Biografie over Mahatma Gandhi door Elisabeth Bax – voorwoord door Paul van der Velde

BESTEL HET BOEK GANDHI, ACTIVIST EN SPIRITUEEL LEIDER

‘Ik heb de wereld niets nieuws te vertellen. Waarheid en geweldloosheid zijn zo oud als de nacht.’ Deze uitspraak van Mahatma Gandhi is een voorbeeld van de bescheidenheid van de man, die uitgroeide tot de grote leider van het Indiase volk. Hij zette zich onvermoeibaar in voor harmonie tussen hindoes en moslims, voor acceptatie van kastelozen als gelijkwaardige burgers en voor de positie van vrouwen. Met kleinschalige dorpseconomieën en een sobere, vegetarische levensstijl bestreed hij honger en armoede. Tegelijkertijd zocht hij steeds opnieuw naar de essentie van het leven.

‘Moraliteit’ was bij Gandhi gedurende zijn hele leven de basis van zijn handelen. In dit boek ligt de nadruk op Gandhi’s ontwikkeling van verlegen jongen tot politiek activist en spiritueel leider. We volgen hem langs alle belangrijke gebeurtenissen in zijn kleurrijke leven: van zijn jeugd in India en zijn studententijd in Londen via zijn werk als advocaat in Zuid-Afrika tot de man die miljoenen mensen wist te inspireren tot geweldloos verzet in de strijd tegen de Britse overheersing.

BESTEL HET BOEK GANDHI, ACTIVIST EN SPIRITUEEL LEIDER

VOORWOORD

Toen ik twaalf jaar oud was zag ik in het geschiedenisboek van de middelbare school een afbeelding die mij nooit meer zou loslaten. Het was het beeld van Shiva Nataraja, Shiva als ‘heer van de dansers’. Het is het beeld dat zich bevindt in de collectie van het Rijksmuseum van Amsterdam, eeuwig dansend op één been, staande op een gevaarlijke demon, omringd door zijn wild uitwaaierende haren en gevaarlijk sissende slangen. Ik kon toen nog niet benoemen waarom juist dat beeld me zo raakte, maar inmiddels vele jaren later begin ik te begrijpen dat het de ongekende dynamiek was die in dat beeld in brons is gevangen. Hoe kunnen zoveel rust en toch zoveel beweging in één gestalte samenkomen? Dat is wat ik toen zag en pas vele jaren later wist te verwoorden. 

En het is dezelfde dynamiek, diezelfde paradox van rust en verregaande vervoering, die ik meen te herkennen in de kleine bescheiden figuur van Mohandas Karamchand Gandhi, de charismatische persoon die in het voorliggende boek centraal staat. Bekijk ik het beeld van de dansende Shiva dan meen ik een omslagpunt te zien. Er is juist dat momentane waarin snelle beweging en rust elkaar ontmoeten in een deze paradox fors overstijgend omslagpunt. 

Zo’n paradox belichaamt de bescheiden gestalte van Mahatma Gandhi. Vandaar ook dat ik mijn voorwoord begon met de woorden van Frans Baars, de vader van een collega van me, Paul Baars. Hij haalde deze woorden van zijn vader aan toen ik met hem sprak over Gandhi en over dit prachtige boek nu over zijn persoon en gedachtegoed. En het is waar. Gandhi heeft veel teweeggebracht in India, in Azië, in de wereld. Inderdaad kuchte hij dan bleef dat niet zonder gevolgen. Net als de geringste beweging in de eeuwige dans van Shiva…

Er zijn in de geschiedenis van India meer van dit soort grote figuren aanwijsbaar. Gandhi past in een reeks. Als zij iets deden dan bleef dat bepaald niet zonder gevolg. Dat gebeurde bij grote dingen, maar ook bij kleine bescheiden ondernemingen. De Boeddha, die het paleis van zijn vader verliet, een weg van ascese ging en uiteindelijk in een klein gebaar de aarde aanraakte in Bodh Gaya. Daar is het complete boeddhisme uit voortgekomen.

Maar ik wil zeker ook stilstaan bij een andere grote man die India diepgaand heeft veranderd. Ik denk hierbij aan keizer Ashoka van de Maurya dynastie, regerend van 268-232 v. Chr. In zijn jeugd zou Ashoka onvoorstelbaar wreed zijn geweest. Zijn vader Bindusara verbande hem van het hof, wilde zo min mogelijk met deze zoon te maken hebben. Ashoka werd aangesteld als gouverneur van Vidisha, ver weg van de hoofdstad Pataliputra.

Maar Ashoka maakte daar opmerkelijke dingen mee. Hij had een martelkamer gebouwd om willekeurige voorbijgangers te martelen. Op een dag ving hij een boeddhistische monnik en hij begon hem te bedreigen. Aanvankelijk was de monnik inderdaad bang van Ashoka, maar na een tijdje de bedreigingen te hebben aangehoord aanvaardde hij zijn lot. Dit verbaasde Ashoka. Hoe was het mogelijk dat deze man niet bang van hem was? Hij vroeg de monnik wie zijn leraar was. De monnik, Samudra geheten, noemde toen de naam van de Boeddha. Bovendien werd Ashoka verliefd op een prinses en ook zij noemde die naam: Boeddha. Later zou Ashoka zijn vader opvolgen, maar niet na een enorme slachting onder zijn broers en andere familieleden.

Weer later volbracht hij een enorme bloederige veldslag in het gebied van Kalinga, het huidige Odisha. En daar was dat omslagpunt. In zijn inscripties spreekt Ashoka de wens uit dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. Zoveel vertoon van leed, zoveel doden en gewonden onder mensen en dieren, dat mocht echt nooit meer. Uiteindelijk zou hij zelfs vegetariër zijn geworden. Plots was er dus die omslag, die omslag die zich vaker voordoet in Indiase biografieën van grote voorgangers van grote mensen in de Indiase beschaving.

Ik kan namelijk nog veel meer van die vermaarde personen uit de Indiase cultuur vermelden bij wie zo’n omslag speelt. Die omslag is onderdeel van de voortgaande ontwikkeling van zo’n belangwekkend figuur in India. Ik denk aan Nanda, de halfbroer van de Boeddha. Nanda werd door de Boeddha zelf naar een omslagpunt geleid waardoor hij zijn wereldse leven opgaf en asceet werd.

De Zuid-Indiase mysticus Mannikavacakar (10e eeuw n. Chr.?) was minister van een koning, maar naar het verhaal wil ontmoette hij Shiva en vanaf dat moment was hij niet meer te houden in zijn overgave aan die god. Raskhan in de 16e/17e eeuw n. Chr. bekeerde zich van de islam naar het hindoeïsme toen hij een beeld van de god Krishna zag.

En veel recenter, de grote filosoof mysticus Vivekananda (1863-1902) zwom in 1892 naar een rotspunt net ten zuiden van de Zuidpunt van India, bracht daar enkele dagen door in diepe contemplatie en kwam vervolgens met zijn baanbrekende inzichten. In 1893 zou hij het Wereldparlement van Religies toespreken in Chicago, een doorbraak in de kruisbestuiving tussen Oost en West waar het gaat om religie, spiritualiteit en mystiek.

Ook in het leven van Mahatma Gandhi zijn omslagmomenten aanwijsbaar, keuzemomenten waarop hij zijn unieke inspiratie vond om tot zijn acties over te gaan. In dit boek komen die momenten veelkleurig naar voren en het zijn er veel die de auteur indringend beschrijft en analyseert. Opmerkelijk is dat daarin telkens weer Gandhi’s rotsvaste vertrouwen naar boven kwam dat uiteindelijk de waarheid, en alleen de waarheid zou overwinnen. Daarin zie ik een connectie tussen hem en keizer Ashoka van zoveel eeuwen eerder.

Toch kende ook Gandhi tegenstanders. Uiteindelijk zou hij zelfs vermoord worden. Zijn opponenten vonden dat hij te veel concessies deed aan de moslims, aan de laagkastebevolking van India. Er gaan in India tegenwoordig zelfs stemmen op om een speciale heilige dag in te stellen voor Nathuram Godse, de hindoefundamentalist die op 30 januari 1948 de trekker overhaalde en Gandhi vermoordde. Gandhi is binnen bepaalde extremistische hindoe bewegingen tegenwoordig niet meer de grote held die hij voor zovelen was en nog steeds wel is.

In het museum van Madurai in Zuid-India wordt tot op de dag van vandaag de eenvoudige katoenen omslagdoek bewaard die Gandhi droeg op die fatale dag in 1948. Het is een dunne witte doek, nu geel verschoten door de jaren. Er zijn een paar bloedvlekken op te zien, inmiddels bruin geërodeerd.

Ik ben vaak in dat museum geweest. Ik heb vaak voor de vitrine gestaan waarin die witte doek wordt bewaard. Zo’n klein bescheiden reliek van de kleine magere man die met de meest eenvoudige middelen, de kleinste handelingen een complete revolutie in dat enorme land India teweeg wist te brengen. Natuurlijk dat deed hij niet alleen, hij had zijn inspiratiebronnen, er waren de mensen om hem heen, maar het voltrok zich op zijn manier. De waarheid reist immers te voet, maar bereikt net zo goed haar doel, al kan het wat langer duren dan de scherpe geslepen wapens.

En als ik dan voor die vitrine sta dan kan ik me niet aan indruk onttrekken dat ik weer getuige ben van die typerende dynamiek die India zo eigen is. Weer is er rust en tegelijk die vervoering die ik ook zo herkenbaar vind in die figuur van de extatisch dansende Shiva. Want de waarheid danst. Als je dat tenminste wilt zien. En de waarheid danst hoe dan ook verder, niet alleen in geschiedenis maar ook in levende legenden. Dat zal duidelijk worden al lezend in dit prachtige werk van Elisabeth Bax.

19 juli 2022
Paul van der Velde

INTRODUCTIE

Bovenstaand citaat toont het belang van Gandhi voor de wereld. Een groot man die door het geweld van geweerkogels om het leven werd gebracht. Een eenvoudig man in zijn manier van leven, maar groot in woord en daad. Ik kende de naam Gandhi toen ik in 1989 voor de eerste keer naar India ging, maar wist weinig van zijn gedachtegoed en hoe belangrijk hij voor India is geweest. Tijdens die rondreis door het land viel het op hoe de idealen van Gandhi jaren na zijn dood nog steeds springlevend waren. In levendige gesprekken met Indiërs hoorde ik ook veel over Gandhi, maar altijd kwam er weer iets anders, iets nieuws over hem. Meestal positief, maar er was ook kritiek. Sindsdien ben ik me in hem gaan verdiepen. Wie was Gandhi?

Mohandas Karamchand Gandhi is geboren in 1869 in West-India en is in 1948 overleden in Delhi, vermoord door een hindoe geloofsgenoot. Gandhi was jurist, politicus en vooral een activist. Hij is de geschiedenis ingegaan als de grote charismatische leider, die miljoenen Indiërs wist te inspireren zich op geweldloze wijze in te zetten voor India’s onafhankelijkheid van het Verenigd Koninkrijk.

Gandhi’s activiteiten gingen echter veel verder dan het leiden van de Indiase vrijheidsbeweging alleen. Politieke onafhankelijkheid betekende voor Gandhi niets als er niet gelijktijdig sprake was van religieuze saamhorigheid, kaste- en gendergelijkheid en de ontwikkeling van zelfrespect in elke Indiër. Hij hield zich onafgebroken bezig met de vele problemen waar India mee te kampen had. Hij zocht daarbij altijd weer naar eenheid en harmonie tussen de mensen.

Gandhi’s activistische leiderschap kenmerkte zich door het spirituele karakter ervan. Hij werd beschouwd als een ‘goeroe’, een leraar. Al gedurende zijn leven ging men hem aanspreken met de titel van Mahatma, ‘Grote Ziel’ (vanaf 1915). Gandhi werd met deze titel ‘drager’ van nieuwe menselijke gedragsnormen. Moraliteit lag aan de basis van al zijn handelen. Zijn politiek en sociaal activisme kan daar niet los van worden gezien. Voor Gandhi waren activisme, moraliteit en religie onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hij moet dus niet alleen als een politiek- of sociaal leider worden gezien, maar evenzeer als een spiritueel leider.

Dit betekent dat men om de persoon Gandhi te leren kennen en begrijpen, zijn spirituele filosofie – voortkomend uit het hindoeïsme – moet bestuderen naast zijn activisme. Het één kan naar mijn mening niet los worden gezien van het ander. Nauw verwant aan het hindoeïsme is het jainisme dat Gandhi eveneens in sterke mate gevormd heeft. Een belangrijk kenmerk daarvan is ‘strikte geweldloosheid’, maar het is ook een filosofie die veel waarde hecht aan het beschouwen van de ‘werkelijkheid’ als een entiteit die wisselt afhankelijk van de beschouwer. Wat betreft Gandhi betekent dit laatste dat hij een ‘denker’ werd met een groot begrip voor iedereen. 

Het doel van dit boek is om aan de hand van een chronologische beschrijving van een aantal belangrijke gebeurtenissen en episodes gedurende Gandhi’s leven, zijn ontwikkeling van een gewoon kind naar de latere Mahatma in beeld te brengen. Geleidelijk aan wordt duidelijk hoe hij verandert, hoe zijn activisme samengaat met een toenemende spiritualiteit en vice-versa. Tegelijkertijd wordt het steeds meer zichtbaar hoe hij opereerde om alle lagen van de bevolking aan zich te binden.

Gandhi is een van de weinige figuren uit de moderne geschiedenis geweest bij wie de ‘praktijk’ heeft geleid tot theorievorming en niet andersom. Meestal wordt eerst een filosofie bedacht, die men vervolgens wil invoeren, zoals bijvoorbeeld Lenin het socialisme invoerde, dat door Marx als theorie was ontwikkeld. Bij Gandhi vonden eerst de gebeurtenissen plaats, waarna nieuwe ideeën volgden. Gandhi was in die zin geen intellectueel. Afhankelijk van de gebeurtenissen, met name in het publieke domein, was hij altijd weer op zoek naar de toepassing van nieuwe morele principes, die hij via experimenten in de persoonlijke levenssfeer eerst testte. Daarom is er ook geen sprake van ‘Gandhisme’ als ideologie, maar meer van een verzameling van gedachten en principes.

Gandhi is gevormd door het leven zelf. Dit gegeven is ook het uitgangspunt voor de keuzes van de beschreven voorvallen in dit boek, waarbij de vraag in hoeverre een gebeurtenis een verandering bij Gandhi heeft teweeggebracht, leidend was. Een verandering die beslissend was voor zijn handelen op persoonlijk niveau en vervolgens ook voor zijn sociaal-politieke gedragingen, of juist omgekeerd. Daarbij zij aangetekend dat deze opzet van ‘keuzes’ als gevolg heeft dat de veelzijdigheid van Gandhi een zeker tekort wordt gedaan. Gandhi’s levensgeschiedenis omvat talloze bijzondere gebeurtenissen. Vaak vonden meerdere voorvallen gelijktijdig plaats, terwijl dit niet altijd zichtbaar gemaakt is. Ook over Gandhi als persoon is meer te schrijven dan in dit boek mogelijk is. Hij was een complexe persoonlijkheid.

Een tweede opmerking: waar veel biografieën zich richten op ofwel Gandhi’s politiek-activistische ofwel zijn spirituele kant, is dit boek gericht op de samenhang tussen de twee. Daarbij worden ook grote of kleine details uit zijn persoonlijke leven beschreven. Ook daarin onderscheidt het zich van een aantal andere boeken over Gandhi.

Dit boek bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat over Gandhi’s jeugd in India. Er waren in die periode geen voortekenen die lieten zien dat we te maken hebben met iemand die als ‘Mahatma’ de geschiedenis in zou gaan. Hij was bang in het donker en ook op school ging het hem allemaal niet gemakkelijk af. Bovendien had hij te kampen met een grote verlegenheid, die hem overigens levenslang parten heeft gespeeld.

In hoofdstuk II vertrekt Gandhi naar Londen om rechten te studeren. Daar ging een nieuwe wereld voor hem open. Iconisch is de beschrijving in zijn dagboek van zijn eerste nacht in een hotel in Londen en zijn kennismaking met het verschijnsel ‘lift’, waarvan hij dacht dat het een wachtkamer was. Zijn studie rechten ging hem gemakkelijk af en gaf hem tijd om meer van het leven te ontdekken. Hij maakte vele nieuwe Engelse vrienden met name in het vegetarische milieu, waarin hij zeer actief werd. Ook zijn eerste serieuze, religieuze verkenningen begonnen in Londen met studies van de Bhagavad Gita en de Bijbel. De jaren in Engeland waren heerlijk en stimulerend.

In hoofdstuk III verplaatst het decor zich naar Zuid-Afrika. Gandhi werd direct na aankomst in Zuid-Afrika geconfronteerd met ernstige vormen van discriminatie op grond van huidskleur. De meeste Gandhi-biografen zijn het erover eens dat de eerste week in Zuid-Afrika een cesuur betekende in de ontwikkeling van Gandhi. Vanaf dat moment stelde hij zich vastberaden op om onrecht aan te pakken. Hij ging zich actief inzetten voor de Indiase gemeenschap in Zuid-Afrika. Hij deed echter niets voor de zwarte inheemse bevolking, iets dat hem later is verweten. In de huidige tijd wordt hem daarom soms racisme verweten. Zelf denk ik dat dit te ongenuanceerd is, maar ik kom daar in dit boek nog op terug.

Het was ook in Zuid-Afrika dat hij voor het eerst acties van burgerlijke ongehoorzaamheid leidde. Dit waren de geweldloze methodes van protest, met de naam ‘Satyagraha’. Deze toepassing van geweldloosheid in het sociaal-politieke domein was de uitkomst van zijn religieuze verdiepingen in die tijd. Hij voerde vele discussies met moslims, christelijke en joodse vrienden over de verschillende wereldgodsdiensten. Ook stichtte hij een tweetal communes, alwaar hij experimenteerde met een nieuwe levensstijl, gericht op soberheid en het afzien van bezit.

In 1909 schreef hij zijn politieke- en sociale testament. Hierin zette hij zich fel af tegen het westerse materialisme en wat de westerse beschaving wordt genoemd. Hij hekelde de hang naar luxe en het economische winstbejag. Hij vond dat in de economie het geluk en welzijn van de mens uitgangspunt moest zijn en niet de drift tot expansie van bedrijven en het behalen van doelen zoals dat in het westen beoogd werd. Hij opteerde voor kleinschaligheid ten behoeve van menselijk welzijn. Maar hij was niet alleen maar negatief.

Volgens Gandhi was het defect van wat men de moderne westerse beschaving noemt een te grote gerichtheid op een lichamelijk welzijn, hetgeen ten koste gaat van het welzijn van de geest. Hij vond echter tegelijkertijd dat in India het accent te veel op spiritualiteit lag. Om het geheel in balans te brengen beoogde hij daarom een koppeling van oosterse spirituele normen aan westerse seculiere waarden. Dit betekende dat hij westerse verworvenheden als burgerlijke vrijheid, rechten (inclusief gelijke rechten voor vrouwen) en religieuze tolerantie verwelkomde.

Hij vond ook de komst van de nieuwe industriële technieken (machines) goed, mits die een verbetering zouden betekenen voor de economie én met de toevoeging van een morele lading. Dus, geen machines gericht op groei en winst, geen rechten zonder morele plichten en geen economische vooruitgang of industrialisatie, zonder een gelijktijdige gerichtheid op een vergroting van het mentaal welzijn van een individu of de samenleving als geheel. In zijn ogen zou een dergelijke koppeling tussen West en Oost een nieuwe, evenwichtige beschaving brengen.

In hoofdstuk IV van het boek wordt de periode 1915 – 1948 beschreven. In India wachtten hem na zijn vertrek uit Zuid-Afrika onder meer drie grote concrete taken: het leiden van de Indiase vrijheidsbeweging richting onafhankelijkheid, het smeden van eenheid tussen moslims en hindoes, en de kwestie van onaanraakbaarheid. Aangezien onaanraakbaarheid gekoppeld is aan het kastensysteem, wordt in dit hoofdstuk ook beschreven wat dit systeem feitelijk betekent voor onaanraakbaren. In een bijlage is meer specifiek te lezen wat de rol is van de vrouw in de ideologie van ‘onreinheid’ binnen het kastensysteem.

De jaren vanaf 1920 tot 1930 was Gandhi op het toppunt van zijn macht. Het zijn jaren waarin hij tot volle wasdom kwam. Hij werd gezien als de ‘Vader des Vaderlands’. Na 1930 was zijn politieke macht aan het afnemen, maar zijn moreel gezag bleef onaangetast tot aan zijn dood. In deze hele Indiase periode was er gelijktijdig sprake van een steeds verdere spirituele verdieping. Gandhi richtte spoedig een ashram7 op en oefende daar onder meer in zelfdiscipline en moreel leiderschap. In de ashram breidde hij Satyagraha als ‘methode van protest’ uit tot een ‘filosofie van Satyagraha’.

In dit hoofdstuk wordt ook duidelijk gemaakt hoe hij door studie van religieuze geschriften en een daaruit voortkomende sobere levensstijl steeds een stap verder probeerde te komen op de weg die uiteindelijk zou leiden naar de ‘waarheid’, voor Gandhi de goddelijke kracht in de mens zelf. Voor een hindoe impliceert dit tevens een verlossing van de ‘cyclus van dood en wedergeboorte’.

Gandhi zelf schreef dat al zijn activiteiten – ook die in het politieke domein – daarop gericht waren. De strenge leefregels die hij zichzelf en zijn naasten oplegde, maakten dat hij voor sommigen ook heel moeilijk was. Dit gold met name voor zijn vrouw en kinderen, maar ook sommige politici hadden moeite begrip op te brengen voor de in hun ogen starre en uiterst principiële Gandhi. Desalniettemin bleef Gandhi levenslang standvastig in zijn boodschap van eenvoud en onthouding.

Verantwoording

Als primaire literatuur is in de eerste plaats gebruik gemaakt van Gandhi’s eigen boeken: 

An Autobiography or The Story of My Experiments with Truth en Satyagraha in South Africa. Een andere belangrijke bron was de ‘Collected Works of Mahatma Gandhi,(CWMG)’Volume 1 t/m 98 (1888-1948). Deze zijn online uitgebracht onder andere door de Gandhi Sevagram Ashram in India. Dit is ook de uitgave, gebruikt voor dit boek. De CWMG bevatten vrijwel alle geschreven stukken van Gandhi, te weten speeches, brieven en artikelen in de door Gandhi uitgegeven of geredigeerde tijdschriften Indian Opinion, Young India, Navajivan en Harijan.

De secundaire literatuur betreft in hoofdzaak werken van de belangrijkste Gandhi-biograaf van dit moment, de Indiase historicus en econoom Ramachandra Guha. Aan de hand van zeer uitgebreid bronnenonderzoek heeft Guha twee uitstekende publicaties uitgebracht over het leven van Gandhi. Ook de biografie van de historicus en politiek wetenschapper Yogesh Chadha was een belangrijke bron.

Naast publicaties van westerse auteurs heb ik gebruik gemaakt van een groot aantal boeken, geschreven door Indiase wetenschappers, en gepubliceerd in India. Ook deze boeken hebben veel inzicht gegeven in Gandhi’s wijze van denken en handelen. Voor titels verwijs ik naar de bibliografie achterin.

Gandhi schreef heel dikwijls in het Engels en soms in het Gujarati. De citaten in dit boek zijn zo dicht mogelijk conform de oorspronkelijke tekst weergegeven. Desondanks heb ik mij vaak enige ‘vrijheid’ gepermitteerd, wanneer het Engels niet helemaal correspondeert met het taalgebruik van nu. In een enkel geval heb ik de oorspronkelijke Engelse tekst in een noot opgenomen, zodat de exacte woorden van Gandhi te lezen zijn.

Om Gandhi beter te kunnen begrijpen is enige kennis van het hindoeïsme belangrijk. Het is om die reden dat in een bijlage met de titel ‘Religie en Gandhi’ een algemene uiteenzetting is gegeven over het hindoeïsme en jainisme, en de invloed daarvan op Gandhi. In een tweede bijlage is ter informatie een overzicht van de oude Indiase, filosofische geschriften gegeven. Gandhi refereerde hier dikwijls aan in zijn teksten.

Voor die lezers, die behoefte hebben aan de historische context van het India uit Gandhi’s tijd, verwijs ik naar de bijlage ‘India, Jewel in the Crown’. Bijlage IV beschrijft ‘Het ideologisch fundament van het kastensysteem’. Als laatste wil ik nog melding maken van de ‘Verklarende Woordenlijst’ achter in dit boek.

HOOFDSTUK 1: PERIODE 1869 – 1888, JEUGD IN INDIA 

Mohandas Gandhi – roepnaam ‘Mo’- werd op 2 oktober 1869 geboren in de kleine havenstad Porbandar, in de West-Indiase deelstaat Gujarat. Zijn familie behoorde tot de derde kaste, de vaishya’s, een handelskaste, met als onderkaste die van de bania’s.1 Traditioneel waren de vaishya’s handelaars en kredietverstrekkers, maar de bania’s waren overwegend zakenlieden.

De naam Gandhi betekende oorspronkelijk ‘kruidenier’. Gandhi’s vader was geen zakenman of winkelier, maar eerste minister van Kathiawar, een van de vele kleine prinselijke staten in Gujarat. Gandhi noemde zijn vader integer, genereus, maar ongeduldig. Hij gold als onomkoopbaar en onpartijdig. Volgens Gandhi had hij weinig ambitie om rijkdom te vergaren en liet hij dus ook weinig na aan zijn gezin.

Het is goed mogelijk dat zijn vader de basis heeft gelegd voor Gandhi’s integriteit. Ook het feit dat hij niet is opgegroeid met de ambitie rijkdom te vergaren, zal Gandhi’s leven in armoede later enigszins hebben vergemakkelijkt. Zijn moeder roemde hij vanwege haar ‘heiligheid’. Ze was principieel en zeer religieus. De familie Gandhi was aanhanger van de god Vishnu en behoorde daarmee tot de vaishnava’s (zie voor meer informatie over het vaishnavisme Bijlage I), maar in de deelstaat Gujarat was ook het jainisme wijdverspreid.

De kern van dit geloof is het respect voor al wat leeft, wat betekent dat elke vorm van geweld verboden is. In de praktijk van het dagelijks leven betekende dit ook dat men streng vegetarisch was. Bij veel vaishnava’s is sprake van een vermenging van het geloof in de hindoeïstische god Vishnu en het meer filosofische jainisme (zie opnieuw Bijlage I voor een uitleg over het jainisme). Dit was ook het geval bij de familie Gandhi.

Gandhi had een heel gewone jeugd met spel en school. Er zijn een paar verhalen over hem bekend, waarvan men niet precies weet wat waar is en wat niet, omdat de details soms verschillen. Eén verhaal vertelt dat Gandhi in een fruitboom was geklommen en elke vrucht met een lap omwikkelde. Toen zijn vader vroeg wat hij aan het doen was, antwoordde hij dat hij de vruchten aan het beschermen was tegen de vogels.

Een ander verhaal meldt dat Gandhi met zijn zusje naar het ‘Maan Festival’ ging. Daar aangekomen ging hij ervandoor om de hele dag te gaan dansen met een groep meisjes. Toen hij ‘s avonds thuiskwam had hij keelpijn en last van zijn maag. De dokter ontdekte dat hij de bloemen had opgegeten die hingen om de hals van de meisjes. Nog een ander verhaal dat de ronde doet, is dat Gandhi een beeld van het huisaltaar afhaalde en daar toen zelf voor in de plaats ging zitten.

Hij vertoonde in zijn jeugd geen bijzondere eigenschappen die wijzen op de Gandhi die hij later zou worden. Als zevenjarige ging hij naar de zogeheten ‘Zand School’, omdat de leerlingen letters leerden schrijven met een stokje in het zand op de grond. Hij was zeer verlegen en had aanvankelijk veel moeite op school. Aan het eind van zijn eerste jaar op de middelbare school eindigde hij bijna achteraan. Hij was nummer tweeëndertig op een totaal van vierendertig leerlingen.

 Later ging het wel beter op school, maar een opvallende leerling was hij niet. Een belangrijke gebeurtenis in zijn jeugdjaren was zijn gearrangeerde huwelijk met Kasturbai, op 13-jarige leeftijd. Hij was op zijn achtste al met haar ‘verloofd’ en had op die leeftijd al twee andere verloofdes gehad die beiden waren gestorven. Hoewel hij dol was op Kasturbai, zei hij zelf later dat hij geen enkele morele rechtvaardiging zag in een huwelijk op zo’n jonge leeftijd.

Gandhi beschreef voorts een ander voorval dat veel voor hem betekend heeft. Hij had namelijk in het geheim vlees gegeten. In die tijd leefde in Gujarat het beeld dat de Indiërs niet tegen de Engelse overheersing op konden, omdat ze te zwak waren. En dit zou komen omdat er geen vlees gegeten werd. Daarom pleitten sommige Indiërs ervoor om dat wel te doen. Gandhi en zijn oudere broer werden door een vriend hiertoe overgehaald, maar aangezien het eten van vlees ondenkbaar was binnen de familie, moest dit in het geheim gebeuren.

Dit experiment, dat ongeveer een jaar duurde (1884-1885), heeft om twee redenen impact gehad op Gandhi. Hij deed in de eerste plaats iets dat volkomen indruiste tegen de geloofsregels van de familie Gandhi. Hij wist dat zijn ouders geschokt zouden zijn als ze hoorden wat hij deed. En daar kwam dan ook nog ‘het stiekeme’ bij. Gandhi heeft moeten liegen tegen zijn ouders, terwijl hij zichzelf al jong de belofte had gedaan om nooit te liegen en altijd de waarheid te spreken. Hij doorbrak dus zijn eigen belofte. Hoewel zijn ouders waarschijnlijk nooit geweten hebben dat hij in het geheim vlees gegeten heeft, had hij een enorm schuldgevoel over deze leugen. Later zou hij schrijven dat dit voorval uit een strikt ethische overweging zelfs moet worden beschouwd als ‘moreel verval’.

Korte tijd na dit vleesexperiment heeft het onderwerp ‘vlees’ Gandhi opnieuw beziggehouden. Hij had christelijke missionarissen gezien bij zijn school die leerlingen wezen op allerlei misstanden bij de hindoes, terwijl zij zelf vlees aten. Hij was hier zeer verontwaardigd over, omdat dit niet in zijn wereldbeeld paste. Hij hoorde ook over hindoes, die bekeerd waren tot het christendom en vervolgens gedwongen werden om vlees te eten. Hij vond dat een religie waarin dit gebeurde, haar naam niet waard was. Daarom wees hij het christendom toentertijd af.

Het was ook in die tijd dat hij de Manusmriti – de wetten van Manu – bestudeerde en dingen las die tegengesteld waren aan wat hij in het dagelijks leven leerde. De Manusmriti leken namelijk het principe van geweldloosheid niet voor te schrijven en volgens Gandhi leken deze wetten het eten van vlees zelfs te steunen. Ook dat vond hij niet toelaatbaar. Hij had daarmee ook twijfels over het hindoegeloof. Dit alles maakte dat hij als tiener zelfs neigde tot het atheïsme, schreef hij zelf. Gezien het feit dat hij het eten van vlees abject vond, is het verwonderlijk dat hij tegelijkertijd het doden van dieren in die tijd niet afwees.

‘Ik vond het moreel volkomen aanvaardbaar om slangen en insecten en dergelijke te doden, maar één ding raakte diep in mij verankerd: de overtuiging dat moraliteit de basis is van alles, en dat waarheid de kern is van alle moraliteit’.

Hij was zich als tiener dus al bewust van het begrip ‘moraliteit’.

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord door Paul van der Velde

Introductie

Hoofdstuk I Periode 1869-1888: Jeugd in India

Hoofdstuk II Periode 1888-1891: Studietijd in Londen

Hoofdstuk III Periode 1893-1914: Ontwikkeling in Zuid-Afrika
1893 Het eerste jaar in Zuid-Afrika
1899 Uitbraak van de tweede Boerenoorlog
1904 Phoenix Settlement
1906 De Zulu-opstand in Natal
1906 De Black Act in Transvaal; de geboorte van Satyagraha
1907/08 Acties van geweldloos verzet: eerste Satyagraha
1910 Tolstoy Farm
1913 ‘De Grote Mars’

Hoofdstuk IV Periode 1915-1948: Macht in India
1915 Het leven van een Satyagrahi in Satyagraha Ashram
1917 De eerste Satyagraha’s in India: Champaran, Ahmedabad en Kheda

1917 De jaren van Sabarmati Ashram (opgeheven in 1933)
1919 De Rowlatt Bill

  • 1919  De Rowlatt Bills en het bloedbad in Amritsar in Punjab 109
  • 1920  ‘Mahatma Gandhi Ki Jai’, ‘Leve Mahatma Gandhi’

1925 Sabarmati Ashram (vervolg)
1930 De zoutmarsen
1932
1940
1942
1947
1948

Nawoord

Bijlage I
Religie en Gandhi
Onaanraakbaarheid en de controverse Gandhi/Ambedkar
Naar een gedeeld India: ‘De Deling’
Quit India Satyagraha
‘De Deling/The Partition’
Het einde

Bijlage II Overzicht van de belangrijkste oude hindoegeschriften

Bijlage III British-India,‘Jewel in the Crown’

Bijlage IV Het ideologisch fundament van het kastensysteem

Bijlage V Verklarende woordenlijst

Bibliografie

Woorden van dank

BESTEL HET BOEK GANDHI, ACTIVIST EN SPIRITUEEL LEIDER