Hugo van Hooreweghe over de gnosis, zijn persoonlijke bewustzijnsontwikkeling en George R.S. Mead

Jung-kenner Hugo van Hooreweghe verzorgde de slotvoordracht op het symposion De mens als kruispunt tussen tijd en eeuwigheid op zondag 17 oktober 2021 op het landgoed Renova in Bilthoven. Wat is zijn achtergrond? Daarop ging Van Hooreweghe jaren geleden in tijdens de voordracht in Pentagram boekwinkel met de titel ‘Waarom George R.S. Mead de eerste moderne gnosticus mag worden genoemd’. De aanleiding van die voordracht was de verschijning van de twee delen ‘Echo’s uit de gnosis’ van Mead. De tekst van de voordracht is in vijf delen gepubliceerd in het tijdschrift Pentagram. Hieronder volgt het eerste artikel uit Pentagram 2014 nummer 5.

LEES DE 4 VERVOLGARTIKELEN OVER GEORGE MEAD

Omdat de schrijver van dit artikel zich, eerder dan tot een kransje van deskundigen, rekent tot de amateurs, tot de liefhebbers van het werk van G.R.S. Mead (1863-1933) , ziet hij zich verplicht even in het eigen verleden te duiken. Eertijds genoot hij een theologische opleiding, al is het woord ‘genieten’ hier misschien niet helemaal op zijn plaats. Hij deed dat in de tijd dat de ‘God is dood’ theologie toonaangevend was. Toen werd elke uitspraak over een ‘andere’ wereld door logische positivisten en taalanalytici afgedaan als volslagen nonsens. Het was in elk geval niet het ideale milieu om iets te vernemen over de ‘andere wereld’ van de Gnosis. Laat staan over het werk van iemand als G.R.S. Mead, tenslotte toch ‘maar een theosoof ’.

LEES MEER OVER ZEGEZANGEN VAN HERMES GNOSIS

In het college kerkgeschiedenis werden de gnostici trouwens op een drafje afgehandeld. En het leek daarbij of zij aan een besmettelijke ziekte leden waartegen de kerkvaders met hun starre geloofsopvattingen het geschikte vaccin hadden gevonden. De enige verdienste van deze ketters of heterodoxen, was dan dat zij met hun afwijking van het ware geloof mee gezorgd hadden voor de totstandkoming van de rechtzinnige geloofsbelijdenis, van het rotsvaste geloof van de overwinnaars. Maar mijn eigen sympathie ging al onmiddellijk uit naar deze geduldige ‘verliezers’ van het debat – de term die Gilles Quispel in een gelijknamige documentaire ooit heeft gebruikt. Daarom bevredigde de uitleg die hij in de schoolbanken kreeg hem in het geheel niet, en moest hij via een omweg de weg naar de Gnosis vinden.

Die omweg bestond er voor die jonge student in dat hij in de loop van een novemberavond als deze in een klein gezelschap belandde op een meisjeskamer. Het was dààr dat – meer dan door de bewoonster – mijn aandacht getrokken werd door een boek met als titel ‘Demian’. De auteur – Hermann Hesse – kende hij toen vooral van het immens populaire Siddhartha. Maar deze titel intrigeerde hem van meet af aan meer en hij vroeg onmiddellijk of hij het boek mocht lenen.

Hesse had dat net na de eerste wereldoorlog geschreven onder een pseudoniem als een soort ‘Bildungsroman’. Het verhaal van een jonge opgroeiende man die onder de dreigende schaduw van de nakende wereldoorlog zich in het leven een eigen weg zoekt. Op school verneemt de jongen tijdens de lessen antieke cultuur over Abraxas, een demiurgische god. Die stond ook bij de gnostici bekend en zag je vaak op amuletten afgebeeld met de kop van een haan en het onderlijf van een draak. Deze naam slaat bij de hoofdfiguur in als een bom en hij doet alle moeite van de wereld om over de ‘gnosis’ iets meer te weten te komen. Zijn honger wordt gestild door de wat teruggetrokken levende organist Pistorius. En later door zijn schoolkameraad Demian die een jaar hoger zit dan hij.

Waar haalde Hesse dergelijke denkbeelden vandaan? Daarvoor was hij toch meer een romantisch schrijver. Iemand die uitmuntte in de beschrijving van idyllische landschappen en in het schetsen van de zielenroerselen van kunstenaars en dromers. Maar de man was op een gegeven moment in een midlifecrisis beland en daarvoor in behandeling gegaan bij een leerling van Carl Jung. Dat was met name bij Josef Bernard Lang die met Jung een grote interesse deelde voor de gnostici en voor de antieke mysteriewijsheid.

Hesse moet trouwens zelfs een paar keer bij Jung zelf in Küsnacht op bezoek zijn geweest. Het is via die Lang dat hij min of meer inzicht moet hebben verworven in wie die gnostici dan wel waren. Later is zijn interesse meer verschoven naar de oosterse religies, voornamelijk naar het boeddhisme en taoïsme.

Bij Hesse zelf kwam hij dus niet veel verder, hoewel het hem ondertussen ook duidelijk was dat zijn latere romans alle waren opgebouwd volgens de structuurlijnen van het individuatieproces, een proces dat in Jung’s leer centraal staat. Een elegante uitweg om ondanks zijn nog toegenomen aversie van de opleiding, via dit onderwerp toch nog zijn studie te kunnen afronden. Waardoor hij zich er tegelijk toe verplicht zag om zich op Jung zelf te storten. Van Jung kreeg hij toen een boekje in handen met de vreemde titel Zeven preken tot de doden. (Septem Sermones ad Mortuos)

Een geschrift dat lange tijd enkel gecirculeerd heeft in zijn kennissenkring, en dat pas onlangs zijn plaats heeft gevonden in het fameuze Rode Boek. Naar de vorm was het wat je zou kunnen noemen een gnostiserend traktaat.Waarin hij zijn gedachten in de mond legde van een voorloper van Valentinus: Basilides. Vermoedelijk is de keuze voor die naam ook gevallen vanwege de klankassociatie met de stad Basel, uit de buurt waarvan Jung afkomstig was. Hij schreef dit vreemde geschrift bovendien als een soort bezwering van de spookgeluiden die zich in die tijd in zijn huis voordeden en die zijn kinderen de stuipen op het lijf joegen.

Het geschrift vangt dan ook aan met de mededeling van de ‘doden’ dat ze teruggekomen waren uit Jeruzalem waar ze de waarheid tevergeefs hadden gezocht. En dat ze daarom vroegen om ingewijd te worden in de wijsheid van Alexandrië. Toen het geschrift klaar was hielden de klopgeluiden ten huize Jung vreemd genoeg op, dat beweerde hij althans zelf, enige mystificatie was de man immers niet vreemd.Wat ik toen in elk geval nog niet wist, is dat Jung voor zijn studie van de gnostici de mosterd voornamelijk was gaan halen bij onze G.R.S. Mead.

Als Jung beweerde dat tussen 1912 en 1916, tijdens wat hij zelf zijn ‘hellevaart’ noemt, zijn eigen confrontatie met het onbewuste, de gnostici zijn enige vrienden waren, dan is het toch maar via die Mead dat hij met hen heeft kennisgemaakt. Nauwgezette lezing van het Rode Boek – nu pas uitgegeven maar in die bewuste periode ontstaan – laat trouwens opvallende stijlovereenkomsten zien mét het werk van Mead.

Trouwens in de bibliotheek van Jung prijken nog altijd zomaar eventjes achttien van Meads titels. Jung moet hem in London voor zijn bijdrage tot de studie van de gnosis nog persoonlijk zijn gaan bedanken en van zijn kant is Mead hem ook thuis nog komen opzoeken. Jung feliciteerde hem terloops ook ‘voor zijn uitmuntend gebruik van de Engelse taal’ (‘for his outstanding use of the English language’) – Jung sprak behoorlijk Engels maar het was uiteraard niet zijn moedertaal, dus hij moet daar zeer naar opgekeken hebben.

En hoe zit het dan met de schrijver van dit artikel? Hij geeft toe dat hij, afgaand op de prachtige titel Fragmenten van een verloren geloof (Fragments of a Faith forgotten), ooit een herdruk van het boek te hebben aangeschaft. Maar ook dat het tot voor kort onaangeroerd in zijn kast bleef. Hij kwam er gewoon niet doorheen: een turf van meer dan zeshonderd bladzijden.

Met zowat alles wat er over dat ‘verloren geloof ’ uit die tijd te zeggen viel. Ondertussen maakte hij net als velen van ons midden de jaren zeventig kennis met de uitgebreide Nag Hammadi collectie, eerst nog in een vertaling van James M. Robinson. Met o.a. authentieke gnostieke getuigenissen en zelfs hele evangelieteksten. Terwijl Mead het nog grotendeels moest doen met de schaarse fragmenten die daarvan in omloop waren. Onder andere uit de door dr.Askew gevonden Codex Askewianus met de Pistis Sophia, die van Bruce, de Codex Brucianis (o.a. de Boeken van Jeu en De twee scheppingen maken daar deel van uit) en verder nog uit de Berlijnse Codex Papyrus Berolinensis (waarin ook Het Evangelie van Maria en Het geheime boek van Johannes).

Maar voorts voornamelijk met uittreksels afkomstig van de kerkvaders –dus uit de mond van de vijanden. Zo deelt hij zijn boek trouwens in: een deel genaamd De Gnosis volgens zijn vijanden (The Gnosis according to its foes) en een ander deel: De Gnosis volgens zijn vrienden (‘The Gnosis according to its friends). En hij maakt daar de volgende bijna profetische verzuchting bij: ‘Wat jammer dat deze geschriften zelf verloren zijn gegaan of vernietigd, ze zouden ongetwijfeld veel meer licht hebben kunnen werpen, niet alleen op de christelijke theosofie maar ook op het duistere begin van haar oorsprong’.

Maar tegelijk is het door de genoemde Nag Hammadi-vondst, van eind 1945, dat Meads werk zelf wat in de vergetelheid is geraakt en niet meer de aandacht heeft gekregen die het verdient. Geheel ten onrechte, want is het is allesbehalve gedateerd, een bewering die hier vandaag moet worden hard gemaakt.

BESTEL ECHO’S UIT DE GNOSIS II: VISIOENEN, MYSTERIËN EN RITUALEN

Het beperkte bronmateriaal dat hem ter beschikking stond heeft hem niet belet om zich toen al van de gnostici een globaal en juist beeld te vormen. En wat nog meer is, met ‘een meeslepende pen’. Hij hanteert een taal die een waar plezier is om lezen, zo trefzeker, zo rijk en zuiver. Met opvattingen die al bij al na een ganse eeuw van Gnosis-onderzoek nog steeds niet achterhaald zijn, en waarvan sommige pas recent door de wetenschappers worden aanvaard.

Het komt hem ook toe de eerste te zijn geweest die dat onderzoek uit de muffe sfeer van het academisch wereldje heeft weten te halen. En die dat vanuit een heel andere invalshoek bekeken heeft dan die van de traditioneel kerkelijke en vijandige wetenschappers. Iets wat velen eigenlijk lange tijd niet hebben doorgehad. En daarom is het dan ook bijzonder dat deze reeks Echo’s uit de Gnosis, zulk een mooi eerbetoon vormt aan het door Mead gepresteerde werk, en dit bijzondere werk voor het Nederlands taalgebied verder toegankelijk wordt gemaakt.

Bron: Tijdschrift Pentagram 2014 nummer 5

LEES DE 4 VERVOLGARTIKELEN OVER GEORGE MEAD

BESTEL ECHO’S UIT DE GNOSIS I: ZEGEZANGEN VAN HERMES GNOSIS

BESTEL ECHO’S UIT DE GNOSIS II: VISIOENEN, MYSTERIËN EN RITUALEN