Nachtwacht – boek van Willem Beekman met verhalen over de maan – inleiding, eerste hoofdstuk en inhoudsopgave

BESTEL NACHTWACHT – VERHALEN OVER DE MAAN

De maan waakt over ons als we slapen. Dat is een geruststellende gedachte. Maar hoe ervaren we de maan eigenlijk, wat is de taal die ze spreekt in haar schijngestalten en ritmen? De maan is als een kosmische hartslag en heeft daarmee grote invloed op de natuur. En wat was de betekenis van de maangoden in het oude Egypte? Nachtwacht biedt verrassende inzichten en toont het geheimzinnige bewegingsspel van de maan langs onze hemel en de fascinerende relatie tussen maan en zon. Ook komen verhalen voorbij met de maan in de hoofdrol. Een schat aan ervaringen en inzichten over de maan.

INLEIDING

Wat is het heerlijk om een begeleider in je leven te hebben. Sommige mensen hebben een levenspartner op wie ze kunnen bouwen, anderen vertrouwen op hun beschermengel. Voor de aarde is deze rol toevertrouwd aan de maan, de altijd aanwezige, maar voor ons niet steeds zichtbare partner in een oneindige hemelruimte. Aarde en maan zijn zo nauw met elkaar verbonden dat ze ook wel een tweelingplaneet worden genoemd. Geen wonder dat dit koppel elkaar stevig beïnvloedt. Daarover gaat dit boek, waarin ik naga hoe de maan haar sporen heeft achtergelaten in de levende natuur, de mythologie en andere uitingen van cultuur. Maar de maan is meer dan dat: zij is romantiek, schoonheid, proces en nog veel meer. Dat past niet in één boek, dus heb ik me moeten beperken tot de onderwerpen die me het meeste boeien.

Mijn fascinatie voor de maan begon in de tijd dat Amerika en Rusland plannen maakten om op onze hemelse begeleider te landen. Toen vond ik dat erg opwindend en ik volgde alle ruimtevaartontwikkelingen op de voet. Ook keek ik met een veldkijkertje naar de kraters en vlaktes op de maan, in de hoop daar geheimen te ontdekken die nog niemand eerder had gezien. Ik verbaasde me over het verschil tussen een glanzend geelwitte volle maan aan de avondhemel en de grijzige en gedetailleerde beelden door de kijker. Het leken twee verschillende werelden. Was dit wel dezelfde maan?

Waar ik toen niet over nadacht, overweldigd als ik was door de technische triomfen van de ruimtevaart, is hoe mensen zonder enige scrupules de maan konden betreden. Dat vraag ik me nu wel af: van wie is de maan eigenlijk en wie geeft ons het recht om daarop te landen en ons ruimtepuin daar te storten? De maan is voor ons (en misschien ook voor haarzelf) sinds 1969 voorgoed veranderd en het kijken naar de maan betekent sinds ruim een halve eeuw ook het kijken naar een kale steenklomp waar ‘we’ ooit waren.

We hebben de maan gereduceerd tot een stoffige en kleurloze vlakte, nagenoeg zonder water, waar je hoog kunt springen door de geringe zwaartekrach en vanwaar je heel goed naar de aarde kunt kijken. Om vervolgens te ontdekken dat onze planeet toch wel erg uniek is, vergeleken met dode bal gestolde lava met haar pukkelige huid vol inslagkraters.

Mijn drijfveer om dit boek te schrijven, komt voort uit de schoonheid die ik beleef aan de maan, haar ritmische verschijningen, en de diepe verbondenheid die de aarde met haar heeft. Om iets terug te winnen van het gevoel van verwondering bij het zien en beleven van onze hemelwachter wil ik in dit boek een andere kant van haar laten zien. Daarin leg ik de nadruk op de maan als proces en laat ik zien hoe haar ritmen op aarde doorwerken. Er zijn zes delen met steeds drie hoofdstukken:

  • een astronomisch hoofdstuk,
  • een sprookjesachtig verhaal,
  • een essay over de maan in mythologie en levende natuur.

De astronomische hoofdstukken klimmen gaandeweg in moeilijkheidsgraad en vragen van minder technisch geïnteresseerde lezers mogelijk enige inspanning. Je kunt ervoor kiezen om (een deel van) deze hoofdstukken over te slaan. De sprookjes en de achtergrondverhalen lezen als ‘vanzelf’.

In dit boek heb ik ervoor gekozen om vooral geocentrisch te werk te gaan, dat wil zeggen met de aarde als centrum van onze waarnemingen: we kijken naar de bewegingen van maan en zon vanuit onze plek op aarde. Natuurlijk weten we dat de aarde om de zon draait en dat de zon juist het centrum is van alle planeetbewegingen. Dit heliocentrische wereldbeeld is ons op school geleerd, maar dit beeld helpt niet erg bij het doen van eigen waarnemingen aan de hemel. Vandaar de keuze voor de wat minder bekende geocentrische benadering.

We kijken geocentrisch als we zeggen: de zon komt op en de zon gaat onder. We kijken heliocentrisch als we zeggen: de aarde draait om haar as naar de zon toe en van de zon af. Hier zie je het verschil in een notendop. Maar eerst laat ik de maan zelf aan het woord!

1 DE GLOED VAN DA VINCI

Het is een heldere en frisse avond in april. De zon is net ondergegaan en in het wegstervende licht verschijnt een piepkleine maansikkel met zijn bolle kant naar de zon toegekeerd. De avondstemming krijgt hierdoor iets teers, iets prils. Het is lente en de maan steunt met haar stemming het gevoel van verwachting en de komst van het nieuwe leven. Niet alleen de natuur komt tot leven, ook de maan kondigt een nieuwe ronde van haar bestaan aan. Zij begint opnieuw aan haar periode en heeft zich daarvoor losgemaakt uit de lichtzee van de zon.

Je kijkt nog eens wat beter naar de maan en ineens zie je het asgrauwe licht. Het lijkt alsof je de hele maan kunt zien, maar dan in een zwak schijnsel, waarin zelfs de vlekken op de maan zichtbaar zijn. De verlichte sikkel ziet er een beetje te groot uit voor de bescheiden bol die in zijn armen rust. Het is the old moon in the new moons arms zoals de Engelsen zeggen tegen deze fase van de maan, het begin van de wassende periode.

Ik zie er altijd een schaal in, die een bol draagt. Allebei ogen ze fragiel. Dat wordt nog versterkt door de krachtige en rode gloed van de ondergaande zon in de atmosfeer. Er brandt iets aan de hemel en de maan houdt zich daar in alle zilveren eenzaamheid goed in staande. Sterker nog, alle kleuren horen tot de vergankelijkheid van het moment en zullen straks verdwijnen. De maan blijft, ook al gaat ze binnenkort onder. Morgen is ze er weer, dat is een zekerheid, maar of dat ook voor de kleuren geldt?

De grote afwezige in dit beeld is de zon, maar alles wat we zien komt van hem. Hij belicht de maan (op twee manieren zoals we straks zullen zien) en de atmosfeer, die van zijn licht het kleurenspel maakt. Het is een scène onder regie van een onzichtbare belichter. Toch is ook de maan een regisseur in dit spel, want onder haar ligt de zee waarin ze haar afdruk van eb en vloed achterlaat. Het lijkt mooi verdeeld: de zon doet het licht en de maan doet het water. Wat overblijft is de aarde, de donkere materie op de voorgrond. Uit haar is de maan ooit ontstaan. En de aarde uit de zon.

De zon als ouder, de aarde als kind, de maan als kleinkind, drie generaties in een beeld gevangen. Mensen hebben dit beeld van de maan al tienduizenden jaren gezien, maar de eerste die een verklaring van dit fenomeen gaf, was het Italiaanse genie Leonardo da Vinci (1452-1519). Ter ere hiervan wordt het asgrauwe licht ook de ‘Da Vinci-gloed’ genoemd. In zijn beroemde werk Codex Leicester, geschreven tussen 1506 en 1510, besteedt hij 72 pagina’s aan het beschrijven en verklaren van allerlei geologische en paleontologische verschijnselen, ook van het asgrauwe licht. Leonardo hield van meetkunde en van natuurverschijnselen en was als kunstenaar een meester in het spel van licht en donker. Het is dus geen wonder dat hij zijn aandacht richtte op het asgrauwe licht van de maan, waarin al deze aspecten samenkomen.

In de Codex zegt hij: ‘Sommigen geloofden dat de maan enig licht van zichzelf bezit, maar die opvatting is onjuist, want ze baseerden dit op de glans die zichtbaar is tussen de horens van de nieuwe maan (…) deze helderheid is afgeleid van onze oceaan en de andere continentale zeeën (…) want zij worden op dat moment verlicht door de zon, die op het punt staat onder te gaan.’

Leonardo heeft het hier dus over het asgrauwe licht in de avondschemering. Hetzelfde verschijnsel doet zich ook voor in de ochtendschemering als de zon nog net niet is opgekomen. Maar dan is het de laatste fase van de afnemende maan, voordat zij definitief in de onzichtbaarheid verdwijnt, om enkele dagen later aan de avondhemel weer zichtbaar te worden als de jonge maansikkel waarmee dit verhaal begon. Het asgrauwe licht pendelt als het ware tussen avond- en ochtendhemel, met een tijdsverschil van een kleine maand.

Da Vinci heeft de juiste verklaring gegeven: het is zonlicht dat eerst op de aarde valt, teruggekaatst wordt en daarna op de maan valt en ook daar weer gereflecteerd wordt tot het ten slotte op de aarde valt en door ons gezien wordt. Het is twee keer gereflecteerd zonlicht en daarmee sterk verzwakt. We zien dus aardelicht dat door de maan wordt teruggekaatst.

Leonardo zat er een beetje naast met zijn opvatting dat de oceanen het licht zouden weerkaatsen, want het zijn vooral de wolken die dit doen. Zij reflecteren de helft van al het zonlicht, terwijl de oceanen dat maar voor 10% doen. Astronauten konden dit goed zien toen ze naar de aardbol keken: heldere wolkenpartijen en donkere zeeën. Het land, ijs en sneeuw dragen ook bij en in totaal kaatst de aarde ongeveer een derde deel van het zonlicht terug de ruimte in. Dat is veel meer dan de 7% van de maan, die een grauw oppervlak heeft waarin veel licht verdwijnt.

Leonardo dacht ten onrechte dat er ook zeeën waren op de maan en dat die verantwoordelijk waren voor de reflectie. En geef hem maar eens ongelijk, want als je naar de maan kijkt zie je immers grote, egale vlaktes die doen denken aan meren of zeeën. Dat het gestolde lavavlaktes waren, kon toen niemand weten. Die vlaktes dragen overigens nog steeds de namen van zeeën, zoals de ‘Zee der Stilte’ (Mare Tranquillitatis), waar de Apollo 11 in 1969 landde en waar Neil Armstrong en Buzz Aldrin de eerste voetstappen op de maan zetten. Er was geen water te bekennen. In plaats daarvan een immense zee van stof en stenen, magnificent desolation zoals Aldrin het uitdrukte.

Alle maanwandelaars, het waren er 12 in totaal, liepen en reden in het volle zonlicht tijdens de dag op de maan, die een kleine 15 dagen duurt. Zodoende hebben zij weinig gemerkt van het licht van de aarde dat op de maanbodem schijnt en dat wij zien als het asgrauwe licht. Het is de bedoeling (van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA) dat toekomstige maanmissies ook zullen rondstappen in de maannacht, die eveneens een kleine 15 dagen duurt. Die astronauten zullen wel degelijk een lichtschijnsel op de bodem van de maan zien: de ‘earthshine’ zoals het asgrauwe licht ook heet. Zij kunnen zelfs enigszins verblind worden door het felle schijnsel van de (volle) aarde dat 50 keer sterker is dan het licht van de volle maan dat wij op aarde zien! Dit levert een opvallend verschijnsel op, de lichtpolariteit van aarde en maan.

Als de maan heel jong is en wij zien vanaf de aarde het zwakke asgrauwe licht, dan ziet een waarnemer op de maan juist een heel helder verlichte en ‘volle’ aarde. En als de maan vol is vanuit ons gezien, dan ziet een maanwandelaar juist een onzichtbare aarde, die op dat moment ‘nieuw’ is. Maan en aarde vormen op deze manier een polair paar. Wassende maan vanuit ons betekent afnemende aarde vanaf de maan, afnemende maan betekent wassende aarde. Met als samenvatting dat aarde en maan samen altijd vol zijn, ze vullen elkaars licht aan tot een geheel. Je kunt dit bekijken vanuit de tegenstelling, maar ook vanuit de samenwerking om tot een eenheid te komen. Is het ‘je bent het ook nooit met me eens’ of ‘samen zijn we het altijd eens’?

Als je in de avondschemering steeds op hetzelfde tijdstip naar de maan kijkt, zie je de jonge maansikkel steeds dikker worden. Het is immers wassende maan. Je ziet dan ook dat de maan een stuk naar links is opgeschoven aan de hemel ten opzichte van de zon en van de horizon. Ze trekt zich dag na dag van de zon terug, neemt afstand van het licht dat haar beschijnt en wint daarmee zelf aan licht. Ze kruipt gaandeweg in haar rol als spiegel van het zonlicht en na een paar dagen is het licht van de maan zo sterk geworden dat het asgrauwe licht niet meer zichtbaar is. Het wordt overstraald door het verlichte deel van de maan. Vanaf dat moment is de rest van de maanbol ook niet meer te zien.

Het asgrauwe licht, de gloed van Da Vinci, is een tijdelijk fenomeen, dat hoort bij de prille maan. Ik zie daar iets symbolisch in: de gloed als de naglans van de dood. In het mythologische bewustzijn van de mens werd de nieuwe maan ooit gezien als een proces van verbranding, zoals de feniks uit de as verrijst. De maan moet eerst door de zon worden verbrand, om daarna vernieuwd weer tevoorschijn te komen. Het asgrauwe licht zie ik als de nagloeiende as van deze verbranding.

Deze naglans van de dood, hier alleen symbolisch bedoeld, schijnt in werkelijkheid ook voor te komen als mensen sterven. Sommige nabestaanden zien overledenen vlak na hun dood ineens in de kamer staan. Talloos zijn de verhalen van mensen die hun dierbaren op die manier nog kunnen waarnemen, alsof de gestorvene nog even ‘opglanst’ om daarna definitief te verdwijnen. Indringend is dit beschreven in het Nieuwe Testament, waar de overleden Christus een tijd lang verschijnt aan de discipelen om daarna voorgoed ‘ten hemel te varen’.

Op nog een andere manier zie ik dit maanverschijnsel ook als metafoor voor de natuur in het voorjaar. Het nieuwe leven dient zich daarbij krachtig aan, maar het oude leven, de afgestorven plantenresten, zijn er ook nog even totdat ze worden ‘overstraald’ door de onstuimige lentegroei. In dit verband trof mij de opmerking van een vriend, die zei dat het asgrauwe licht de lente van de maan aankondigt. Ook al is het midden in de winter, voor de maan is het haar lente.

Nu is er nog iets bijzonders met het asgrauwe licht: het wordt in verband gebracht met de Heilige Graal, het mysterieuze voorwerp uit de middeleeuwse legende over de ridder Parcival. Je kunt deze ridder en zijn avonturen, waarvan er vele zijn verteld in verschillende versies, opvatten als de symbolische weergave van de reis die ieder mens tijdens haar of zijn leven meemaakt. Het is de ontwikkeling van de ziel, door alle stormen, hoogtepunten en dieptepunten van het leven heen.

In de legende komt een scène voor, waarin Parcival de Graalburcht betreedt, een kasteel van een oude koning. In de grote zaal daarvan ontmoet hij diverse gestalten die verschillende voorwerpen aan hem tonen, zoals een bloedende speer en kaarsen van zuiver goud. Dan verschijnt er een mooie vrouw met in haar handen een voorwerp dat een helder, stralend licht verspreid. Het is de Heilige Graal, waarvoor een Noorse versie van deze legende ook een naam heeft: ganganda greida, wat zoveel betekent als ‘voedsel voor de spirituele reiziger’. Geen fysiek voedsel, maar voeding voor de ziel die op zoek is naar de essentie van het bestaan. Deze Graal heeft een symbool aan de hemel en dat is de maansikkel met daarin de zwak verlichte bol van de maan in het asgrauwe licht.

De kunstenaar Henk Hage (1950-2022) heeft dit beeld in een aquarel uitgedrukt. De liggende maansikkel in een goudgele kleur draagt de blauwe maanbol, waardoor het contrast tussen licht en donker extra goed uitkomt.

Deze aquarel is een symbolische weergave van zowel de Graal als het hemelverschijnsel. Als we louter met sterrenkundige blik kijken, kan deze situatie zich aan de hemel niet voordoen in Nederland. Want hier zou de zon loodrecht onder de maan moeten staan om haar zo van onderen te kunnen beschijnen. De verbindingslijn tussen zon en maan kan in onze streken niet loodrecht op de horizon staan (in de tropen is dat wel mogelijk), maar staat er altijd schuin op. Hoe scheef dat is, hangt af van de tijd van het jaar en de tijd van de dag.

In het verhaal van Parcival speelt de tijd rond Pasen een belangrijke rol. Dat zou het moment zijn waarop de Graal, als schaal waarin een heilige inhoud wordt bewaard, vanuit de kosmos een hernieuwde inhoud ontvangt, een nieuwe impuls krijgt. Als je nu in maart/april, de tijd waarin Pasen valt, in het westen naar de avondhemel kijkt, dan zal de verbindingslijn tussen de zon en de jonge maansikkel met het asgrauwe licht het meest rechtop staan. Dat versterkt de indruk dat het hier om een schaal gaat, waarin een kostbaar voorwerp wordt bewaard. Zo konden de middeleeuwers naar de maan van de hemel rond Pasen kijken en er symbolisch de Heilige Graal in zien.

Met dit in mijn achterhoofd ben ik nog eens naar de maan gaan kijken. Nu vanuit het gezichtspunt dat het asgrauwe licht een symbolische betekenis heeft en als een kosmisch tekenschrift kan worden gezien. In eerste instantie zag ik het niet, omdat daarvoor de maan voor het blote oog te klein is, maar toen ik inzoomde met een klein kijkertje viel me iets op: de terminator – de grens tussen licht en donker – is geen scherpe lijn (zie afbeelding 8).

De terminator is brokkelig met vlekkerige afwisselingen tussen licht en donker. Dat zijn de bergen en onregelmatigheden op de maan, die zowel het licht weerkaatsen als schaduwen geven en die combinatie leidt tot het grillige patroon. Omdat de terminator heel langzaam over het oppervlak van de maan schuift, waardoor de verlichte sikkel dag na dag groeit, is dit patroon van de terminator ieder moment anders.

Ik zette even mijn natuurkundige bril af en keek met poëtische blik naar dit verschijnsel, waardoor het leek alsof er een tekst wordt geschreven door de terminator, met letters in een kosmisch geheimschrift. Een tekst die wij niet kunnen begrijpen, maar die te maken heeft met de grens tussen licht en donker. Op die grens speelt zich, ook in ons leven, veel af. Misschien staat er wel ‘dit is het geheim van het leven’ en de middeleeuwer zou dit samenvatten in één woord: ‘Parcival’, wat letterlijk betekent ‘door het dal’, een wel zeer beknopte samenvatting van een levensloop.

INHOUDSOPGAVE

Inleiding
De maan spreekt

  1. De gloed van Da Vinci
  2. Het maanei
  3. De maangodin
  4. De kleine zon
  5. De maansymfonie
  6. De golfslag van het leven (maanbiologie I)
  7. De maan in beeld
  8. Stille Pier
  9. Vissenliefde (Maanbiologie II)
  10. Soiegel van de tijd
  11. Zuster Odilia
  12. Muggen ion springvloed (maanbiologie III)
  13. Seizoenenmaan
  14. De maanparel
  15. Maretakmaan
  16. In de knoop
  17. De maangrot
  18. Het oog van Horus

Nawoord
Dankwoord

Bijlagen

  1. Maanroepen
  2. Eclips
  3. Dierenriembeelden
  4. Tocht door de dierenriem
  5. Springvloed
  6. Tijdrekening
  7. Seizoenen
  8. Draconische maan
  9. Anomalistische maan

Begrippenlijst
Literatuur

BESTEL NACHTWACHT – VERHALEN OVER DE MAAN

LEES OVER DE BOVENSTAANDE BOEKEN VAN WILLEM BEEKMAN