgevloeid – en werd Brahma. Alomtegenwoordig, eeuwig, grenzeloos en onveranderlijk. Geest in elk atoom, in elke microkosmos, in macrokosmos en universum.
Brahma is ook het aspect dat schept in het ongeschapene, de wil en de macht, zeven ‘ongeworden’ stralen in een. ‘Omvattend zijn’ is hier de eigenschap.
Brahman is:
buiten al het zijnde, en draagt het al;
ook de geest, gevangen in onze viervoudige aarde;
en de geestvonk, gevangen in onze viervoudige menselijke verschijning.
II
Het begin is er. Brahma die het beginwoord uit. ‘Als Brahma de ongeopenbaarde-in-een is, dan is Vishnoe het zijnde, dan is Vishnoe: twee. Maar niet de twee van de tegenstelling!
Vishnoe is de harteklop – en de tijd ertussen. Hij is de systole en de diastole. Van concreet naar abstract. Wording en vergeestelijking.
Vishnoe is de vreugde van het verschijnen! Hij is ‘hij die verschijnt’. Hij is de rechtvaardige, de drager van de schepping, beschermer van het universum.
Niet voor niets vergelijkt India het zijn met een Lied, een vreugdezang, een klatering van prana, het gehele al doordringend. De grote Vishnoe is de werkelijkheid die alles in zich draagt; hij is het gesproken woord. Zijn vorm is het hele heelal, hij is het lied der schepping – en het opgaan in Brahma.
Als wij iets vernemen van de klanken van dat lied, als wij, op de stranden van het geschonden aardse leven iets zien van de schoonheid van de schepping, ‘als in onze zielen de weldadige kleuren van de liefde weerklank vinden, ja, dan zingt Vishnoe zijn lied in ons. Dan worden wij groter dan wij zijn; dat lied neemt ons op in een oorspronkelijk verband, en kan het zijn dat we een immer wijkende grens ontwaren van het nooit aangetaste, altijd stromende leven van het oorspronkelijke rijk.
‘Offer, dienst’ is hier de eigenschap, liefde. Maar hoe dan, zult u vragen? En wat offeren? Vishnoe is het geschenk van Brahman – die ons Brahma verklaart. De eerlijke schepping van Whitman, de zeven gaven van de geest, die de ziel van de planeet verlicht en van het zonnestelsel en van het universum, en de ziel van de mens verlicht.
Ontsproten aan de brahman van het hart, de zeven tonen, de zeven kleuren, omzweven zij nog steeds de Boom des levens, die in het midden van het paradijs, de ‘eerlijke schepping’ van de microkosmos staat. Wat leert ons Vishnoe? Een spiegel te zijn, waarin de allerhoogste zich spiegelt – om zichzelf waar te nemen! Want alleen Brahma kan zeggen – ‘ik ben’.
Ja zeker wel – en we worden steeds echter – in die mate dat we kunnen realiseren niet te zijn, ik-loos te zijn, en het allerhoogste te weerkaatsen. Diep mysterie van het zijn!
In al zijn tien verschijningsvormen of avatars offert Vishnoe zich. Door zijn offer richt hij het rijk weer op.
Hij is Matsya, de vis, die na de zondvloed al het leven redt. Hij is Koerma, de schildpad die de oceaan karnt, om de goddelijke essentie, amrita of hemelse nectar, uit de melkoceaan te delven. Hij is Varaha, de grote beer, die de aarde uit de zee redt. Hij is Vamana, die de hemel voor de mensen bewaart en de monsters in de diepte stort. Rama is hij, en hij is Krishna.
Voor de mensheid is Vishnoe steeds de hersteller van groot onrecht – omdat hij altijd weer leven, dat is hoop, geeft. Elke keer wanneer het dharma, de ‘wezenlijke’ natuur of de ‘eerlijke schepping’ te ernstig wordt bedreigd, is Vishnoe de kosmische noodzakelijkheid tot herstel. ‘Op de vleugels van Garoeda, de hemelarend, symbool van de geest, herstelt hij over grote tijdperken heen het pad van rechtvaardigheid, telkens wanneer de menselijke hartstochten en de verwording de mogelijkheid tot uitredding te ernstig bedreigen.
In elke tijd herdefinieert hij de ordening waaraan ook de aarde zich onderwerpt, waarvoor ook de menselijke vorm buigt.
Voor de zoeker is Vishnoe de heer van zijn hart, de lotus, de roos (Krishna-Christus), aan wie hij zich ‘wijdt. Vishnoe is elke geestesschool, elke zuivere ashram, die een brug slaat naar de oorspronkelijke vreugdevolle ordening van het nieuwe leven.
Hij is tevens licht en lering, zoals Boeddha was, een en al onderwijzing en instructie aan de ziel.
Krishna’s klanken, ontlokt aan zijn fluit, zijn echo’s van het glanzend lied van de vrijheid, die Vishnoe belooft.
Alle zuivere zielen worden verliefd op Krishna! – het reddende licht, juist door ’twee’ te zijn.
Vishnoe is de twee:
concreet – abstract
inademing en uitademing
wording en vergeestelijking.
Het geweldige complex van Angkor Vat is aan Vishnoe gewijd. Het was de koninklijke school van lering, een centrum van macht en religie, maar ook een geestesschool gewijd aan Vishnoe. De gigantische structuur is een symbolische representatie van de mythische berg Meroe, zowel in de hindoe-, de Jaïn- als de boeddhistische opvatting het centrum van de wereld. De concentrische muren die het omgeven, geweldig! van 5,5 kilometer in omtrek zijn de bergen die de wereld dragen. De grote vijvers zijn een symbool van de kosmische oceaan van het leven, Vishnoe zelf, de geboorte van wijsheid, en op de top van de tempelberg zetelen Vishnoe, en de andere goden (en werden eertijds de koning-priesters van ‘en de andere goden (en werden eertijds de koning-priesters van de Khmer begraven).
Zoals Walt Whitman al zei:
‘Tempels schoner dan lelies, overgoten door de rijzende zon’…
en hij gaat verder:
‘O ziel, jij bent niet te verdringen, ik met jou en jij met mij.
Begin jouw ervaring met de wereld van de mens, de reis van zijn geest die terugkeert naar het eerste paradijs van de rede.
Terug, terug naar de geboorte van de wijsheid, naar die onschuldige ingevingen, weer samen met de eerlijke schepping.
Ah, meer dan enige priester geloven ook wij, mijn ziel, in God.
Maar bij het mysterie van God durven wij niet te talmen. O licht van alle lichten, doorschijnend, naamloos, de vezel en de adem, universa voorbrengend, centrum van alles, machtiger centrum van het ware, het goede en het liefhebbende, fontein van geest en moraal, bron van toegenegenheid, spaarbekken. Snel krimp ik ineen bij de gedachte aan God, aan de Natuur en haar wonderen, tijd, ruimte en dood.’
III
We zagen Brahma het woord spreken, en Vishnoe het woord zijn, eeuwig rechtvaardig, eeuwig herstellend. Het niet geopenbaarde – en het geopenbaarde;
de mens, die zich verdiept in deze dingen.
Met het verstand? Ach nee. In onze lichamelijke verschijning ligt het centrum van ons persoonlijk bewustzijn in het hoofd, ver weg van het hart, en liggen de hogere bewustzijnscentra, die werkelijk weten brengen, in de onmiddellijke nabijheid van het hart. Wie de zin van het zijnde wil kennen, zal moeten doorbreken tot het bewustzijn van het hart. Zegt de psalmdichter niet:
‘Daarom, schep mij een rein hart, o goddelijke essentie, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste, volhardende geest’.
Daar, vanuit het hart en in de bewustzijnskolom, daar kan Shiva de werkzame derde zijn, de resultante, de creatieve energie, denkend realiseren.
Shiva is vuurkracht; een nieuw bewustzijnsvuur, goddelijk vuur!
Vuur dat de gehele mens successievelijk verandert, transfigureert – na de reiniging van het hart. Shiva is ook de vernietiger: Shiva vernietigt de onwetendheid door de twee polen te ontsteken.
‘Daarom vertrapt hij de dwerg van onwetendheid dansend onder zijn voet! Shiva en Shakti, de mannelijke kosmische stroom en de vrouwelijke kosmische stroom. In de grote macrokosmos, in de kosmos en in de mens, de microkosmos. Het magnetisch veld tussen beide polen creëert nieuw bewustzijn!
Shiva, puur scheppend bewustzijn en Shakti, zijn gade: voortbrengend, zuivere wording. In de onkenbare wereld van Brahman: ongeopenbaarde almacht.
In de wereld van Vishnoe: eeuwige wording.In de mens, die zich de wereld van Vishnoe herinnert: nieuw zielebewustzijn.
Maar in de wereld van de twee polen, in onze menselijke verschijningswereld, gaat wat geschapen is ook weer ten onder – door onwetendheid.
Als evenwel Shakti zich strevend omhoogwerkt, langs de slangenvuurkolom, in de bewustzijnskolom, en de beide krachten elkaar weer vinden, creëert het universum zich opnieuw! In de grote macrokosmos, in de kosmos en in de mens, de microkosmos.
Shiva’s dans doet de kleine mens van onwetendheid teniet (want Shiva’s ene voet heeft onder zich de dwerg van onwetendheid); de onwetendheid die de cirkel van verlangens en vervulling, wensen en ‘bevrediging, gelukzaligheid en ontevredenheid laat voortbestaan – in plaats van nimmer eindigende ontwikkeling.
Want Shiva’s vier armen omvatten de vier stadia van het leven, zoals de padma (de lotos) die schittert op zijn borst. Vier fasen kent de lotos:
de stengel die wortelt in de aarde, in de mens van deze wereld
het blad dat zielegroei aangeeft,
de knop van maagdelijke zuiverheid, de reiniging van de ziel
en de open bloem voor het zonnebewustzijn, Shiva’s gave aan de mens van het hart.
Shiva, de geestelijke pool van de micros verblijft steeds in het geestveld. Shakti ontsteekt alle zeven brandpunten op haar reis langs de menselijke bewustzijnskolom, om daarna weer op te stijgen, en het resultaat van het zijn weer te verenigen met Shiva. In de mens doet Shiva-Shakti de onwetendheid teniet: eindelijk begint de ware menselijke ontwikkeling. Zo stijgt de ziel, deze nieuwe mens, voorbij de vorm, in het waarachtige zijn. Verwerkelijking is hier de eigenschap (glorieuze vervulling). Wie deze eeuwige dans van de kosmos kent en begrijpt, komt tot wijsheid. De nieuwe universele mens wordt geboren…
Shiva is één met, hij is:
Brahma in het ongeziene, alles;
Vishnoe, het licht in de schepping;
Shiva, de bewustzijnsontwikkelende kracht in hem.
Maar laat ik niet eindigen met beredeneerde uitleg. Luisteren wij nog eens met het hart, naar Whitman, die de mens van het hart vond:
‘Snel krimp ik ineen bij de gedachte aan God, aan de Natuur en haar wonderen, tijd, ruimte en dood. Maar dat ik, omdraaiend, jou aanroep, o ziel, mijn werkelijke ik. En zie hoe zacht je de omlopen regeert. Jij zet de tijd mat en glimlacht tevreden met de dood en vult, tot barstens toe, de uitgestrektheid van de ruimte. Doortocht naar meer dan India! Zijn jouw vleugels inderdaad gevorderd voor zulke vluchten zo ver? O, ziel, vertrek jij inderdaad voor zulke reizen, verplaats jij je over wateren als deze? Peil dan dieper dan het Sanskriet en de Veda’s. Laat dan je gebogen rug zich rechten.
(…) Hebben we niet lang genoeg als bomen in de grond gestaan? Hebben we hier niet lang genoeg in ’t stof gekropen, etend en drinkend als halve barbaren? Hebben we onszelf niet lang genoeg verdaasd en verduisterd met boeken?
Zeil voort, stuur alleen naar diepe wateren, roekeloos, o ziel, op ontdekkingsreis. Ik met jou en jij met mij. Want onze bestemming is daar, waar nog niemand durft te gaan, en wij zullen het schip, onszelf en alles riskeren, mijn moedige ziel.
O ziel, verder, verder!
O drieste vreugde, maar veilig!
Zijn dit niet alle zeeën van God?
O, zeil verder, verder, zeil verder!’
INHOUDSOPGAVE
Woord vooraf
Wijsheid van India – weg van verlichting, Peter Huijs
Innerlijk weten in de Mahabharata, Joanna Sachse
Brahma’s offer, René Stevelink
Tempels
De tempel van de zevenvoudige microkosmos
Enkele kernbegrippen uit het Hindoeïsme, Hugo van Hooreweghe
Bron: Brahma-Vishnoe-Shiva. De herschepping van de mens. Symposionreeks 26
BESTEL BRAHMA-VISHNOE-SHIVA – DE HERSCHEPPING VAN DE MENS
LEES OVER DE BOVENSTAANDE UITGAVEN OVER OOSTERSE WIJSHEID – SYMPOSIONREEKS